keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Alternatieve geneeswijzen16/09/2023 Documentcode: a170015
Weigering door klinisch bioloog van bepaalde analyses waarvan het belang op wetenschappelijk gebied in twijfel wordt getrokken en die een hoge kost voor de patiënt met zich meebrengen.

De nationale raad van de Orde der artsen wordt om advies verzocht betreffende de mogelijkheid voor de klinisch bioloog bepaalde analyses te weigeren waarvan het belang op wetenschappelijk gebied in twijfel wordt getrokken en die een hoge kost voor de patiënt met zich meebrengen.

1.De therapeutische vrijheid van de arts stoelt op de wet[1] en de medische déontologie[2].

Deze vrijheid is niet absoluut[3].

De arts verstrekt kwaliteitsvolle zorg. Bij zijn keuzes laat hij zich leiden door relevante wetenschappelijke gegevens en zijn expertise, rekening houdend met de voorkeuren van de patiënt[4]. Hij ziet erop toe toegewijde en bekwame geneeskundige verzorging te verstrekken in het belang van de patiënt, met eerbied voor de rechten van de patiënt en rekening houdend met de door de gemeenschap ter beschikking gestelde globale middelen[5].

De beroepsautonomie van de arts heeft tot gevolg dat de arts kan weigeren een door een patiënt of collega gevraagde handeling te verrichten indien hij meent dat dit ongepast is vanuit medisch oogpunt.

2.De klinisch bioloog draagt de verantwoordelijkheid kwaliteitsvolle zorg te verstrekken. Om deze reden kan hij weigeren een analyse uit te voeren waarvan hij meent dat ze niet gerechtvaardigd is op medisch gebied en indruist tegen het belang van de patiënt, voornamelijk omwille van de hoge kostprijs en de niet-terugbetaling door de verzekering geneeskundige verzorging.

De collegialiteit vereist dat hij de voorschrijvende arts onmiddellijk informeert en de redenen voor zijn beslissing vermeldt.

Indien de voorschrijvende arts van mening is dat hij zijn voorschrift moet handhaven, waarborgt hij de continuïteit van de zorg door de patiënt door te verwijzen naar een andere klinisch bioloog, die beslist welk gevolg hij geeft aan de aanvraag voor een analyse[6].

De klinisch bioloog licht de patiënt de medische redenen toe voor zijn weigering in genuanceerde bewoordingen die respectvol blijven ten opzichte van zijn voorschrijvende collega[7]. Op vraag van de patiënt, verwijst de klinisch bioloog de patiënt door naar andere collega’s.

In spoedeisende gevallen mogen uiteenlopende medische meningen tussen de voorschrijvende arts en de klinisch bioloog niet verhinderen dat de patiënt de zorg krijgt die zijn toestand vereist.


[1] Art. 4 van de wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg; art. 144, § 1, van de wet van 10 juli 2008 betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen; art. 73, §1, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen

[2] Art. 7 van de Code van medische deontologie en de commentaar erbij

[3] In de medische literatuur, zie m.n. T. Goffin, De professionele autonomie van de arts, Die Keure, 2011, nr. 276 en volgende; G. Genicot, Droit médical et biomédical, Larcier, 2010, p. 380 en volgende, m.n. p. 385; H. Nys en T. Goffin, « Recente ontwikkelingen met betrekking tot de autonomie van arts en patiënt », in Medisch recht, H. Nys en S. Callens (uitg.), Die Keure, Themis, 2011, vol. 63, p. 41 en volgende.

[4] Art.4, 2de lid, wet van 22 april 2019 betreffende de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de kwaliteitszorg; art. 4 van de Code van medische deontologie

[5] Art. 73, § 1, Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994

[6] Art. 32 van de Code van medische deontologie

[7] Art. 11 van de Code van medische deontologie

Acupunctuur17/05/2014 Documentcode: a145020
Uitoefening van de homeopathie en algemene voorwaarden die gelden voor de uitoefening van alle niet-conventionele praktijken

De Nationale Raad van de Orde van geneesheren heeft de koninklijke besluiten van 26 maart 2014 betreffende de uitoefening van de homeopathie en betreffende de algemene voorwaarden die gelden voor de uitoefening van alle niet-conventionele praktijken onderzocht, die op 12 mei 2014 in het Belgische Staatsblad werden gepubliceerd.

