DÉCISION DU CONSEIL D’APPEL – 16 SEPTEMBRE 2024

Code de document: 2024091601Juridiction: conseil d'appel

Sommaire

Le médecin doit informer clairement et préalablement le patient des conséquences financières des soins qu'il propose. Cette communication doit indiquer les prestations donnant lieu à une prise en charge par l'assurance maladie obligatoire.

Le médecin est tenu de délivrer un document indiquant le montant total à la charge du patient, y compris les acomptes.

Le médecin doit faire passer les intérêts du patient et de la société avant ses propres intérêts financiers.

Il est interdit de conclure avec des fournisseurs de produits de santé un accord destiné à procurer, directement ou indirectement, un profit ou un avantage à l'une ou l'autre des parties.

Le Conseil d’appel peut alourdir la sanction disciplinaire infligée.

Décision

[extraits]

« Bij aangetekend schrijven aan de post toevertrouwd op dd. … stelde dr. X hoger beroep in tegen de hem op dd. … betekende beslissing van de provinciale raad van Orde van artsen van Z van dd. … waarbij hem een schorsing in het recht de geneeskunde uit te oefenen werd opgelegd voor een periode van twee maanden op grond van de bewezen verklaarde tenlasteleggingen wegens onzorgvuldig medisch handelen met betrekking tot de volgende feiten:

1. De feiten vermeld in de e-mail van dd. … uitgaande van mevrouw B, wonende te … in verband met de betaling van een voorschot van €600 cash voor een ooglidcorrectie waarvoor zij geen kwitantie ontving en het bedrag bijgevolg niet recupereerbaar was bij haar verzekering.

2. De feiten vermeld in het schrijven ontvangen op dd. … uitgaande van mevrouw V, wonende te …, met melding dat dokter X haar niet voldoende gewezen heeft op de nadelige gevolgen die mogelijks gepaard zouden kunnen gaan bij de heelkundige ingreep die zij onderging aan de ogen. Voor de erelonen die zij aan de arts betaalde ontving zij geen betalingsbewijs, zodat zij ook niet kon rekenen op de tussenkomst in de terugbetaling door haar ziekenfonds.

3. Volgende feiten vermeld in het strafrechtelijk onderzoek, volledig terug te vinden in de dossiers, met nr. …:

a. het zich laten overhandigen van de hierna vermelde gelden; valselijk voorhoudende als oogarts dat deze kosten voor allerlei prestaties zullen worden terugbetaald door de ziekteverzekeraar, wetende dat deze niet worden terugbetaald, namelijk:

1. tussen dd. … en dd. … op niet nader te bepalen data €850 ten nadele van B;

2. tussen dd. … en dd. … op niet nader te bepalen data €1.870 en €250 ten nadele van J;

3. op dd. …€250 ten nadele van D;

4. tussen dd. … en dd. … op niet nader te bepalen data €2.000 ten nadele van T;

5. op dd. … €435 ten nadele van G;

6. tussen dd. … en dd. … op niet nader te bepalen data €600 en €2500 ten nadele van J;

7. tussen dd. … en dd. … op een niet nader te bepalen datum €250 ten nadele van A;

8. op dd. … €600 ten nadele van B;

b. Een voordeel ten belope van lenzen met een waarde van €150.000 te hebben gevraagd en te hebben aanvaard van het bedrijf …

Dr. X werd bij aangetekend schrijven van dd. … opgeroepen voor de zitting van de raad van beroep van dd. … waarop hij is verschenen.

Ere eerste voorzitter R heeft verslag uitgebracht.

Dr. X werd gehoord in zijn middelen van verdediging ontwikkeld door hemzelf en door zijn raadsman Mr. A, advocaat in Brussel.

Dr. X kreeg het laatste woord waarna de zaak in beraad werd genomen.

