DÉCISION DU CONSEIL D’APPEL (NL) – 9 DECEMBRE 2024

Code de document: 20241209Juridiction: conseil d'appel

Sommaire

L’article 26, alinéa 2, du Code de déontologie médicale détermine que le médecin, conscient de la confiance que le société place en sa fonction, rédige les documents médicaux de façon sincère, objective, prudente et discrète.

Le médecin qui, à la demande des parents, établit fréquemment des certificats d’incapacité scolaire sans procéder à un examen clinique approfondi de la patiente mineure va à l’encontre de l’article 26, alinéa 2, du Code de déontologie médicale. Une telle pratique sape la crédibilité du médecin individuel et la confiance placée dans l’ensemble de la profession médicale.

Décision

[extraits]

« De Raad van Beroep van de Orde der Artsen, met het Nederlands als voertaal, heeft de volgende beslissing uitgesproken :

INZAKE :

Dokter X, huisarts, wonende te … en met praktijkadres te …

Rechtspleging

Bij aangetekend schrijven van dd. …, aan de post toevertrouwd op dd. … stellen D, voorzitter van de Nationale Raad en Prof. D, ondervoorzitter van de Nationale Raad, tijdig en in regelmatige vorm hoger beroep in tegen de beslissing van dd. … van de provinciale raad van de Orde van artsen van Z die beslist om dit dossier zonder gevolg te laten (…).

Bij aangetekend schrijven dd. … werd dr. X opgeroepen om te verschijnen op de zitting van de raad van beroep van dd. … . (…)

De heer M, kamervoorzitter in het hof van beroep te … , heeft verslag uitgebracht.

Prof. Dr. R, afgevaardigd lid van de Nationale Raad, heeft zijn advies uitgebracht.

Ter zitting van de raad van beroep van dd. … is dr. X in persoon verschenen, en heeft hij zelf zijn verdediging waargenomen.

Feitelijke gegevens

Het dossier start met een aangifte/klacht, digitaal ingediend via het contactformulier van de orde der artsen op dd. … door R, directeur van de lagere school … .

De aangifte heeft betrekking op een opvallend groot aantal ziekteattesten die voor de minderjarige H (° … ) werden uitgeschreven door huisarts dr. X. Hierdoor was deze leerlinge tijdens het eerste semester meer afwezig dan aanwezig, en waren haar schoolresultaten ondermaats en was er al twee jaar schoolachterstand.

Directeur R had aanvankelijk contact opgenomen met het CLB en met de CLB-arts dr. VM. De CLB-arts heeft vervolgens gebeld met dr. X, die bevestigde dat hij steeds de geviseerde ‘verklaringen van arbeidsongeschiktheid’ afleverde aan (de ouders van) de bewuste leerlinge. De CLB-arts adviseerde om deze situatie te melden aan de orde der artsen.

Bij schrijven van dd. … werd dr. X in kennis gesteld van het klachtschrijven en werd de arts verzocht om binnen de 15 dagen zijn versie van de feiten schriftelijk te willen bezorgen aan de onderzoekscommissie.

Het schriftelijk antwoord van dr. X werd op dd. … ontvangen door de Provinciale Raad van de orde der artsen van Z. In dit schriftelijk antwoord stelt dr. X dat hij beseft dat hij teveel afwezigheidsattesten heeft geschreven.

Bij beslissing van de provinciale raad van de orde der artsen van Z. van dd. … werd de zaak lastens dr. X zonder gevolg gelaten.

Beoordeling

1.

Art. 26, lid 2 van de code van medische deontologie bepaalt dat de arts de medische documenten waarheidsgetrouw, objectief, voorzichtig en discreet opstelt, met aandacht voor het vertrouwen dat de maatschappij in hem stelt. Hij vermeldt daarbij geen gegevens over derden.

Dr. X erkent dat hij systematisch op vraag van de ouders van de minderjarige H ziekteattesten heeft uitgeschreven om in totaal 58 dagen afwezigheid op haar school te rechtvaardigen, en dit gedurende een periode van 3 maanden. Hij beseft dat hij hiermee een fout heeft begaan.

Het valt op dat bijna alle attesten door Dr. X werden opgesteld op de laatste dag van de in het ziekteattest vermelde periode, zelfs wanneer de geattesteerde ziekteperiode één of twee weken bedroeg. Hieruit kan worden afgeleid dat er meestal géén klinisch onderzoek van de patiënte heeft plaatsgevonden.

Het is duidelijk dat Dr. X voorzichtiger had moeten zijn, en niet had mogen ingaan op de steeds terugkerende vraag van de ouders van het kind tot het afleveren van ziekteattesten zonder de uitdrukkelijke vermelding dat het attest uitsluitend is gebaseerd op de verklaringen van (de ouders van) de betrokken patiënte en niet op de eigen medische vaststellingen van de arts.

De raad van beroep verwijst in dit kader naar het advies van de Nationale Raad “Dixit-attest binnen de context van het onderwijs” van 19.11.2022.

Ter zitting van de raad van beroep drukte dr. X zijn spijt uit over de gebeurde feiten, en stelde hij dat hij mogelijk te goedgelovig is geweest.

De raad van beroep acht het bijgevolg bewezen dat dr. X een inbreuk heeft begaan tegen de bepalingen van art. 26 van de code van medische deontologie.

2.

Bij de bepaling van de strafmaat houdt de raad van beroep rekening met het schuldinzicht in hoofde van dr. X en met zijn gunstig tuchtrechtelijk verleden.

Verder houdt de raad van beroep rekening met de vaststelling dat het afleveren van kwestieuze attesten zowel de geloofwaardigheid van de individuele arts, als het vertrouwen van de samenleving in het gehele artsenkorps hypothekeert.

De raad van beroep is van oordeel dat rekening houdend met alle elementen van het dossier, een berisping volstaat als tuchtsanctie.

OM DEZE REDENEN,

DE RAAD VAN BEROEP

Rechtdoende op tegenspraak en met twee/derden meerderheid van de stemmen van de bij de behandeling aanwezige leden,

Verklaart het hoger beroep van de Nationale Raad ontvankelijk en in de hierna volgende mate gegrond.

Verklaart dr. X schuldig aan de inbreuk op art. 26 van de code van medische deontologie.

Legt aan dr. X de tuchtsanctie op van de BERISPING ».