Advies van de Nationale Raad :

Homeopathie en niet-conventionele praktijken

De Nationale Raad van de Orde van geneesheren heeft in zijn vergadering van 17 mei 2014 de koninklijke besluiten van 26 maart 2014 betreffende de uitoefening van de homeopathie en betreffende de algemene voorwaarden die gelden voor de uitoefening van alle niet-conventionele praktijken besproken, die op 12 mei 2014 in het Belgische Staatsblad werden gepubliceerd.

De Nationale Raad drukt vooreerst zijn bezorgdheid uit met betrekking tot de wijze waarop deze koninklijke besluiten tot stand kwamen. Uit de verslagen aan de Koning blijkt dat de paritaire commissie over tal van aspecten van deze koninklijke besluiten geen positief advies heeft uitgebracht. De Nationale Raad betreurt dat de Minister het bekomen van een dergelijk advies niet noodzakelijk achtte voor de inhoudelijke vormgeving van de besluiten.

Koninklijk besluit betreffende de uitoefening van de homeopathie
Met verwijzing naar zijn advies van 9 februari 2013 "Toegang tot de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde" beoordeelt de Nationale Raad dit koninklijk besluit positief voor zover het de uitoefening van de homeopathie voorbehoudt aan artsen, tandartsen en vroedvrouwen, binnen de grenzen van hun bevoegdheden vastgelegd in het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen en benadrukt dat een uitoefening van de homeopathie steeds slechts aanvullend kan zijn.

Betreffende de voorziene overgangsmaatregelen merkt de Nationale Raad evenwel op dat er overeenkomstig het voornoemde koninklijk besluit nr. 78 voor anderen dan de artsen, tandartsen en vroedvrouwen geen wettelijke bevoegdheid bestaat om geneesmiddelen voor te schrijven.
De Nationale Raad ziet bijgevolg niet in hoe deze andere gezondheidszorgberoepsbeoefenaars de homeopathie zouden kunnen uitoefenen.

Een overgangsmaatregel impliceert bovendien dat de maatregel een uitdovende situatie betreft. De Nationale Raad is van mening dat deze overgangsmaatregelen zo zijn geformuleerd dat zij eerder een instandhouding van de situatie impliceren, dan dat zij een uitdovende werking zouden hebben. De Nationale Raad merkt ten slotte op dat overeenkomstig bijlage 1 van dit koninklijk besluit, voor deze beroepsbeoefenaars niet werd gespecifieerd dat de uitoefening slechts toegelaten wordt "voor die indicaties waarvoor de werking aangetoond is volgens Evidence Based Medicine."

Koninklijk besluit betreffende de algemene voorwaarden die gelden voor de uitoefening van alle niet-conventionele praktijken
De Nationale Raad is verwonderd dat het artikel 8 stelt "De beoefenaars die ook arts zijn, mogen hun titel zoals deze is geregistreerd ter kennis brengen van het publiek overeenkomstig de code van geneeskundige plichtenleer, opgesteld door de Nationale Raad van de Orde van geneesheren". Zonder dat de Orde hierover voorafgaandelijk om advies werd gevraagd. Bovendien merkt de Nationale Raad op dat de bepalingen in de Code van geneeskundige plichtenleer betreffende de publiciteit thans ook voor artsen die een niet-conventionele praktijk uitoefenen, algemeen bindend zijn.

Tenslotte stelt de Nationale Raad de vraag wat het nut is van de lijst van niet toegestane handelingen voor beoefenaars die geen arts zijn, vermeld in het artikel 10. Een verwijzing naar de bevoegdheden die de beroepsbeoefenaars van de gezondheidszorg overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 78 krijgen toegewezen, zou volstaan.

Alternatieve geneeswijzen23/03/2013 Documentcode: a141010
Toepassing van mesotherapie door een schoonheidsspecialiste
De Procureur des Konings bij de Rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde vraagt aan de Nationale Raad om zijn advies van 19 juni 1993 betreffende mesotherapie te preciseren.

Advies van de Nationale Raad :

Mevrouw de procureur des Konings,

Betreft : toepassing van mesotherapie door een schoonheidsspecialiste.

Het in uw brief van 23 oktober 2012 vermelde advies van 19 juni 1993 van de Nationale Raad van de Orde van geneesheren betreffende mesotherapie betreft naar de inhoud geen advies van de Nationale Raad, maar de weergave van een advies van de Koninklijke Academie van België (F) omtrent de betreffende therapie.

De Nationale Raad is bereid de Koninklijke Academie voor actualisering en precisering aan te schrijven, wat evenwel enige toelichting vereist omtrent de door uw ambt ervaren "niet voldoende duidelijkheid".

