keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Acupunctuur17/05/2014 Documentcode: a145020
Uitoefening van de homeopathie en algemene voorwaarden die gelden voor de uitoefening van alle niet-conventionele praktijken

De Nationale Raad van de Orde van geneesheren heeft de koninklijke besluiten van 26 maart 2014 betreffende de uitoefening van de homeopathie en betreffende de algemene voorwaarden die gelden voor de uitoefening van alle niet-conventionele praktijken onderzocht, die op 12 mei 2014 in het Belgische Staatsblad werden gepubliceerd.

Advies van de Nationale Raad :

Homeopathie en niet-conventionele praktijken

De Nationale Raad van de Orde van geneesheren heeft in zijn vergadering van 17 mei 2014 de koninklijke besluiten van 26 maart 2014 betreffende de uitoefening van de homeopathie en betreffende de algemene voorwaarden die gelden voor de uitoefening van alle niet-conventionele praktijken besproken, die op 12 mei 2014 in het Belgische Staatsblad werden gepubliceerd.

De Nationale Raad drukt vooreerst zijn bezorgdheid uit met betrekking tot de wijze waarop deze koninklijke besluiten tot stand kwamen. Uit de verslagen aan de Koning blijkt dat de paritaire commissie over tal van aspecten van deze koninklijke besluiten geen positief advies heeft uitgebracht. De Nationale Raad betreurt dat de Minister het bekomen van een dergelijk advies niet noodzakelijk achtte voor de inhoudelijke vormgeving van de besluiten.

Koninklijk besluit betreffende de uitoefening van de homeopathie
Met verwijzing naar zijn advies van 9 februari 2013 "Toegang tot de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde" beoordeelt de Nationale Raad dit koninklijk besluit positief voor zover het de uitoefening van de homeopathie voorbehoudt aan artsen, tandartsen en vroedvrouwen, binnen de grenzen van hun bevoegdheden vastgelegd in het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen en benadrukt dat een uitoefening van de homeopathie steeds slechts aanvullend kan zijn.

Betreffende de voorziene overgangsmaatregelen merkt de Nationale Raad evenwel op dat er overeenkomstig het voornoemde koninklijk besluit nr. 78 voor anderen dan de artsen, tandartsen en vroedvrouwen geen wettelijke bevoegdheid bestaat om geneesmiddelen voor te schrijven.
De Nationale Raad ziet bijgevolg niet in hoe deze andere gezondheidszorgberoepsbeoefenaars de homeopathie zouden kunnen uitoefenen.

Een overgangsmaatregel impliceert bovendien dat de maatregel een uitdovende situatie betreft. De Nationale Raad is van mening dat deze overgangsmaatregelen zo zijn geformuleerd dat zij eerder een instandhouding van de situatie impliceren, dan dat zij een uitdovende werking zouden hebben. De Nationale Raad merkt ten slotte op dat overeenkomstig bijlage 1 van dit koninklijk besluit, voor deze beroepsbeoefenaars niet werd gespecifieerd dat de uitoefening slechts toegelaten wordt "voor die indicaties waarvoor de werking aangetoond is volgens Evidence Based Medicine."

Koninklijk besluit betreffende de algemene voorwaarden die gelden voor de uitoefening van alle niet-conventionele praktijken
De Nationale Raad is verwonderd dat het artikel 8 stelt "De beoefenaars die ook arts zijn, mogen hun titel zoals deze is geregistreerd ter kennis brengen van het publiek overeenkomstig de code van geneeskundige plichtenleer, opgesteld door de Nationale Raad van de Orde van geneesheren". Zonder dat de Orde hierover voorafgaandelijk om advies werd gevraagd. Bovendien merkt de Nationale Raad op dat de bepalingen in de Code van geneeskundige plichtenleer betreffende de publiciteit thans ook voor artsen die een niet-conventionele praktijk uitoefenen, algemeen bindend zijn.

