keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Vorige pagina

2

pagina

Alternatieve geneeswijzen19/06/1993 Documentcode: a061006
Mesotherapie

In het raam van een contract voor de terugbetaling van verstrekkingen van traditionele geneeskunde ontvangt een verzekeringsmaatschappij, die gespecialiseerd is in de geneeskundige verzorging, van een van haar verzekerden een rekening voor raadplegingskosten vermeerderd met kosten voor mesotherapie.
De verzekeringsmaatschappij verzoekt de Nationale Raad haar mede te delen wat de therapeutische waarde is die momenteel toegekend wordt aan de mesotherapie, of deze beschouwd wordt als een behandeling op zich dan wel als een technisch middel om deze behandeling toe te passen, en tenslotte of de mesotherapie een onderdeel vormt van de traditionele geneeskunde dan wel van de alternatieve geneeswijzen, zoals de acupunctuur. Zo deze verstrekking deel uitmaakt van de alternatieve geneeswijzen verzoekt zij de Nationale Raad bovendien te preciseren of zij strookt met wat op het einde bepaald wordt in artikel 34 van de Code van geneeskundige Plichtenleer.

Antwoord van de Nationale Raad:

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 19 juni 1993 kennis genomen van uw brief van 29 april 1993 aangaande de mesotherapie.

Bijgaand vindt u het advies dat destijds verstrekt werd door de Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België (F).

Advies van de Koninklijke Academie van België (F):

(Officieuze vertaling):

De mesotherapie berust hoofdzakelijk op een bijzondere techniek voor de intradermische toediening van bepaalde medicamenteuze, vooral lokaal anesthetische stoffen.

Deze techniek werd ontwikkeld door de heer PISTOR en wordt uitgevoerd met behulp van circelvormige multi‑injectoren, waarvan sommige 18 aanzetstukken bevatten waarop 18 injectienaalden bevestigd kunnen worden (4, 6, 8 mm aflhankelijk van geval tot geval). Op die manier kan met behulp van één enkele spuit een uitgebreid onderhuids territorium bereikt worden. Op plaatsen waar het te infiltreren dermisch volume klein is, wordt een gewone spuit gebruikt.
PISTOR stelt zijn techniek gelijk met die van de acupunctuur, waarvan de eventuele verdovende effecten versterkt zouden worden door de toediening van het anestheticum. Men kan de techniek van PISTOR in feite herleiden tot een vorm van reflexotherapie. Reeds van bij het begin van de invoering van de behandelingen met parenterale injecties is geweten dat enkel reeds het binnenbrengen van de naald in de huid (zogeheten "droge" injectie) volstaat om bepaalde pijnen, viscerale of diepliggende, op symptomatische wijze te doen verdwijnen. Een dergelijk effect, gesignaleerd door PISTOR zelf, is niet enkel compatibel met het inbrengen van de naald van de acupunctuur, maar tevens met het effect van diepgaande massages ‑ zoals de "Bindegewebsmassage" van Eugénie DICKE.
De reflexotherapie‑technieken berusten op de anatomo‑functionele bindingen, die embryologisch bepaald zijn op het niveau van iedere metameer ‑ of lichaamssegment ‑, tussen een cutaan territorium, een musculaire eenheid en de overeenstemmende viscera. Aldus ontstaan de cutaneo‑viscerale bindingen, waarvan ‑ ondermeer ‑ de symptomatische tegumentaire projectie van bepaalde organische pijnen getuigt.
De reflexotherapieën werden reeds lang gecodificeerd voordat PISTOR de aanwending van zijn meso‑injector voorgesteld heeft, met het verschil dat deze heel wat van de precisie verliest die noodzakelijk is voor een strikte toepassing van de neuraltherapie type Heineke: volgens deze laatste is dat punt waar het meeste pijn optreedt het enige punt waarin een inspuiting toegediend moet worden om een nagenoeg onmiddellijke verdoving te verkrijgen.
De indicaties voor de mesotherapeutische technieken komen overeen met de indicaties voor alle behandelingen met een reflexotherapeutisch doel. Het gaat voornamelijk om een therapie van de pijnen en van de ermee gepaard gaande, meestal vasomotorische en permeabilitante, functionele symptomen.
Op dit ogenblik kan in de litteratuur geen enkel gegeven teruggevonden worden dat aantoont dat de intra‑dermische multi‑injecties in staat zouden zijn de natuurlijke evolutie van de sclerosemechanismen en van de morbide processen te beïnvloeden.