In zijn advies stelt de Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België dat de indicaties voor de mesotherapeutische technieken overeen komen met de indicaties voor alle behandelingen met een reflexotherapeutisch doel. Het gaat voornamelijk om een therapie van de pijnen en van de ermee gepaard gaande, meestal vasomotorische en permeabilitante, functionele symptomen.

Het advies van de nationale Academie voor geneeskunde van Frankrijk betreffende mesotherapie (Bulletin de l'Académie nationale de médecine, tome 171, n°7, octobre 1987, rapport sur les thérapeutiques parallèles ou diversifiées, pagina's 923 tot 969) gaat verder.
In zijn conclusie, pagina 968, schrijft de nationale Academie voor geneeskunde van Frankrijk : (officieuze vertaling)
(...) de mesotherapie (...) verschilt slechts van de klassieke geneeskunde door het gebruik van de intradermische weg die kleine dosissen geneesmiddelen inhoudt. Het betreft een therapeutische methode, die niet verheven mag worden tot medisch specialisme, zelfs al zou men erin slagen het werkingsmechanisme en de grenzen ervan nauwkeurig weer te geven.

In voorkomend geval werden de injecties gegeven met een esthetisch doel.

Op basis van artikel 2, § 1 van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen en van artikel 2, 5°, van de recente wet van 6 juli 2011 tot instelling van een verbod op reclame voor ingrepen van medische esthetiek en tot regeling van de informatie over dergelijke ingrepen, is de Nationale Raad van mening dat het beoefenen van de mesotherapie onder de geneeskunde valt, hoewel haar doeltreffendheid en haar gegrondheid betwist worden.

De Nationale Raad vestigt tevens uw aandacht op artikel 5 van het wetsontwerp tot regeling van de vereiste kwalificaties om ingrepen van niet-heelkundige esthetische geneeskunde en esthetische heelkunde uit te voeren (Parlementaire Stukken, Kamer van Volksvertegenwoordigers, doc. 53 2577/007, p. 4).

Bijlage: Advies van de Académie nationale de médecine van Frankrijk

Alternatieve geneeswijzen09/02/2013 Documentcode: a140017
Toegang tot de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde
De pers heeft de conclusies verspreid die ingediend werden door de paritaire commissies opgericht ingevolge de wet van 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde.
De Nationale Raad beslist opheldering te vragen aan de minister van Volksgezondheid die de opstelling van de uitvoeringsbesluiten van de wet van 29 april 1999 aankondigt.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn zitting van 9 februari 2013 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren beslist te reageren naar aanleiding van de stellingnamen en de recente persartikels over de voorwaarden voor de uitoefening van de niet-conventionele praktijken, welke vastgelegd zouden moeten worden bij koninklijk besluit ingevolge de wet van 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen.

Aangezien hij meermaals om advies verzocht werd betreffende de deontologische problemen die deze praktijken met zich brengen, heeft de Nationale Raad verschillende adviezen uitgebracht, waarin inzonderheid verwezen wordt naar de adviezen van de Koninklijke Academie voor geneeskunde en van het KCE.

De werkzaamheden van de paritaire commissies die opgericht werden overeenkomstig de voornoemde wet van 29 april 1999 lopen ten einde.

De Nationale Raad herinnert eraan dat de uitoefening van de gezondheidszorg gebaseerd dient te zijn op een gepaste beoordeling van de toestand van de patiënt zodat een diagnose gesteld kan worden die vervolgens de behandeling zal sturen.

Om een diagnose te kunnen stellen moet men kennis hebben van de geneeskunde in haar geheel en een onderbouwde toegang hebben tot bijkomende onderzoeken (biologie, beeldvorming).

De rechtstreekse toegang tot praktijken die gericht zijn op de hoofdzakelijk symptomatische behandeling en geen doeltreffende werking hebben op de evolutie van de morbide ziekteprocessen waaraan de patiënt zou kunnen lijden, is ontoelaatbaar. Dit geldt in het bijzonder op een ogenblik waarop de uitvoerende macht alsmaar meer opsporingscampagnes organiseert om een vroegtijdige diagnose te bevorderen.

De Nationale Raad meent dan ook dat het onontbeerlijk is dat de keuze om in de richting van de niet-conventionele praktijken te gaan, ondergeschikt is aan een voorafgaand medisch onderzoek uitgevoerd door een erkend huisarts of specialist. Deze kunnen eventueel aanvullend zijn, maar mogen zeker geen alternatief vormen voor de wetenschappelijke klinische geneeskunde.