Feitelijke gegevens

Op dd. … ontving de Provinciale Raad van de orde van artsen van Z een schrijven van mevr. B, wonende te … . Hierin formuleerde zij een klacht tegen dr. X waarin zij stelde voor een ooglidcorrectie verplicht te zijn geweest de som van 600,00 euro cash op voorhand aan hem te hebben moeten betalen waarbij werd voorgehouden dat het betalingsbewijs in de aan haar overhandigde enveloppe zat en dit bedrag terugbetaald zou worden via haar verzekeraar, wat niet het geval bleek te zijn en er geen betalingsbewijs bestond.

Op dd. … ontving de Provinciale Raad van de orde van artsen van Z een schrijven van mevr. V, wonende te … . Zij formuleerde een klacht tegen dr. X onder meer stellende dat ook zij voor uitgevoerde oogoperaties genoodzaakt was cash te betalen zonder hiervoor een ontvangstbewijs te mogen krijgen, waardoor zij geen terugbetaling kon krijgen.

Op dd. … werd door de procureur des Konings van Z een gerechtelijk onderzoek gevorderd tegen Dr. X wegens feiten van oplichting, witwassen, fiscale fraude en inbreuken op de geneesmiddelenwet. De procureur liet op dd. … weten dat, na beschikking (tot verwijzing) van de raadkamer te Z van dd. …, in principe de volgende stap een dagvaarding voor de correctionele rechtbank zou zijn; uit de vordering van de procureur des Konings van dd. … blijkt dat ten laste van Dr. X ook een gerechtelijk onderzoek geopend werd om in strijd met art. 10 van de wet van 25.03.1964 op de geneesmiddelen een voordeel ten belope van lenzen met een waarde van 150.000 euro te hebben gevraagd en aanvaard; met het oog op een procedure van verval van de strafvordering door betaling van een geldsom (art. 216bis Sv.) werden onderhandelingen gevoerd met Dr. X en werd met betrokkene een verruimde minnelijke schikking overeengekomen (als alternatief voor een correctionele dagvaarding). Die onderhandelingen resulteerden in een minnelijke schikking voor een door betrokkene te betalen bedrag van xxx euro. De raadkamer van de rechtbank van eerste aanleg Z heeft deze minnelijke schikking bekrachtigd bij beschikking van dd. … .

Een afschrift van het strafdossier werd gevoegd aan huidig dossier. Hieruit blijkt onder meer dat Dr. X zich akkoord verklaard heeft tegenover de fiscus wegens niet aangegeven winsten (m.b.t. implantaatlenzen van en studies verricht voor de firma …) (…)

Ook blijkt uit het dossier dat Dr. X alle patiënten bedoeld in de tenlastelegging 3a heeft terugbetaald.

Op de zitting van de Provinciale Raad van de orde van artsen van Z van dd. … werd aan Dr. X gevraagd of hij voldoende begrepen had wat hem ten laste wordt gelegd; hierop heeft betrokkene, na bijkomende toelichting, bevestigend geantwoord. Wat de aan de beslissing voorafgaande procedure betreft kan worden verwezen naar de omstandige uiteenzetting in de bestreden beslissing.

Wat de ontvankelijkheid betreft

Het hoger beroep is regelmatig naar vorm en tijdig zodat het ontvankelijk is.

Ten gronde

1. Wat de vooringenomenheid van de provinciale raad betreft:

Dr. X houdt bewijsloos staande dat de hem in eerste aanleg opgelegde sanctie het gevolg is van de hardnekkige ingesteldheid van de provinciale raad "om hem toch maar te sanctioneren" omwille van "het hoger beroep in eerdere dossiers en de beslissing in hoger beroep". Uit niets blijkt enige vooringenomenheid of negatieve instelling of gebrek aan objectiviteit of partijdigheid van een van de leden van de provinciale raad tijdens de behandeling en berechting van deze zaak in eerste aanleg betreffende de persoon van Dr. X.

Voor de bewering van Dr. X dat zijn vervolging het gevolg is van een heksenjacht vanwege één mutualiteit is er evenmin enig bewijs; immers de taak van een mutualiteit bestaat er onder meer in de rechten van haar aangeslotenen leden te verdedigen waar deze lijken geschonden te worden, hierin begrepen het aankaarten van de vastgestelde feiten bij de bevoegde autoriteiten; anderzijds blijkt uit niets dat dat de geviseerde mutualiteit Dr. X in het bijzonder zou viseren of dat er tegen hem "een campagne is opgezet om extra klachten te genereren".

