De wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt voert een bijzondere regeling in voor de aanstelling van een vertegenwoordiger voor de meerderjarige patiënt die niet in staat is om zijn rechten zelf uit te oefenen (artikel 14 wet betreffende de rechten van de patiënt).
De rol van vertegenwoordiger van de patiënt mag niet verward worden met die van zijn vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon helpt de patiënt bij het verkrijgen van informatie over zijn gezondheidstoestand of om inzage of een afschrift te krijgen van zijn dossier. De vertegenwoordiger oefent de rechten van de patiënt uit in diens naam en belang.
1. Wanneer treedt de vertegenwoordiger op ?
De vertegenwoordiger treedt enkel op wanneer de persoon niet bekwaam is om zijn wil kenbaar te maken.
De bekwaamheid van de patiënt dient beoordeeld te worden door de arts ; een multidisciplinair advies kan wenselijk zijn om er over te oordelen.
De onbekwaamheid om zijn wil kenbaar te maken kan tijdelijk zijn. De vertegenwoordiger treedt hoe dan ook niet op wanneer de patiënt in staat is om zijn rechten zelf uit te oefenen.
De wet betreffende de rechten van de patiënt hanteert aldus de zogenaamde “functionele standaard”. Dit betekent dat de arts geval per geval oordeelt of de patiënt al dan niet feitelijk wilsbekwaam is om zelfstandig zijn rechten uit te oefenen. Een patiënt die in het verleden bijvoorbeeld al eens werd vertegenwoordigd voor de uitoefening van zijn patiëntenrechten, zal niet automatisch opnieuw worden vertegenwoordigd. Bij elke medische tussenkomst moet de wilsbekwaamheid van de patiënt opnieuw worden beoordeeld.
Een bijzondere situatie is deze van de patiënt onder een statuut van bewind, waar de vrederechter uitdrukkelijk heeft geoordeeld dat de patiëntenrechten moeten worden uitgeoefend door de bewindvoerder(s). In dergelijk geval geldt er een feitelijk vermoeden van wilsonbekwaamheid. Toch kan de arts hiervan afwijken, indien hij van oordeel is dat de patiënt op een bepaald ogenblik en voor een bepaalde medische tussenkomst bekwaam kan worden geacht. Er kan in dat geval worden afgeweken van de rechterlijke beslissing.
Zelfs wanneer hij onbekwaam is, wordt de patiënt steeds betrokken bij de uitoefening van zijn rechten op basis van zijn begripsvermogen (artt. 18 en 20, Code van medische deontologie 2018).
2. Wie vertegenwoordigt de onbekwame meerderjarige patiënt ?
Wanneer een meerderjarige persoon onbekwaam is om de rechten uit te oefenen die hem toegekend worden door de wet betreffende de rechten van de patiënt, verloopt de aanstelling van zijn vertegenwoordiger om deze rechten uit te oefenen via het volgende cascadesysteem (indien de eerste op de lijst niet optreedt, de volgende, enz.). De vertegenwoordiger is :
- de mandataris die door de patiënt aangesteld werd op een ogenblik waarop hij wilsbekwaam was, via een gedagtekend en door beiden ondertekend schriftelijk mandaat. (advies NR 19 september 2020, a167026 ; modelformulier aanwijzing https://www.health.belgium.be/nl/wat-gebeurt-er-als-u-niet-staat-bent-om-de-patientenrechten-uit-te-oefenen;
- Indien deze er niet is of niet optreedt, de bewindvoerder over de persoon die aangesteld is door de vrederechter (art. 492/1, § 1, 4de lid, Burgerlijk Wetboek ) (zie ook punt 4 van de FAQ) ;
- indien geen enkele bewindvoerder bevoegd is om de patiënt te vertegenwoordigen : de samenwonende echtgeno(o)t(e), de wettelijk samenwonende partner, de feitelijk samenwonende partner ;
- indien deze er niet is of niet optreedt, achtereenvolgens : een meerderjarig kind, een ouder, een meerderjarige zus of broer;
- en tot slot, indien deze er niet is of niet optreedt, is het de beroepsbeoefenaar (in voorkomend geval de arts) die in het kader van multidisciplinair overleg waakt over de belangen van de patiënt. Hetzelfde geldt bij een conflict tussen twee of meerdere personen die bevoegd zijn om de patiënt te vertegenwoordigen.
