23/03/2024
Een dialoog met de betrokken arts, op een onderling overeengekomen moment, is vaak het beste middel om een geschil op te lossen, of u nu een patiënt, een confrater of een andere zorgverlener bent.
Deze aanpak maakt het mogelijk de respectieve verwachtingen en beperkingen te verhelderen. Het is ook goed voor de voortzetting van de zorg- of professionele relatie in een klimaat van vertrouwen en wederzijdse eerbied.
In geval het conflict aanhoudt, staan de provinciale raden van de Orde der artsen tot uw beschikking om :
- een verzoening te organiseren (punt 1),
- te bemiddelen in een geschil over erelonen (punt 2) of
- een klacht te ontvangen (punt 3).
U vindt de gegevens van de provinciale raden hier.
Voor een meer gedetailleerde beschrijving van de tuchtprocedure kunt volgende pagina raadplegen Ordomedic | Uitoefening van de tuchtbevoegdheid .
1- VERZOENING
Het doel van verzoening is de partijen een minnelijke oplossing voor hun geschil te bieden. Het verschilt fundamenteel van dat van de tuchtprocedure die niet gericht is op het persoonlijke belang van de klager maar op een algemeen belang, in dit geval de uitoefening van het medische beroep in overeenstemming met de regels van de medische deontologie.
De aanvraag tot verzoening dient per brief of per e-mail te worden gericht aan de provinciale raad op wiens lijst de betrokken arts is ingeschreven. Ze identificeert de verzoekende partij en de betrokken arts, bevat hun gegevens en preciseert het voorwerp van de verzoeningsaanvraag.
Ze moet slaan op een geschil van deontologische aard tussen een arts en een confrater, een patiënt, een andere zorgverlener, enz..
De partijen zijn vrij deelname eraan te aanvaarden. Als de verzoening slaagt, wordt een proces-verbaal van verzoening opgesteld.
De neutraliteit van de bemiddelaar en het vrijwillige karakter van deze procedure houden in dat er een duidelijke scheiding is tussen de verzoening en de tuchtprocedure.
Opmerking : Als u van mening bent dat uw rechten als patiënt niet worden geëerbiedigd, hebt u ook de mogelijkheid klacht in te dienen hetzij bij de federale ombudsdienst “Rechten van de patiënt”, als de arts buiten een ziekenhuis werkt, hetzij bij de ombudsdienst van het ziekenhuis, als de arts in een ziekenhuisinstelling werkt (https://www.health.belgium.be/...).
2- ARBITRAGE
Op gezamenlijk verzoek van de partijen kunnen de betwistingen in verband met de erelonen die de arts vraagt, worden onderworpen aan de arbitrage van de provinciale raad op wiens lijst de betrokken arts ingeschreven is (behalve wanneer er bevoegdheidsclausules opgenomen zijn in de overeenkomsten of verbintenissen afgesloten inzake ziekte- en invaliditeitsverzekering).
Tegen de arbitrale uitspraak is geen beroep mogelijk.
3- TUCHTPROCEDURE
3.1. VOORAFGAANDE OPMERKING TER ATTENTIE VAN DE KLAGER
De Orde der artsen is bevoegd om tuchtstraffen op te leggen voor een fout begaan door een arts in de uitoefening van zijn beroep, en ook voor een ernstige fout begaan buiten het kader van de beroepsactiviteit wanneer deze fout de eer of de waardigheid van het beroep kan aantasten (in strijd met de medische deontologie).
De Orde is niet bevoegd om zich uit te spreken over een verzoek tot schadevergoeding. Dergelijk verzoek ressorteert onder de burgerlijke rechtbanken of, in geval van misdrijf, onder de strafrechtelijke rechtbanken. Voor sommige schade kan ook een vordering tot schadevergoeding worden ingediend bij het Fonds voor de medische ongevallen (https://www.riziv.fgov.be/nl/t...).