Alternatieve geneeswijzen21/03/1992 Documentcode: a056013
Chiropraxie

Een provinciale raad wordt om inlichtingen verzocht in verband met de erkenning in België van de verzorging verleend door een chiropractor. In het
onderhavige geval gaat het om de verzorging verleend door een niet‑geneesheer.

De Raad beslist de provinciale raad een kopie te doen geworden van het advies van de Academiën voor Geneeskunde.

Antwoord van de Nationale Raad:

De Nationale Raad heeft op 9 oktober 1991 deze vraag voorgelegd aan de Koninklijke Academies voor Geneeskunde. U vindt als bijlage het verslag van de gemeenschappelijke Commissie voor advies betreffende het uitoefenen van de chiropraxie door een persoon die niet‑geneesheer is.

Advies van de Academiën voor Geneeskunde van 21 december 1991:

Allereerst verwijst de commissie naar de verslagen die door de Koninklijke Academiën voor Geneeskunde werden goedgekeurd op 30 juni 1962 en 20 december 1975, en waarvan de teksten aan dit verslag worden toegevoegd.
Het standpunt van de Academiën voor Geneeskunde is onveranderd en het destijds genomen besluit wordt bevestigd:
1° de chiropraxie als speciale discipline en behandelingsmethode berust op geen enkele wetenschappelijke basis;
2° de vertebrale bewerkingen en manipulaties die voor bepaalde klachten en aandoeningen uitgevoerd worden, kunnen schadelijk en soms gevaarlijk zijn in de handen van niet‑ geneesheren, en zijn in dit geval onwettige uitoefening van de geneeskunde, wanneer ze niet uitgevoerd worden door een arts.

Advies van de Academiën voor Geneeskunde van 20 december 1975:

(...) De commissie heeft ook kennis genomen van het verslag opgesteld en aangenomen door de Academie voor Geneeskunde van België op 30 juni 1962, als antwoord op de vragen die haar over chiropraxie gesteld worden door de Provinciale Raad van de Orde der Geneesheren van Antwerpen.
De commissie wenst eerst en vooral de verwarring die op dit ogenblik bestaat tussen chiropraxie en vertebrale bewerkingen, recht te zetten.
De vertebrale bewerkingen of manipulaties zijn uitsluitend bedoeld voor klachten of aandoeningen, die rechtstreeks afhankelijk zijn van letsels ter hoogte van de wervels, en die zich uiten hetzij op het spierstelsel hetzij op het perifere zenuwstelsel zoals lumbago, ischiaspijn, cervico‑brachiale neuralgie. Deze vertebrale bewerkingen worden door bevoegde of gespecialiseerde geneesheren uitgevoerd, en mogen niet aan niet‑ medici toevertrouwd worden. De chiropraxie integendeel, is een speciale discipline met een filosofische achtergrond, welke erin bestaat alle ziekteverschijnselen toe te schrijven aan stoornissen ter hoogte van de wervels of van de wervelzuil. De chiropraxie schrijft gans de pathologie toe aan mechanische factoren, en beweert alle ziekteverschijnselen te kunnen genezen, uitsluitend door actie op die zogezegde wervelverplaatsing.
Onder andere beweren chiropractors verschillende ziekten te kunnen genezen zoals: angina pectoris, appendicitis, asthma, windpokken, hernia, polyomyelitis (cit O. Oger...).
Deze theorie mist elke wetenschappelijke basis en wordt toegepast door niet‑geneesheren. De chiropractor onderzoekt de zieke, stelt een diagnose en stelt een behandeling in. Volgens de Belgische Wet is dit onwettig uitoefenen van de geneeskunde.

Besluit:

De chiropraxie is een behandelingsmethode die op geen enkele wetenschappelijke basis berust. Uitgevoerd door niet‑medici kan deze behandeling schadelijk en soms gevaarlijk zijn en is zij in ieder geval een onwettige uitoefening van de geneeskunde.

Advies van de Academiën voor Geneeskunde van 30 juni 1962:

Op de vragen gesteld door de Provinciale Raad van Antwerpen van de Orde der Geneesheren, worden volgende antwoorden voorgesteld:

1° Is de chiropraktijk wetenschappelijk verantwoord?
In ons land bestaat er geen wettelijk diploma van chiropracticus. We kunnen moeilijk aanvaarden dat para‑geneeskundige praktijken, welke niet gesanctioneerd zijn door een erkend diploma, als wetenschappelijk zouden aangenomen worden.