Tenslotte stelt de Nationale Raad de vraag wat het nut is van de lijst van niet toegestane handelingen voor beoefenaars die geen arts zijn, vermeld in het artikel 10. Een verwijzing naar de bevoegdheden die de beroepsbeoefenaars van de gezondheidszorg overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 78 krijgen toegewezen, zou volstaan.

Homeopathie21/01/2012 Documentcode: a137003
Klachten over ongeschikte behandeling met homeopathie

In juni laatstleden publiceerde het KCE (Kennis Centrum, Centre d'expertise), zijnde het Federaal Kenniscentrum voor de gezondheidszorg, een negatief rapport over homeopathie. Hierin werd gesteld dat "er geen enkel wetenschappelijk bewijs is dat homeopathie werkt." Bij gebruik ervan loopt men het risico een klassieke en noodzakelijke behandeling niet of te laat te starten. Voor meer details, zie : http://kce.fgov.be/nl/press-release/homeopathie-geen-bewijs-dat-het-werkt-en-toch-veel-gebruikt
Alvorens zijn rapport te publiceren heeft het KCE de Nationale Raad gecontacteerd met de vraag of er de laatste jaren klachten waren over ongeschikte behandelingen met alternatieve therapieën die ernstige gevolgen voor de patiënt met zich meebrachten. Hieronder vindt u het antwoord van de Nationale Raad.

Advies van de Nationale Raad :

Naar aanleiding van uw vraag heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren de provinciale raden geraadpleegd om te weten of er de laatste jaren klachten waren over ongeschikte behandelingen met alternatieve therapieën die ernstige gevolgen voor de patiënt met zich meebrachten.

De laatste jaren werden er klachten van die aard ingediend waarvan een twintigtal aanleiding hebben gegeven tot een disciplinaire veroordeling uit hoofde van het feit geen verzorging gegeven te hebben die overeenstemt met de huidige wetenschappelijke kennis en misbruik gemaakt te hebben van de diagnostische en therapeutische vrijheid. Een derde van deze gevallen betrof ten onrechte gebruikte homeopathie in de behandeling van ernstige aandoeningen zoals kanker en bronchopneumopathie dikwijls zonder bijkomende onderzoeken.

Bloedafname21/10/2006 Documentcode: a114006
Oprichting en werking van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten

De voorzitter van de Belgische Vereniging van Artsensyndicaten stuurt de brief door die hij richtte aan de directeur-generaal FOD Volksgezondheid, directoraat-generaal geneesmiddelen, betreffende de oprichting van het geneesmiddelenagentschap. Aangezien de voorschrijver een belangrijke schakel is in de correcte aanwending van geneesmiddelen meent hij dat het aangewezen is dat ook artsen betrokken worden bij de werking van dit agentschap.
Vermits hier wellicht niet alleen wetenschappelijke maar ook deontologische aspecten aan bod zullen komen vraagt hij ook aan de Orde der geneesheren om met de verantwoordelijken van dit geneesmiddelenagentschap waarvan de werkzaamheden eerstdaags worden opgestart contact op te nemen.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn zitting van 21 oktober 2006 besprak de Nationale Raad van de Orde van geneesheren de wet van 20 juli 2006 betreffende de oprichting en de werking van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten, die in werking treedt op 1 januari 2007 (BS 8 september 2006).

Het is duidelijk dat de werking van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) een belangrijke impact heeft op het domein van de gezondheidsbeoefenaars, in het bijzonder op artsen.

De Nationale Raad meent dat voor een aantal bevoegdheden vermeld in artikel 4 het advies van artsen onmisbaar is. De Nationale Raad dringt erop aan dat in het Raadgevend Comité zeker een arts, met expertise in de deontologie, wordt opgenomen en dat de aanduiding van deze arts zou geschieden op voorstel van de Nationale Raad. Trouwens in de Memorie van toelichting bij de artikelen 10 en 11 wordt duidelijk de aanwezigheid van artsen vermeld.