De klager kan worden gehoord, inlichtingen verstrekken over zijn klacht en een afschrift vragen van het proces-verbaal van zijn verklaringen. Wegens de wet die de tuchtprocedure van de Orde der artsen regelt, wordt de klager niet ingelicht over het gevolg dat aan zijn klacht gegeven wordt (zonder gevolg, vrijspraak of sanctie). Sinds 2016, vraagt de Orde der artsen regelmatig dat de wet zou worden gewijzigd om de tuchtprocedure te moderniseren, met eerbiediging van de rechten van de vervolgde arts en van de klager. Tot nu toe hebben deze vragen niet geleid tot een wetshervorming.
3.2. VOORAFGAANDE OPMERKING TER ATTENTIE VAN DE ARTS
Het indienen van een klacht veroorzaakt natuurlijk stress bij de arts die er het voorwerp van is, die nog kan toenemen door de tijdsduur van de behandeling van de klacht.
De Orde der artsen stelt alles in het werk om de dossiers zo spoedig mogelijk te behandelen. Er moet echter rekening gehouden worden met een minimumtermijn van drie maanden voor het behandelen van een niet ingewikkelde klacht.
U kunt er zeker van zijn dat u beleefd zal worden ontvangen wanneer u uitgenodigd wordt u aan te melden bij een confrater die belast is met het onderzoek naar de feiten of gedagvaard wordt om te verschijnen.
Indien u dit wenst, kunt u zich tijdens de volledige tuchtprocedure, voor de provinciale raad en de raad van beroep, laten bijstaan door een confrater van uw keuze. U kunt zich ook laten bijstaan door een advocaat.
Aarzel niet om de diensten van de Orde der artsen te contacteren om de voortgang van uw dossier te kennen of informatie die u nuttig acht over het verloop van de procedure te bekomen.
3.3. WETTELIJK KADER
De tuchtprocedure van de Orde der artsen is geregeld bij koninklijk besluit nr. 79 van 10 november 1967 betreffende de Orde der artsen en bij koninklijk besluit van 6 februari 1970 tot regeling van de organisatie en de werking der raden van de Orde der artsen.
Het Gerechtelijk Wetboek is van toepassing op de punten die niet specifiek geregeld worden door de voornoemde wetgevingen.
De tuchtbevoegdheid van de Orde der artsen wordt uitgeoefend door de provinciale raden van de Orde der artsen, in eerste aanleg, en de raden van beroep van de Orde der artsen die kennisnemen van het hoger beroep tegen de tuchtbeslissingen.
3.4. KLACHT
De klacht moet betrekking hebben op feiten die op deontologisch vlak een fout kunnen zijn. Het kan gaan over een fout door de arts begaan bij de uitoefening van zijn beroep of een ernstige fout buiten zijn beroepsactiviteit.
De klacht dient niet noodzakelijkerwijs te worden ingediend door een patiënt. Ze kan ook uitgaan van een confrater, een werkgever, een naaste van de patiënt, enz.
De inschrijvingsplaats van de arts waartegen klacht werd ingediend bepaalt welke provinciale raad bevoegd is om er over te oordelen.
De klacht moet schriftelijk of per e-mail gestuurd worden aan de bevoegde provinciale raad en moet de identiteit en de gegevens van de klager, een zo volledig mogelijke beschrijving van de feiten (met name de plaats en datum waarop ze zich hebben voorgedaan) bevatten en de identificatie van de betrokken arts mogelijk maken.
3.5. ONDERZOEK
Het tuchtonderzoek gebeurt ten laste en ten ontlaste van de aangeklaagde arts.
De arts beschikt over procedurewaarborgen, zoals :
- de kennis van de identiteit van de klager,
- de kennis van de feiten die hem verweten worden,
- het recht zijn verdedigingsmiddelen vrij te kiezen (onder meer het recht om zichzelf niet te beschuldigen),
- het recht gehoord te worden,
- het recht op confrontatie met de klager (op voorwaarde dat deze laatste dit aanvaardt),
- het recht stukken neer te leggen,
- het recht te vragen getuigen te horen of andere onderzoeksdaden te stellen (dit recht is echter niet absoluut),
- het recht op bijstand van een advocaat of een collega,
- het recht leden van de provinciale raad te wraken en de onttrekking van de zaak aan de provinciale raad te vragen,
- het recht op een afschrift van het proces-verbaal van zijn verhoor,
- de deelname van een magistraat aan het voorbereidende onderzoek en het debat,
- waarborgen inzake taalgebruik.