2. De draagwijdte van de verruimde minnelijke schikking:

Bij de beoordeling van deze zaak gaat deze Raad enkel uit van de feitelijke elementen die blijken uit het disciplinair vooronderzoek en uit het door de procureur des Konings gevoerde strafonderzoek en wordt de verruimde minnelijke schikking niet beschouwd als schulderkentenis voor wat aan Dr. X disciplinair ten laste wordt gelegd.

3. Ten gronde:

Dr. X lijkt thans voor te houden dat hij veroordeeld werd op basis van andere feiten dan wat hem ten laste wordt gelegd.

Zoals hoger aangegeven werd aan Dr. X op de zitting van de Provinciale Raad van de orde van artsen van Z van dd. … gevraagd of hij voldoende begrepen had wat hem ten laste wordt gelegd; hierop heeft betrokkene, na bijkomende toelichting, bevestigend geantwoord.

Overeenkomstig art. 25 § 4 K.B 10.11.1967 neemt de raad van beroep kennis van het geheel van de zaak zelfs indien enkel hoger beroep werd ingesteld door de arts.

Het staat vast dat Dr. X voor alle in de tenlasteleggingen 1 en 2 geviseerde feiten cash betalingen ontving waarvoor geen betalingsbewijs werd afgeleverd.

Het kan immers niet worden betwist dat Dr. X er een gewoonte van maakte geen ontvangstbewijzen af te (laten) leveren aan zijn patiënten. Dit blijkt duidelijk uit volgende verklaringen van zijn personeelsleden, afgelegd tijdens het strafonderzoek:

A: “Dr. X had haar opgedragen patiënten cash te laten betalen voor de oculaire lenzen die moesten geïmplanteerd worden en voor de operaties aan de oogleden. Er mocht van Dr. X aan die patiënten geen betalingsbewijs meegegeven worden.”

C: “Alhoewel de standaardbedragen in de computer stonden kreeg zij de opdracht van Dr. X deze bedragen cash te innen en mocht er geen betaling via bancontact aanvaard worden. Bij aanvinken van een cashbetaling in de computer werd automatisch een betalingsbevestiging afgedrukt, doch deze mocht aan de patiënten niet meegegeven worden en het document belandde in de vuilbak.”

De praktijk van de cash betalingen blijkt trouwens ook uit de verklaringen van onder meer W, S, V, J en S die tijdens het strafonderzoek werden ondervraagd als mogelijke benadeelden.

De uitleg van Dr. X dat de patiënten een betalingsbewijs konden krijgen indien ze er om vroegen is ongeloofwaardig gelet op de bindende instructies die hij gaf aan zijn personeel om geen betalingsbewijs af te leveren; hetzelfde geldt voor zijn verklaring dat de toegangsbrief tot het ziekenhuis gold als betalingsbewijs.

De geviseerde handelswijze van Dr. X werd ook nog bevestigd in de verklaringen van:

D, boekhouder van Dr. X die verklaarde dat de cash ontvangen gelden voor lenzen fiscaal niet aangegeven werden;

F (econoom van de oogkliniek … in .. waar Dr. X voorheen werkte) - afgelegd voor de provinciale raad op dd. … - over klachten van patiënten bij … die zich erover beklaagden dat Dr. X geen betalingsbewijzen afleverde voor cash betalingen voor prestaties bij vooronderzoek door de arts in zijn kabinet. F heeft de arts daarover aangesproken wegens de negatieve uitstraling voor de oogkliniek waarop deze repliceerde dat hij in zijn kabinet vrij was te doen wat hij wilde.