Betreffende artikel 4, 2e alinea: „Het agentschap heeft eveneens als opdracht, vanaf hun wegneming tot hun gebruik, de kwaliteit, de veiligheid en de doeltreffendheid te verzekeren van alle operaties met bloed, weefsels en cellen“, vestigt de Nationale Raad uw aandacht op het schrijven van zijn Bureau d.d. 1 december 2005 (kopie als bijlage).

Tenslotte wenst de Nationale Raad te wijzen op de vermelding in artikel 4, alinea 1: „ homeopathische geneesmiddelen“. De Nationale Raad stelt voor deze terminologie te wijzigen in „homeopathische bereidingen“ of „homeopathische producten“. Er bestaat immers tot op heden geen bewijs van doeltreffendheid van homeopathische bereidingen zodat de term “geneesmiddel” niet toepasselijk kan zijn.

De Nationale Raad wenst u het hierboven uiteengezet standpunt mee te delen en zal het op prijs stellen met u een onderhoud te hebben over deze onderwerpen.

Homeopathie16/11/1991 Documentcode: a055003
Homeopathie - Commissie voor ethiek

Tijdens zijn vergadering van 24 augustus 1991 heeft de Nationale Raad zich gebogen over een brief van de Nationale Beroepsvereniging van Homeopathische Geneesheren Dierenartsen en Tandartsen, waarin deze de Nationale Raad verzoekt een commissie voor ethiek te mogen oprichten. De Beroepsvereniging zou zich dan tot deze commissie kunnen wenden voor haar onderzoeksprojecten inzake homeopathie (zie Tijdschrift nr. 54 blz. 34).
De Nationale Raad was van oordeel, dat het niet wenselijk was een commissie voor medische ethiek op te richten die zich over slechts één welbepaalde therapie zou buigen. De Nationale Beroepsvereniging van Homeopathische Geneesheren Dierenartsen en Tandartsen vraagt aan de Nationale Raad haar verzoek opnieuw in overweging te nemen, waarbij zij de Nationale Raad een brief doet geworden van de heer BUSQUIN, Minister van Volksgezondheid. Deze uit hierin "zijn belangstelling voor de organisatie van een klinisch onderzoek in de homeopathie dat garanties biedt inzake het wetenschappelijk belang ervan en dat in overeenstemming is met de ethiek".

Antwoord van de Nationale Raad (16 november 1991):

Als bijlage bij uw brief van 11 november 1991 zendt u ons een kopie van de brief van Minister Philippe BUSQUIN, waarin deze zijn belangstelling uit voor de organisatie van een klinisch onderzoek in de homeopathie dat garanties biedt op het vlak van het wetenschappelijk belang ervan en dat in overeenstemming is met de ethiek. De Minister voegt hieraan toe dat "de methoden en modaliteiten van dit onderzoek de steun zouden moeten genieten van erkende wetenschappelijke instanties, die borg staan voor de geldigheid van de ermee gepaard gaande procedures" en hij stelt u een financiële ondersteuning voor indien deze "vereisten" vervuld zijn.

De Nationale Raad is van oordeel dat de grootste ethische en wetenschappelijke deskundigen deel uitmaken van de commissie voor ethiek van het N.F.W.O. en stelt u bijgevolg voor uw onderzoeksprojecten naar deze commissie te zenden.

De Nationale Raad blijft bij zijn standpunt dat een commissie voor ethiek en een wetenschappelijke commissie om geloofwaardig en geldig te zijn

Homeopathie19/01/1985 Documentcode: a033022
Homeopathie - Reklame

De Nationale Raad wordt geïnterpelleerd in verband met het publicitaire karakter van het mededelen door de Fédération Médicale Homéopathique Belge ASBL, van de lijst van haar leden "aan de talrijke patiënten die dat wensen".