De waarborgen inzake een eerlijk verloop van het proces bepaald in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens zijn, in de regel, van toepassing op de tuchtprocedure.
3.6. VERSCHIJNING
Wanneer het onderzoek is beëindigd, beslist de provinciale raad hetzij dat de zaak zonder gevolg mag worden gelaten, hetzij dat een aanvullend onderzoek moet worden ingesteld, hetzij dat de arts voor de provinciale raad moet verschijnen.
In geval van oproeping om te verschijnen wordt deze bij aangetekende brief aan de betrokken arts gestuurd, minstens vijftien dagen vóór de vergadering. Tijdens deze termijn hebben de arts en zijn raadslieden het recht inzage en afschrift te krijgen van het dossier.
De leden van de onderzoekscommissie nemen niet deel aan de beoordeling ten gronde van de zaak.
De provinciale raad zetelt met gesloten deuren, in tegenstelling met de raad van beroep waarvan de zittingen openbaar zijn.
3.7. TUCHTBESLISSING
Zoals hierboven vermeld, kan de procedure uitmonden in een zondergevolgstelling, een vrijspraak of een sanctie. De tuchtsancties zijn de waarschuwing, de censuur, de berisping, de schorsing in het recht de geneeskunde uit te oefenen gedurende een bepaalde termijn en de schrapping.
Bij de beslissing wordt een informatieblad gevoegd waarin met name de verschillende rechtsmiddelen gepreciseerd worden (verzet, hoger beroep, cassatieberoep), de termijn binnen welke deze rechtsmiddelen moeten worden ingesteld en ook de benaming en het adres van het rechtscollege dat bevoegd is om kennis te nemen van deze rechtsmiddelen.
3.8. RECHTSMIDDELEN
Het verzet en het hoger beroep schorsen de tenuitvoerlegging van de beslissing (ingangsdatum van de sanctie), tenzij de provinciale raad er anders over beslist.
In geval van verzet, wordt het dossier opnieuw voor de raad gebracht.
In geval van hoger beroep, wordt het dossier voorgelegd aan de raad van beroep van het taalstelsel waaronder de provinciale raad valt.
De procedureregels voor de raad van beroep zijn dezelfde als voor de provinciale raad. De zittingen van de raad van beroep zijn wel openbaar.
Tegen de tuchtbeslissing van de raad van beroep kan cassatieberoep ingesteld worden door de arts, door de voorzitter van de nationale raad samen met een ondervoorzitter en door de minister die bevoegd is voor de Volksgezondheid. Het Hof van Cassatie spreekt zich niet opnieuw uit over de grond van de zaak, maar gaat enkel na of de aangevochten beslissing in overeenstemming is met de wet.
Tenzij de beslissing van de raad van beroep het anders bepaalt, schorst het cassatieberoep de tenuitvoerlegging van deze laatste.
De wet somt beperkend de instanties op die mededeling krijgen van de tuchtbeslissingen. Wanneer het gaat om sancties die de schorsing in het recht de geneeskunde uit te oefenen of de schrapping meebrengen, organiseert de wet de informatie-uitwisseling tussen de Orde en de permanente federale databank van de beoefenaars van de gezondheidszorgberoepen.
3.9. GEHEIM
De leden van de provinciale raden, van de raden van beroep en van de nationale raad zijn gebonden door het beroepsgeheim voor alle zaken waarvan zij kennisgenomen hebben in of bij de uitoefening van hun functies. Hetzelfde geldt voor alle personen die deelnemen aan de werking van de Orde, ongeacht in welke hoedanigheid ze dit doen.
Tijdens de tuchtprocedure worden de persoonsgegevens die werden meegedeeld aan de Orde verwerkt in overeenstemming met de Algemene Verordening Gegevensbescherming en met de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, en ook met eerbiediging van het beroepsgeheim.
3.10. VRAGEN ?
Algemene vragen over het verloop van de tuchtprocedure kunnen worden gericht aan info@ordomedic.be.