Acupunctuur02/06/2012 Documentcode: a138013
Acupunctuuronderricht bestemd voor kinesitherapeuten – Uitoefening van de acupunctuur door niet-artsen
Eind oktober 2011 en begin januari 2012 contacteert de Beroepsvereniging van de Geneesheren Acupuncturisten van België de Nationale Raad over
1- het plan van een van zijn collega's om een acupunctuuronderricht op te starten bestemd voor kinesitherapeuten;
2- Het voorstellen van een tekst door de verenigingen ABADIC, BAF en EUFOM betreffende de uitoefening van de acupunctuur door beoefenaars die geen houder zijn van een diploma van doctor in de geneeskunde, naar aanleiding van de 2de bijeenkomst van de kamer voor acupunctuur in het kader van de wet Colla.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 2 juni 2012 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw brieven betreffende de uitoefening van de acupunctuur onderzocht.

Wat de historiek betreft, herinnert de Nationale Raad aan zijn brief van 24 september 1997 aan de minister van Volksgezondheid, aangaande de niet-conventionele praktijken 1 . In deze brief beklemtoont de Nationale Raad dat de globale behandeling van de patiënt absoluut vergt dat een diagnose wordt gesteld vóór elke therapeutische aanpak en dat op grond van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen alleen de arts hiertoe bevoegd is.

Bovendien blijkt uit recente adviezen, zowel van de Koninklijke Academie voor Geneeskunde (28 mei 2011 2) als van het KCE (27 april 2011 3), dat er geen enkel bewijs of wetenschappelijke grondslag bestaat die het mogelijk maakt de doeltreffendheid van de niet-conventionele praktijken aan te tonen of zelfs te hopen aan te tonen.

[1]http://www.ordomedic.be/nl/adviezen/advies/niet-conventionele-geneeswijzen

[2] http://www.armb.be/avis%20PNC%20mai%202011.htm

[3] https://kce.fgov.be/nl/press-release/acupunctuur-houdt-het-steek

Alternatieve geneeswijzen01/09/2007 Documentcode: a118002
Bescherming van de beroepstitel van osteopaat

Verwijzend naar art. 4, § 2, van de kaderwet van 24 september 2006 betreffende het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep en het voeren van de beroepstitel van een ambachtelijk beroep, vraagt mevrouw S. Laruelle, minister van Middenstand en Landbouw, het advies van de Nationale Raad aangaande het verzoekschrift tot bescherming van de beroepstitel van osteopaat, dat ingediend werd overeenkomstig de genoemde kaderwet.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad meent dat het verlenen van de bescherming van de beroepstitel van osteopaat niet aangewezen is aangezien de artikelen 3, 8, 9, 10 en 11 van de wet van 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen (nog) niet in werking getreden zijn (artikel 12).

De uitoefeningsvoorwaarden voor osteopathie, die met name betrekking hebben “op de beroepsverzekering en de minimale dekking, het lidmaatschap van een erkende beroepsorganisatie, een registratiesysteem, een regeling inzake bekendmaking, een lijst van niet toegestane handelingen voor beoefenaars die geen arts zijn” (artikel 3), dienen, overeenkomstig de wet van 29 april 1999, vóór de bescherming van elke beroepstitel vastgelegd te zijn door de Koning. Dit is een dwingende vereiste voor de volksgezondheid.

Het is inzonderheid onmogelijk de beroepstitel van osteopaat te beschermen in de in artikel 2 van het verzoekschrift voorgestelde bewoordingen. Dit artikel vertrouwt de osteopaten niet-artsen uiterst ruime bevoegdheden toe. Vóór elke erkenning van de beroepstitel van osteopaat is het logisch en absoluut noodzakelijk duidelijk te bepalen welke handelingen volledig autonoom verricht mogen worden en welke een medisch voorschrift vergen. Men kan immers geen erkenning van de beroepstitel van osteopaat, door dewelke aan deze laatste de in artikel 2 beschreven bevoegdheid wordt toegekend, overwegen zonder op voorhand de verstrekte opleiding streng te hebben gecontroleerd. De waarborgen inzake volksgezondheid primeren op de beroepsbelangen.