2° Kan een chiropractor, die een diploma bezit, aangezien worden als een medische hulpkracht ?
Er dient bepaald van welk diploma hij drager is, vermits dit van chiropractor niet bestaat. Een geneesheer mag bepaalde technieken laten uitvoeren door een hulpkracht wanneer deze gebeuren onder zijn verantwoordelijkheid, zijn toezicht, en op zijn indicaties. Indien deze technieken uitgevoerd worden door een chiropractor, zal de geneesheer een bijzonder toezicht uitvoeren daar in ons land juist dit diploma van medische hulpkracht niet bestaat en we geen waarborg hebben inzake de technische vaardigheid der chiropractors.

3° Mag de geneesheer de conclusies van zijn radiologische of andere onderzoeken aan zulk een chiropractor overmaken ?
Het is niet te aanvaarden dat een dokter in de geneeskunde zou consulteren met iemand die geen drager is van een geneeskundig diploma; er is dan ook schending van het beroepsgeheim. Het is immers aan de geneesheer alleen dat het toekomt de indicatie van deze technieken te stellen, het toezicht tijdens hun uitvoering en de verantwoordelijkheid ervan op zich te nemen.

Alternatieve geneeswijzen19/05/1990 Documentcode: a049003
Alternatieve geneeswijzen

Alternatieve geneeskunde

De Nationale Raad die meermaals om advies verzocht werd aangaande deontologische ploblemen op het vlak van alternatieve geneeswijzen die uitgeoefend worden door geneesheren of soms door niet‑geneesheren (Tijdschrift nr. 44, pag 22; nr. 45 pag. 16 en pag. 23; nr. 46 pag. 24 en pag. 25; nr. 47 pag. 19), had een commissie gelast deze problemen te bestuderen.

Deze commissie brengt verslag uit bij de Raad en stelt ontwerp‑antwoorden op de aangevraagde adviezen voor.

Na een gedachtenwisseling brengt de Nationale Raad de volgende adviezen uit.

‑ Aan de voorzitter van de Franstalige afdeling van de Belgische Vereniging voor Manuele Geneeskunde die de uitoefening van de manuele geneeskunde door niet-geneesheren aan de kaak stelt, heeft de Raad het volgende advies uitgebracht:

De manuele geneeskunde maakt, alhoewel zij geen erkend specialisme is in België, deel uit van de diagnostische en therapeutische handelingen in het kader van het KB nr 78 van 10 november 1967, voorbehouden aan de artsen.

Tenzij optredend als uitvoerder van een toevertrouwde medische handeling, zoals voorzien door artikel 5 §1 van vernoemd KB, of als uitvoerder van een technische hulpprestatie zoals voorzien door artikel 22 van datzelfde KB, zijn kinesitherapeuten die manuele geneeskunde toepassen strafrechtelijk vervolgbaar wegens onwettige uitoefening van de geneeskunde.

Bij ontstentenis van uitvoeringsbesluiten betreffende de zojuist vernoemde artikels van het KB nr 78, refereert de Nationale Raad naar het advies van oktober 1989 van de Academiën voor Geneeskunde, waarin de bevoegdheden van de kinesitherapeuten gepreciseerd worden.

Er kan echter geen bezwaar zijn tegen het feit dat kinesitherapeuten zich speciaal zouden bekwamen teneinde handelingen van manuele geneeskunde op de best mogelijke wijze uit te voeren, in opdracht en onder toezicht van een geneesheer, zoals voorzien door geciteerd art. 5 §1 en art. 22 van KB nr 78 van 10 november 1967 en zoals gepreciseerd door het desbetreffend advies van de Academiën van Geneeskunde van oktober 1989.

Geneesheren, die als organisator of docent van zulke vervolmakingscursussen onjuiste, onvolledige of misleidende informatie verstrekken en die hierdoor er toe bijdragen dat kinesitherapeuten hun bevoegdheid in deze materie zouden overschrijden, stellen zich bloot aan disciplinaire sancties.

‑ Aan de Provinciale Raad die aan de Nationale Raad de vier hierna aangehaalde vragen over de alternatieve geneeskunde voorgelegd heeft:

1. Wat is het statuut van de geneesheer die niet traditionele geneeskunde toepast: algemene geneeskunde ? specialisme ?

2. Welke zijn de deontologische regels die zulke geneesheer dient te eerbiedigen?

3. Dienen zulke geneesheren de behandelende geneesheer te informeren, zelfs tegen de wil in van de patiënt ?

4. Dient het aantal kabinetten van zulke geneesheren geassimileerd te worden aan dat van omnipractici of dat van specialisten ?