De uitleg van de patiënten B en V dat ze van Dr. geen ontvangstbewijs ontvingen omdat er voor het betaalde toch geen tussenkomst was van de mutualiteit is niet alleen geloofwaardig maar logisch in de door de arts ontwikkelde strategie van cash betalingen waardoor hij immers de mogelijkheid had die ontvangsten onbelast te houden. Wat V betreft kan nog worden vermeld dat de uitleg van de arts als zou aan de patiënt een attest aangeboden zijn waarop vermeld stond dat ze 1900 euro betaald had, dat dit document voor patiënte heeft gelegen en dat ze dit kon meenemen totaal ongeloofwaardig is gelet op de hiervoor geciteerde uitleg van de bedienden van Dr. X.

Zelfs indien er voor de aangerekende prestaties aan de patiënten geen terugbetaling voorzien was, was er geen enkele reden om, nadat er cash betaald was, hiervoor geen betalingsbewijs (zeker wanneer het voorhanden was) te willen (laten) afleveren aan de patiënt. Het was overigens niet aan Dr. X om te beoordelen of er al dan niet een terugbetaling mogelijk was voor door hem toegediende medische zorgen of geleverde producten. De aflevering van een betalingswijs had het voor de patiënten duidelijk gemaakt waarvoor ze betaalden en of er al dan niet terugbetaling mochten verhopen; door het niet afleveren ervan heeft Dr. X moedwillig nagelaten zijn patiënten correct te informeren over de bepaling van zijn erelonen.

De feiten van de tenlastelegging 3.a zijn na onderzoek van de zaak in beroep niet bewezen gebleven.

Geen van de beweerde benadeelden maakt melding van de geviseerde valse verklaring. Bij A, T en D gaat het meer over het probleem dat er niet terugbetaald werd door de mutualiteit "omdat er geopereerd werd in een privé ziekenhuis".

Er zijn weliswaar ernstige bezwaren voorhanden met betrekking tot de schuld van beklaagde, maar geen enkel objectief element laat met zekerheid toe de materiële en morele elementen van wat wordt ten laste gelegd bewezen te verklaren.

Noch de verklaringen en vaststellingen die tijdens het onderzoek en tijdens het strafonderzoek werden gedaan noch de vermeende tegenstrijdigheden en onwaarheden in de verklaringen van de arts zijn van aard om het bewijs te leveren van de schuld van beklaagde aan de inbreuken die hem ten laste worden gelegd.

Het staat vast Dr. X vanwege de BVBA … in de periode dd. … tot dd. … lenzen aangeleverd kreeg aan halve prijs of gratis. In die periode werden 345 lenzen wel vermeld op facturen maar niet aangerekend. Dit blijkt uit het onderzoek van de facturen in het strafonderzoek. Uit de regeling met de fiscus blijkt dat Dr. X precies voor de inkomsten van de jaren dd. … belast werd op een niet aangegeven meerwinst van telkens meer dan 250.000 euro.

Als voorbeeld kan onder meer worden verwezen naar de factuur nr. … dd. … waarop … maar liefst 22 van de 23 geleverde lenzen gratis ter beschikking stelde (zie ook: factuur …: 32 gratis gefactureerd; factuur nr. …: 39 gratis gefactureerd) waarvan er maar liefst 10 de naam van de patiënt vermelden waarvoor de lenzen bestemd/aangemaakt waren; de uitleg van Dr. X bij zijn ondervraging door de provinciale raad op dd. … dat het zou gaan om lenzen die de vervaldatum naderden of dat deze einde stock waren is dan ook totaal ongeloofwaardig.

Het staat vast dat Dr. X met de BVBA … een akkoord sloot om grote hoeveelheden gratis lenzen ter beschikking te krijgen; dat de ene die regeling aan de andere opdrong blijkt uit niets, is niet relevant en gelet op de verhouding tussen partijen totaal ongeloofwaardig; het staat vast dat beide partijen een akkoord hierover sloten tot beider voordeel; zeker is dat beide partijen er gedurende minstens ongeveer 2 jaar vrede mee namen en profijt uit haalden, de ene omwille van het ontvangen van gratis lenzen, de andere omwille van de door de arts gerealiseerde omzet van zijn producten. Op geen enkel ogenblik heeft Dr. X geprotesteerd of geweigerd om gratis bevoorraad te worden en het staat vast dat hij die lenzen bij patiënten geïmplanteerd heeft.