Opmerking : er bestaat geen gegevensbank waarmee de identiteit achterhaald kan worden van de door de patiënt aangestelde mandataris. De patiënt draagt de verantwoordelijkheid om dit kenbaar te maken, met name door een verklaring te laten opnemen in het patiëntendossier.
3. Kan de arts afwijken van de wil van de vertegenwoordiger ?
Indien de patiënt, toen hij nog in staat was de rechten zoals vastgelegd in deze wet uit te oefenen, schriftelijk te kennen heeft gegeven zijn toestemming tot een welomschreven tussenkomst van de beroepsbeoefenaar te weigeren, dient deze weigering geëerbiedigd te worden zolang de patiënt ze niet herroept op een moment dat hij in staat is om zijn rechten zelf uit te oefenen (art. 8, §4, 4de lid, wet betreffende de rechten van de patiënt).
Met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer kan de arts het verzoek van de vertegenwoordiger om inzage of een afschrift van het patiëntendossier geheel of gedeeltelijk verwerpen. In dit geval wordt het recht op inzage of op een afschrift uitgeoefend door de beroepsbeoefenaar die aangesteld is door de vertegenwoordiger (art. 15, §1, wet betreffende de rechten van de patiënt).
In het belang van de meerderjarige onbekwame patiënt en teneinde een ernstige aantasting van diens gezondheid af te wenden, wijkt de arts, in multidisciplinair overleg, af van de beslissing genomen door de vertegenwoordiger (schriftelijke motivering toevoegen aan het dossier) (art. 15, §2, wet betreffende de rechten van de patiënt). De arts vervult dus een wezenlijke rol bij de bescherming en de eerbiediging van de kwetsbare persoon in de context van de hem toegediende zorg. Indien, en alleen in dit geval, de beslissing genomen werd door de door de patiënt aangestelde mandataris, wijkt de arts hiervan slechts af voor zover die persoon zich niet kan beroepen op de uitdrukkelijke wil van de patiënt.
Wanneer in een spoedgeval geen duidelijkheid aanwezig is omtrent de wilsuitdrukking van de patiënt of zijn vertegenwoordiger, gebeurt iedere noodzakelijke tussenkomst van de beroepsbeoefenaar onmiddellijk in het belang van de gezondheid van de patiënt (er melding van maken in het patiëntendossier) (art. 8, §5, wet betreffende de rechten van de patiënt en art. 20, Code van medische deontologie 2018).
De arts moet steeds de tussenkomst voorstellen die het meest geschikt is overeenkomstig de behoeften en het belang van de patiënt, zonder toe te geven aan druk van buitenaf.
4. Rol van de behandelend arts bij de procedure voor de aanstelling van een bewindvoerder over een meerderjarige persoon (art. 492/1, §1, 4de lid, van het Burgerlijk Wetboek)
De procedure voor de aanstelling van een bewindvoerder wordt bij de vrederechter ingediend door middel van een verzoekschrift waaraan, behalve bij spoedeisendheid, een medisch attest (omstandige geneeskundige verklaring) toegevoegd dient te worden dat niet ouder mag zijn dan 15 dagen en de gezondheidstoestand van de te beschermen patiënt beschrijft (zie in dit verband advies NR 17 december 2016, a155010).
Dit medisch attest mag niet opgesteld worden door een arts die een bloed- of aanverwant is van de te beschermen persoon of van de verzoeker, noch die op enigerlei wijze verbonden is aan de instelling waar de te beschermen persoon zich bevindt.
De behandelend arts (de huisarts bijvoorbeeld) mag het medisch attest opstellen; hij doet dit op een professionele en objectieve wijze zonder emotioneel betrokken of partijdig te zijn.
De vrederechter kan een bewindvoerder aanstellen ter bescherming van de persoon en/of de goederen van de persoon.
De rechten van de patiënt vallen onder de bescherming van de persoon. De persoon die enkel bewindvoerder is over de goederen van de beschermde persoon, mag de rechten omtrent de persoon niet uitoefenen.
De vrederechter die een beschermingsmaatregel oplegt, preciseert in zijn beschikking of de bewindvoerder gerechtigd is om de rechten van de patiënt uit te oefenen op basis van artikel 14, §2, wet betreffende de rechten van de patiënt. Bij twijfel over de omvang van het mandaat van een bewindvoerder, dient deze verzocht te worden dit voor te leggen.