Advies van de Nationale Raad:

Wat vraag 1) betreft:

De Nationale Raad is van mening dat de eventuele toepassing van praktijken die zogezegd onder de "alternatieve geneeskunde" vallen, niet bepalend is voor het feit dat een geneesheer als algemeengeneeskundige of als specialist wordt beschouwd. Men dient immers rekening te houden met de wettelijke erkenningsvormen voor de geneesheren‑specialisten en voor de algemeengeneeskundigen.

Het louter feit van praktijken toe te passen die zogezegd onder de "alternatieve geneeskunde" vallen, volstaat niet om zich de status van hetzij specialist, hetzij algemeengeneeskundige toe te eigenen.

Op deontologisch vlak stelt de Nationale Raad dat een geneesheer, die in hoofdzaak praktijken toepast die zogezegd onder de "alternatieve geneeskunde" vallen, zich ten aanzien van zijn patiënten niet kan voordoen als zijnde een huisarts of specialist in het kader van de huidige gegevens van de wetenschap.

Wat vraag 2) vraag 3) en vraag 4) betreft:

Deze geneesheren dienen, net zoals alle geneesheren, de Code van geneeskundige plichtenleer te eerbiedigen en, in het bijzonder de art. 34 en 35, 113 en 114, alsmede de adviezen van de Raden van de Orde.

-Op de vraag van een kinesitherapeut aangaande de betrekkingen tussen geneesheren en kinesitherapeuten, verstrekt de Nationale Raad het volgend antwoord:

Naar aanleiding van uw brief van 3 juni 1989 heb ik de eer U mede te delen dat de Nationale Raad verwijst naar het advies van de Academiën voor Geneeskunde van 31 oktober en 21 november 1989, waarvan U bijgaand een kopie vindt.

Advies van de Academie:

Betreft: standpunt van de Academie aangaande het toevertrouwen van handelingen aan kinesitherapeuten en meer bepaald van elektrotherapeutische handelingen.

Ingevolge uw schrijven dd. 20 september 1989, met refertes nr. 18842/RS/07389, heb ik de eer U mede te delen dat een gemeenschappelijke commissie van de beide Academiën voor Geneeskunde een onderzoek gewijd heeft aan de kinesitherapie in het algemeen. Haar advies betreffende de door U vermelde aangelegenheid is het volgende:

‑ De toevertrouwde handelingen zijn van medische aard en worden alleen uitgevoerd in de fysische aanwezigheid van de opdrachtgevende geneesheer‑specialist in de fysische geneeskunde.
Deze handelingen behoren uiteraard tot de fysische geneeskunde (of fysiotherapie).

‑ In de lijst van de toevertrouwde handelingen worden vermeld de toepassingstechnieken van verschillende fysische agentia:
‑ Elektrische stroom (golvend, progressief, ritmisch, exponentieel), ultrasone golven en radargolven;
‑ Diathermie;
‑ Faradisatie;
‑ lonisatie;
‑ Korte golven;
‑ Laser;
‑ Ultraviolette en infrarode stralen of lichtbaden, lokaal of algemeen toegepast.

‑ De toevertrouwde medische handelingen moeten uitdrukkelijk toevertrouwd worden door een verantwoordelijke geneesheer, die specialist is in de fysische geneeskunde, toeziet en aanwezig is bij de uitvoering van de handeling in het kabinet van de kinesitherapeut(e) of in het ziekenhuis zodat hij dadelijk kan ingrijpen.

‑ In verzorgingsinstellingen kan een bepaalde handeling door een algemeen voorschrift toevertrouwd zijn en volstaat de aanwezigheid in het gebouw van een geneesheer‑specialist in de fysische geneeskunde.

Het volledig verslag van de Academie wordt aan de Heer Minister van Sociale Zaken voorgelegd en zal U eerstdaags voor kennisgevende kunnen medegedeeld worden.

‑ In verband met de cursussen die in de lokalen van sommige faculteiten van geneeskunde zowel aan geneesheren als aan niet‑geneesheren gegeven worden, richt de Nationale Raad de volgende brief aan de decanen van de faculteiten geneeskunde:

Naar aanleiding van een onderzoek naar het statuut van de beoefenaars van alternatieve geneeswijzen, stelde de Nationale Raad vast dat aan sommige faculteiten van geneeskunde cursussen gegeven worden die kunnen aanleiding geven tot verwarring en tot misbruiken.

