DÉCISION DU CONSEIL PROVINCIAL – 9 JANVIER 2025

Code de document: 2025010902Juridiction: conseil provincial

Le médecin est tenu au secret professionnel tel que défini à l'article 458 du Code pénal et à l'article 25 du Code de déontologie médicale. Le secret professionnel ne peut être rompu que dans des cas exceptionnels et dûment réfléchis, par exemple en vertu de l'article 458bis du Code pénal ou en cas d'état de nécessité.

Le médecin qui communique de manière illicite des informations sur l'état de santé d'une personne à un tiers, en l'occurrence à l'avocat de l'épouse dans le cadre d'une procédure de divorce, viole le secret professionnel.

Une violation du secret professionnel peut être sanctionnée disciplinairement.

[Extraits]

« (…)

Inzake:

Dr. X, wonende te (…).

Dr. X staat tuchtrechtelijk terecht wegens schending van de eer en de waardigheid van het beroep van arts te (…) op dd. (…) wegens schending van het beroepsgeheim door het opstellen en afleveren van een verklaring betreffende Dhr. S aan Mevr. B die deze heeft aangewend in een echtscheidingsprocedure, zoals verwoord in de klachtbrief van Mr. A dd. (…) overgemaakt aan de Orde der artsen.

Gelet op de stukken van het tuchtdossier;

Gelet op de uitleg van Dr. X, hierin bijgestaan door haar raadsman mr. AD op de zitting van de Raad op dd. (…), gehouden achter gesloten deuren;

I. FEITENRELAAS EN VOORGAANDEN

1.

De raadsman van de heer S diende op dd. (…) een klacht in lastens Dr. X bij deze provinciale raad, wegens schending van het beroepsgeheim. De heer S is patiënt van dr. X en in het kader van de echtscheidingsprocedure tussen de patiënt en zijn echtgenote (eveneens patiënte van dr. X), heeft zij op dd. (…) een attest geschreven omtrent de gezondheidstoestand van de heer S waarbij zij uitdrukkelijk stelt haar beroepsgeheim te doorbreken in kader van zijn veiligheid, die van zijn echtgenote en die van de kinderen. Zij vermeldt een reëel suïciderisico en een obsessioneel, grensoverschrijdend gedrag dat al jaren aansleept.

De raadsman van de heer S meent dat er geen wettelijke reden is om het beroepsgeheim te doorbreken.

2.

Op dd. (…) geeft Dr. X hierover haar schriftelijke versie.

Zij schrijft hierin te beseffen dat zij het beroepsgeheim doorbroken heeft doch dat zij deze beslissing zelf genomen heeft zonder enige druk van de echtgenote. Zij meent gehandeld te hebben binnen haar plicht als arts en in het belang van de veiligheid van S, zijn echtgenote en de kinderen. Verder geeft zij een gedetailleerd overzicht van de situatie waarbij zij besluit te hebben gehandeld uit noodzaak.

3.

Bij de Onderzoekscommissie van dd. (…) verschaft dr. X nog meer details en blijft herhalen dat zij doelbewust haar beroepsgeheim geschonden heeft uit veiligheidsoverwegingen. Zij verklaart hierbij ook dat zij telefonisch contact heeft gehad met de advocaat van de echtgenote van de heer S, mede om de contactgegevens van het parket te vragen. Op dat ogenblik heeft de advocaat gevraagd om haar brief ook naar haar te sturen, hetgeen dr. X gedaan heeft. In haar opmerkingen geeft dr. X mee dat zij danig onder de indruk was van de onderzoekscommissie en beseft dat zij zulke verklaringen niet meer zal overmaken aan advocaten.

4.

Op dd. (…) heeft de Provinciale raad beslist om dr. X in betichting te stellen.

II. BEOORDELING

5.

Uit de elementen van het dossier, de schriftelijke en mondelinge toelichtingen van Dr. X op de onderzoekscommissie en de raadszitting blijkt duidelijk dat er sprake is van een schending van het beroepsgeheim zonder dat er hiervoor wettelijke redenen voorhanden waren. De arts moet eraan herinnerd worden dat zij als arts gebonden is aan het beroepsgeheim en dat enkel uitzonderingen worden voorzien in art. 458bis van het Strafwetboek en in geval van noodtoestand voorzien in artikel 422bis van het Strafwetboek. In dit geval was het doorbreken van het beroepsgeheim door een schriftelijke verklaring mee te delen aan een advocaat van een derde, onaanvaardbaar.

6.

Het is duidelijk dat Dr. X binnen deze procedure een hele evolutie heeft doorgemaakt. Niet alleen het gesprek van de onderzoekscommissie, maar ook de verschillende adviezen op de website van de Orde der artsen en de gesprekken met haar advocaat hebben haar doen inzien hoe voorzichtig zij zich als arts moet opstellen bij het overbrengen van informatie die haar patiënten aanbelangen. Zij kan, zelfs met goede bedoelingen, als arts haar beroepsgeheim niet schenden.

Zij moet zich hiervan bewust zijn en kan slechts in uitzonderlijke en weloverwogen situaties de juiste instanties op de hoogte brengen van zorgwekkende situaties. Hierbij horen zeker geen advocaten die de ene of andere partij verdedigen. Dokter X toont ter zitting voldoende schuldbesef. Zij ziet in te impulsief te hebben gereageerd, te snel een verklaring te hebben geschreven en te snel te zijn ingegaan op de vraag van de advocaat om niet alleen het parket doch ook de raadsman kennis te geven van de verklaring. Dr. X wijst erop dat zij binnen haar groepspraktijk intussen aan een draaiboek hebben gewerkt om correct om te gaan met gevoelige informatie, waarbij zij vooral de tijd gaan nemen om op een rustige manier na te denken wat ze precies aan wie zullen meedelen. De raad is van oordeel dat dr. X voldoende inzicht aan de dag legt en meent dat een waarschuwing een gepaste sanctie is voor de gepleegde feiten.

Gelet op de artt. 1 en 29 van de Code van medische deontologie van 2018, de artt. 6.2, 16, 19, 20, 24 K.B. nr. 79 van 10.11.1967 en op de artt. 24, 5, 26, 28 van het K.B. van 6.02.1970;

OM DEZE REDENEN,

DE RAAD,

Na het woord voor het laatst aan beklaagde te hebben gegeven voor zijn verdediging en na te hebben beraadslaagd,

RECHTSPREKEND NA TEGENSPRAAK, met de vereiste meerderheid,

Spreekt een WAARSCHUWING uit ten aanzien van Dr. X ».