Dit standpunt is des te meer verantwoord in het kader van de adviezen van de Koninkijke Academies voor Geneeskunde

In dit opzicht meent de Nationale Raad dat de inhoudelijke gesprekken met het oog op de uitvoering van de wet van 29 april 1999 absoluut moeten voorafgaan aan die betreffende de formele erkenning van de beroepstitel van osteopaat.

Alternatieve geneeswijzen20/11/1999 Documentcode: a087020
Aanstelling van een chiropractor niet-arts als gerechtelijk deskundige

Een advocaat legt de Nationale Raad twee vragen voor:

  1. verbiedt de Orde der geneesheren aan artsen gerechtelijk-geneeskundige expertisewerkzaamheden te verrichten samen met niet-artsen, i.c. een chiropractor;
  2. indien dit verbod zou bestaan, kan het dan nog gehandhaafd worden in het licht van de wet van 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen?

Antwoord van de Nationale Raad:

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 20 november 1999 uw advies¬aanvraag van 16 september 1999 met betrekking tot het optreden van geneesheren-experten besproken.

De Nationale Raad heeft geen advies uitgebracht dat de leden van de Orde der geneesheren zou verbieden samen met niet-artsen expertisewerkzaamheden te verrichten.

Het staat de rechter vrij in een college van deskundigen naast artsen eveneens niet-artsen, zoals een chiropractor niet-arts, aan te stellen.

Zo ook staat het elke aangestelde deskundige vrij zijn opdracht terug te geven indien hij niet akkoord kan gaan met de samenstelling van het college van deskundigen.

De Nationale Raad wijst erop dat de uitvoeringsbesluiten van de wet van 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen nog niet zijn bekendgemaakt.

Alternatieve geneeswijzen20/09/1997 Documentcode: a079027
Niet-conventionele geneeswijzen

Op 24 september 1997 richtte de Nationale Raad onderstaande brief aan de heer M. COLLA, minister van Volksgezondheid en Pensioenen, in verband met niet-conventionele geneeswijzen :

De Nationale Raad acht het zijn plicht uw aandacht te vestigen op de noodzaak om bij iedere patiënt die op consult komt en ongeacht de vertoonde pathologie een diagnose te stellen alvorens een handeling met therapeutisch doeleinde in te stellen.

Deze noodzaak wordt wereldwijd erkend door de wetenschappers. Alleen de arts is hiertoe, door zijn lange en gecontroleerde wetenschappelijke opleiding en zijn permanent getoetste klinische opleiding, bevoegd.

Artikel 34 van de Code van geneeskundige Plichtenleer bepaalt :
"Zowel voor het stellen van een diagnose als voor het instellen en voortzetten van de behandeling, verbindt de geneesheer er zich toe zijn patiënten zorgvuldig en gewetensvol de zorgen toe te dienen die stroken met de thans geldende wetenschappelijke kennis."

De patiënten hebben recht op een kwaliteitsgeneeskunde uitgeoefend door kwaliteitsartsen. De rijkdom en het eclecticisme van de kennis van de arts dienen in verband gebracht te worden met de wetenschappelijke vereisten van zijn opleiding.

De studenten geneeskunde en de praktiserende artsen kunnen moeilijk begrijpen dat de permanente "kwaliteitscontrole" die ze zichzelf opleggen die van meet af aan gericht is op controleerbare wetenschappelijke grondslagen, niet de minimumvereiste vormt voor eenieder die kwaliteitsvol wenst op te treden in de sector van de gezondheidszorg.

Geen enkele maatschappelijke erkenning, geen enkele wet brengt spontaan kennis en kwaliteit met zich.

De Nationale Raad vond dat hij sterk tekort zou schieten in de verantwoordelijkheid die hij draagt ten aanzien van de volksgezondheid en dat de artsen al evenzeer tekort zouden schieten in hun plichten ten opzichte van de maatschappij die hun lasten op zich genomen heeft tijdens hun opleiding, als hij zou nalaten uw aandacht te vestigen op de gevaren voor de gezondheid die schuilen in de behandeling van een symptoom of van enkel de subjectieve uiting van een ziekelijke toestand, zonder de echtheid ervan voorafgaandelijk te hebben bevestigd door het stellen van een diagnose. De globale behandeling van de patiënt vergt absoluut dat een diagnose wordt gesteld vóór elke therapeutische aanpak. De vereiste van wetenschappelijke rationaliteit kan alleen maar worden opgelegd aan de artsen. Zij vormt inderdaad voor de patiënten de enige waarborg voor een doeltreffende, onwillekeurige kwaliteitsverzorging.