Dit gevaar kan ontstaan door het inrichten van postgraduaat cursussen die gericht zijn zowel tot geneesheren als tot niet‑geneesheren. Indien niet-geneesheren dezelfde opleiding in een medische techniek en hetzelfde getuigschrift daarvoor krijgen als geneesheren, zal onvermijdelijk voor sommige niet-geneesheren de verleiding bestaan om die technieken toe te passen zonder het nodige toezicht door een bevoegd geneesheer. Nochtans hebben niet‑geneesheren niet de nodige basiskennis om dit veilig te kunnen doen en zouden ze zich hierdoor schuldig maken aan onwettige uitoefening van de geneeskunde.

De Nationale Raad heeft uiteraard geen bezwaar tegen het inrichten van colleges die zowel voor studenten in geneeskunde als voor studenten aan andere faculteiten zouden gegeven worden. De hoger vermelde opmerkingen gelden enkel het inrichten van cursussen die de indruk kunnen geven dat niet‑geneesheren voor het uitvoeren van een geneeskundige techniek, dezelfde bekwaamheid zouden verwerven als geneesheren. Dit probleem doet zich o.a. voor bij het inrichten van cursussen manuele therapie en van osteopathie.

De Nationale Raad wil uw aandacht vestigen op dit probleem en verzoekt U erover te waken dat in de opleiding die aan uw faculteit gegeven wordt steeds een duidelijk onderscheid zou gemaakt worden tussen de opleiding en vervolmaking van geneesheren enerzijds en cursussen voor niet‑geneesheren anderzijds.

Bovendien verzoekt de Nationale Raad U erover te waken dat alle cursussen die aan uw faculteit gegeven worden of die door uw faculteit gepatroneerd worden zouden beantwoorden aan de hoge wetenschappelijke standaard die tegenwoordig mag verwacht worden van de geneeskunde. Alternatieve geneeswijzen beantwoorden vaak niet aan deze wetenschappelijke standaard. Dergelijke technieken mogen onderzocht worden aan de geneeskundige faculteiten, maar er mag niet de indruk gegeven worden dat de faculteiten die alternatieve technieken zouden goedkeuren vooraleer de wetenschappelijk waarde ervan bewezen is of vooraleer de wetenschappelijke waarde ervan erkend is de door Koninklijke Academie voor Geneeskunde.

De Nationale Raad verzoekt U aan deze problemen de nodige aandacht te geven en ons op de hoogte te houden van de maatregelen die U zult nemen om eventuele foutieve of dubbelzinnige toestanden te vermijden.

Alternatieve geneeswijzen16/09/1989 Documentcode: a046009
Manuele geneeskunde

De Raad zet het onderzoek voort omtrent de praktijken van enkele kinesitherapeuten en osteopaten die door het Belgisch Verbond voor Manuele Geneeskunde worden aangeklaagd (cf. Tijdschrift nr 45, p. 16).

De Raad neemt kennis van de drie nota's die door drie leden werden opgemaakt. Manuele geneeskunde is geen erkend specialisme, maar een techniek en maakt deel uit van de diagnostische en therapeutische handelingen die krachtens het K.B. van 10 november 1967 aan artsen voorbehouden zijn. De kinesitherapeuten kunnen de manuele geneeskunde niet autonoom uitoefenen, maar er kan geen bezwaar worden geformuleerd tegen de speciale bekwaming door kinesitherapeuten ten einde de manuele geneeskunde in opdracht en onder toezicht van een geneesheer op de best mogelijke wijze uit te voeren.

De drie bovenvermelde nota's zullen door het Bureau worden samengevat en de discussie zal tijdens een volgende vergadering worden voortgezet. De Raad beslist de navolgende brief over te maken aan de Voorzitter van het Institut Supérieur d'Education Physique et de Kinésithérapie de l'U.L.B.:

Naar aanleiding van een adviesaanvraag met betrekking tot het statuut van de beoefenaars van de alternatieve geneeskunde, wenst de Nationale Raad van de Orde der geneesheren nadere inlichtingen in te winnen over het college osteopathie en manuele geneeskunde aan de U.L.B.

De Nationale Raad wil dienaangaande meer in het bijzonder kennis nemen van de toelatingsvoorwaarden (geneesheer of niet-geneesheer), het programma en de uitgereikte diploma's en vernemen of bedoelde studenten voornemens zijn een medisch specialisme te beoefenen.

Vorige pagina

2

pagina