3.2. Overlijdensattest

laatste aanpassing 16/09/2023

De wet schrijft voor dat de arts het overlijden moet vaststellen en het overlijdensattest moet verstrekken. Dit attest is een voorwaarde voor het opstellen van de overlijdensakte door de ambtenaar van de burgerlijke stand en voor het verlenen van toestemming tot begrafenis of crematie. Het maakt ook mogelijk statistische gegevens te verzamelen.

Het belang van de wettelijke taak van de arts mag niet worden onderschat noch gebagatelliseerd. Naast de juridische en administratieve aspecten van deze opdracht, zijn de tussenkomst en de aanwezigheid van de arts eveneens belangrijk voor de nabestaanden. Geconfronteerd met de dood bevinden zij zich in een situatie van emotionele kwetsbaarheid. In deze omstandigheden zijn de steun, begeleiding en solidariteit van de arts van wezenlijk belang.

1. Rol van de behandelend arts bij het vaststellen van een overlijden

De nationale raad is van oordeel dat bij overlijden de eerste arts die opgeroepen dient te worden de behandelend arts van de patiënt is. Indien mogelijk gaat deze ter plaatse, ook al heeft hij geen wachtdienst.

Indien de behandelend arts niet kan gaan, moet de arts met wachtdienst ter plaatse gaan.

2. Onderzoek van het lichaam

De arts moet attesteren of er een bezwaar tegen begrafenis of crematie is. Dit houdt in dat het lichaam zo spoedig mogelijk onderzocht moet worden om te vermijden dat bepaalde sporen verdwijnen, het lichaam verplaatst wordt, er iets gewijzigd wordt aan de plaats of de persoon afgelegd wordt vóór dit onderzoek.

De arts gaat zorgvuldig na of er sporen zijn van een gewelddadige of verdachte dood, die onopvallend kunnen zijn of zelfs op bedekte delen van het lichaam kunnen voorkomen. Een onderzoek op een naakt lichaam en aan alle zijden is noodzakelijk.

3. Nagaan of een pacemaker of defibrillator aanwezig is

Deze moeten verwijderd worden vóór de begrafenis of crematie door een beroepsbeoefenaar die over de nodige ervaring beschikt.

4. Het formulier model III C of het formulier model III D invullen

Het formulier model III C heeft betrekking op het overlijden van een persoon van een jaar of ouder, het formulier model III D op dat van een persoon van minder dan een jaar of doodgeboren. Beide formulieren bevatten een strook A, B, C en D.

Strook A is de enige strook die de identiteit, de verblijfplaats en het adres van overlijden van de overledene vermeldt.

Ze heeft betrekking op de eventuele bezwaren tegen begrafenis, crematie, conserveringstechnieken, vervoer zonder kist, schenking van het lichaam en onmiddellijke kisting in een hermetische kist.

Elk gewelddadig overlijden (ongeval, zelfmoord of doding) of elk vermoeden van gewelddadig overlijden heeft tot gevolg dat de arts die het overlijden attesteert het gerechtelijk-geneeskundig bezwaar tegen begrafenis, crematie en conserveringstechnieken aanduidt.

Er dient tevens bewaar tegen crematie en begrafenis aangeduid te worden indien bij de overledene een lithiumbatterij (pacemaker) aanwezig is.

Strook B bevat de datum, het uur en de plaats van het overlijden alsook het geslacht van de overleden persoon. Deze strook heeft een statistisch doeleinde.

Strook C bevat informatie van medische aard, met name de aard van het overlijden (natuurlijk of gewelddadig). Indien de arts twijfelt, duidt hij « kan niet bepaald worden » aan.

Strook C vermeldt ook de oorzaak van het overlijden. De arts moet de ziekte of aandoening preciseren die rechtstreeks de dood tot gevolg had. Indien hij de patiënt wiens overlijden hij dient vast te stellen niet kent en daardoor moeilijk de oorzaak ervan kan bepalen, wint hij medische informatie in bij de behandelend arts, bij de gezondheidszorgberoepsbeoefenaars die de overleden persoon behandeld hebben tijdens zijn levenseinde of bij zijn omgeving.

De arts gaat objectief en oprecht te werk en laat zich niet beïnvloeden bij het invullen van deze verschillende stroken. Bij moeilijkheden kan de arts terecht bij de provinciale raad van de Orde.

5. Voor wie zijn de verschillende stroken van de formulieren III C en III D bestemd ?

De arts vult de stroken A, B en C van de formulieren in, ondertekent ze en plaatst strook C onder verzegelde omslag. Hij overhandigt deze documenten aan de persoon die het overlijden gaat aangeven ; deze moet ze zonder verwijl bezorgen aan het gemeentebestuur van de plaats van overlijden.

Het gemeentebestuur vult strook D in, controleert strook B en bewaart strook A. Het neemt geen kennis van strook C (onder verzegelde omslag) en bezorgt de stroken B, C en D aan de verantwoordelijke arts-ambtenaar. Alleen deze laatste mag strook C openen en verwerken.

Het Nationaal Instituut voor de Statistiek stelt jaarlijks een statistiek van de doodsoorzaken op aan de hand van de inlichtingen op de formulieren model III C en model III D.

De arts-ambtenaar bezorgt de gegevens van de stroken B, C en D aan het Nationaal Instituut voor de Statistiek. De naam en het adres van de overleden persoon worden niet doorgegeven.

Elk formulier bevat een uniek identificatienummer. De arts mag dus in geen geval gebruik maken van kopieën. De formulieren voor de aangifte van overlijden, model III C en model III D, kunnen via mail besteld worden op het volgende adres demogra-cdc-enq-cit@economie.fgov.be.

6. Attest aanvraag toestemming crematie

Bij de aanvraag tot toestemming tot crematie moet een attest worden gevoegd van de arts die het overlijden heeft vastgesteld. (cf. art. 22, wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging en art. 19, §1, 3°, decreet van het Vlaams Gewest van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging; art. 28, ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 29 november 2018 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging; art. L1232-24, Waals wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie)

In het attest worden volgende elementen opgenomen:

- de identiteit van de overledene;

- datum en plaats van het overlijden;

- de identiteit van de vaststellende arts (zelfde arts die model IIIC heeft ingevuld);

- een verklaring dat het stoffelijk overschot al dan niet voorzien is van een implantaat (hartstimulator/pacemaker) die werkt op lithiumbatterijen;

- een verklaring dat het overlijden te wijten is aan een natuurlijke of gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak;

- een verklaring dat er geen bezwaar is tegen vervoer en crematie.

Werd een natuurlijk overlijden vastgesteld, dan is een tweede attest nodig van een beëdigd arts aangesteld door de ambtenaar van de burgerlijk stand van de gemeente om de doodsoorzaken na te gaan. In dat attest wordt vermeld of het overlijden te wijten is aan een natuurlijke of gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak.

Bij de vaststelling van een gewelddadig of verdacht overlijden, dan is een toelating tot crematie nodig van de procureur des Konings.