Hoe weten welk ereloon een arts vraagt? (art. 33, Code medische deontologie 2018)
1- Is de arts geconventioneerd of deels geconventioneerd ?
De geconventioneerde arts verbindt er zich toe de tarieven vastgelegd door de akkoorden artsen-ziekenfondsen toe te passen. De niet-geconventioneerde arts bepaalt vrij zijn erelonen; hij kan ereloonsupplementen vragen. De deels geconventioneerde arts houdt zich op bepaalde dagen en tijdens bepaalde tijdblokken aan de tarieven vastgelegd door de akkoorden artsen-ziekenfondsen. Er is geen verband tussen de keuze van de arts om ereloonsupplementen te vragen (niet geconventioneerd te zijn) en de zorgkwaliteit. De arts dient de patiënten in te lichten over zijn statuut (geconventioneerd, deels geconventioneerd, niet geconventioneerd). Deze informatie is eveneens toegankelijk hier. Indien de arts deels geconventioneerd is, preciseert hij de dagen en uren waarop hij de tarieven vastgelegd door de akkoorden artsen-ziekenfondsen niet toepast. Wanneer hij geconventioneerd is of werkt tijdens de uren waarop hij geconventioneerd is, komt enkel het remgeld voor rekening van de patiënt (het verschil tussen het bedrag terugbetaald door het ziekenfonds en de erelonen vastgelegd door het akkoord). Wanneer de arts niet geconventioneerd is, komen het remgeld en de eventuele ereloonsupplementen voor rekening van de patiënt. Het bedrag van de terugbetaling door de verzekeringsinstelling is hetzelfde ongeacht of de arts geconventioneerd is of niet. De hoogte van de tussenkomst van het ziekenfonds in de terugbetaling van de kosten verbonden aan de zorg dient gevraagd te worden aan dat ziekenfonds. Wat betreft de geneeskundige verstrekkingen in een ziekenhuisinstelling, is het de plicht van het ziekenhuis een lijst ter beschikking te stellen aan de patiënten die aangeeft of de ziekenhuisarts de conventietarieven toepast.
2- Heeft het feit dat de arts geaccrediteerd is een impact op het bedrag van zijn erelonen ?
De artsen worden aangemoedigd zich tijdens hun ganse loopbaan bij te scholen om hun kennis en hun bekwaamheden up-to-date te houden met het oog op kwaliteit en veiligheid.
De accreditering is de erkenning die het RIZIV verleent aan de arts die voldaan heeft aan de vereisten van navorming gedefinieerd door het RIZIV.
Deze accreditering heeft een verhoging van de erelonen van de arts als gevolg, die gepaard gaat met een identieke verhoging van de tussenkomst van de verzekeringsinstelling bij de terugbetaling van de zorg.
3- Duidelijke en voorafgaande informatie over de erelonen
Het is aan de arts om de patiënt, vooraf en duidelijk, te informeren over de manier waarop hij zijn erelonen vastlegt (conventiestatuut, ereloonsupplementen, erelonen voor deskundigenonderzoek, enz.).
Deze informatie kan schriftelijk of mondeling geconcretiseerd worden, of zelfs door een uitnodiging zich tot het secretariaat van de arts te wenden. De patiënt moet nooit aarzelen bijkomende inlichtingen te vragen die hij nodig acht.
De arts vestigt de aandacht van de patiënt op de keuze en de kosten verbonden aan de zorg, in het bijzonder van de implantaten en protheses.
Hij deelt hem eveneens mee of de voorgestelde zorg (met inbegrip van de geneesmiddelen en de medische hulpmiddelen) niet terugbetaald wordt in het kader van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.