In zijn verklaring van dd. … tijdens het strafonderzoek gaf Dr. X toe dat het een soort commissie betrof terwijl, hierover opnieuw ondervraagd op dd. …, hij niet meer wist dat de gratis leveringen kaderden in een commissie-afspraak.

Het is totaal onaannemelijk dat Dr. X deze gratis verkregen lenzen kosteloos of zelfs tegen fel verminderde prijs ter beschikking gesteld heeft van zijn patiënten; dit zou niet alleen getuigen van een totaal onaannemelijk mecenaat (er zou immers in de periode dd. … bijna één patiënt per werkdag gratis lenzen gekregen hebben) maar het zou bovendien een totaal deloyale concurrentie zijn tegenover de collega's; er kan trouwens verwezen worden naar factuur … van dd. … waar een lens gratis wordt gefactureerd voor patiënt V terwijl deze dame voorhoudt in het voorjaar dd. … geopereerd te zijn geweest en vooraf voor de lenzen tweemaal 950 euro diende te betalen hetgeen op zijn beurt bevestiging vindt in het voorstel van de advocaat van Dr. X in het kader van de minnelijke schikking om 1.900 euro terug te betalen; hetzelfde is gebeurd bij V.

De bestraffing

De in de bestreden beslissing aan Dr. X opgelegde sanctie en de tot staving hiervoor aangehaalde argumenten zijn niet aangepast.

De hierna bepaalde sanctie is gepast gelet op zwaarwichtigheid van de bewezen verklaarde feiten en de persoon van de dader.

Dr. X heeft doelbewust een systeem op poten gezet waarbij hij cash betalingen ontving van een groot aantal patiënten waarvoor geen ontvangstbewijs afgeleverd werd.

Bovendien heeft hij afspraken gemaakt met een leverancier waardoor hij grote hoeveelheden lenzen gratis kon ontvangen in ruil voor belangrijke afnames bij de producent van die producten waardoor hij voor zichzelf belangrijke (niet aangegeven en dus niet belaste) winsten (in totaal meer dan 500.000 euro) heeft kunnen realiseren ten nadele van zijn patiënten.

Dr. X heeft een systeem opgezet waarbij hij voor hem gratis toegeleverde lenzen fiscaal onbelaste cash betalingen ontving van patiënten doordat er geen betalingsbewijzen afgeleverd werd. Op die manier stelde Dr. X zijn eigen financiële belangen boven deze van de patiënten en van de maatschappij. In die zin moeten ook de tegenboekingen van cash betalingen in patiëntendossiers begrepen worden.

Door aldus te handelen brengt betrokkene de eer, de eerlijkheid en de waardigheid van het beroep grovelijk in het gedrang; het zorgt door zijn handelen voor misverstanden, onbegrip en wantrouwen; meer nog door aldus te handelen creëert hij een perceptie van foefelen en handelen uit puur geldgewin waarvan de repercussie negatief wordt opgepikt door de gemeenschap en afstraalt op alle collega's. Tegen dergelijk wangedrag moet streng worden opgetreden.

De raad van beroep oordeelt dat appellant zware deontologische fouten heeft begaan en dat deze passend worden beteugeld met een schorsing in het recht de geneeskunde uit te oefenen gedurende drie maanden ».

Om deze redenen, de Raad van Beroep,

Rechtdoende op tegenspraak en met de twee derde meerderheid van de stemmen van de bij de behandeling aanwezige leden.

Verklaart het hoger beroep ontvankelijk en deels gegrond. Spreekt dr. X vrij voor de tenlastelegging sub 3.a.

Veroordeelt dr. X op grond van bewezen verklaarde telastleggingen 1, 2 en 3.b tot een schorsing in het recht de geneeskunde uit te oefenen gedurende een termijn van DRIE MAANDEN.

Deze beslissing is gewezen door de Raad van Beroep van de Orde der artsen, met het Nederlands als voertaal, samengesteld uit (…).