In zijn vergadering van 19 januari 1985 antwoordt de Nationale Raad hierop als volgt:

Alhoewel het publiceren van een geneesherenlijst in principe niet noodzakelijkerwijze als reklame kan worden beschouwd, wenst de Nationale Raad toch Uw aandacht te vestigen op zijn advies van 9 juli 1983 (*)

(*) In zijn vergadering van 9 juli 1983, heeft de Nationale Raad het volgende advies uitgebracht, waarin rekening werd gehouden met:

a) de wettelijke bepalingen en ondermeer de koninklijke besluiten tot regeling van de nomenclatuur voor de terugbetaling van verstrekkingen en handelingen inzake ziekte-en invaliditeitsverzekering;
b) de nieuwe specialismen en sub-specialismen die voortdurend ontstaan;
c) het feit dat de laatste jaren in toenemende mate op naamborden melding wordt gemaakt van specialismen die wetenschappelijk nog niet zijn erkend of van fantaisistische gegevens met een uitgesproken publicitair karakter.

Toegelaten vermeldingen op naamborden

Artikel 13 van de Code van geneeskundige Plichtenleer:

§1. De vermelding op naamborden (...), moeten bescheiden zijn naar vorm en inhoud.
§2. Op het naambord van een geneeskundig kabinet worden alleen vermeld: naam en voornamen, wettelijke titel, uitgeoefende specialiteit, spreekdagen en -uren, en gebeurlijk het telefoonnummer.
§5. De geneesheer mag geen gewag maken van een bevoegdheid die hij niet bezit.

De Nationale Raad is van oordeel dat gelet op de richtlijnen vervat in artikel 13 en meer bepaald in § 5, en abstractie gemaakt van de titel van Doctor in de geneeskunde, een of maximaal twee vermeldingen zijn toegelaten. Naargelang de hieronder beschreven mogelijkheden dienen de vooropgestelde criteria strikt te worden nageleefd.

A. In het kader van de vermelding van een erkend specialisme

A.1. Eén enkele vermelding

De vermelding van het specialisme waarvoor de arts bij besluit van de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, als specialist werd erkend of erkend krachtens EEG-Richtlijn 75/362.

A.2. Twee vermeldingen

Als eerste vermelding, het specialisme vermeld onder A.1. Als tweede vermelding, een tak van dit specialisme op voorwaarde dat de arts daarin voldoende kennis en ervaring heeft verworven.

De arts moet erop letten dat:

  • de vermelding conventioneel is en voor het publiek begrijpelijk;
  • hij de patiënt voldoende garanties biedt.
  • Interesse of een beperkte stage zijn onvoldoende.

    Desgevallend zal de arts zich voor zijn Provinciale Raad moeten verantwoorden over de wijze waarop hij de vereiste kennis en ervaring heeft verworven;

  • het vermelde sub-specialisme kan beschouwd worden als een deel van het specialisme waarvoor de arts werd erkend omwille van de problemen inzake terugbetaling.

B. In het kader van de vermelding van sub-specialismen

B.1. Eén enkele vermelding

Een sub-specialisme van het specialisme waarvoor hij globaal werd erkend op voorwaarde dat:

  • de arts, gedurende twee jaar, full-time assistent is geweest in een dienst waar deze tak van het specialisme waarin hij werd erkend, quasi uitsluitend werd beoefend;
  • het vermelde sub-specialisme kan beschouwd worden als een deel van het specialisme waarvoor de arts werd erkend omwille van de problemen inzake terugbetalingen;
  • de andere takken van het specialisme slechts worden beoefend in het kader van de wachtdienst onder voorwaarde dat hij daartoe nog de vereiste competentie heeft.

B.2 Twee vermeldingen

Als eerste vermelding, het sub-specialisme vermeld onder B.1. Als tweede vermelding, een tak van dit sub-specialisme op voorwaarde dat de arts het bewijs kan leveren van een grotere kennis en ervaring in deze materie dan de arts bedoeld onder B.1.

C. Bijzonder geval

De geneesheer die voor een erkend specialisme werd erkend maar daarnaast een opleiding heeft genoten die hem toelaat in een ander specialisme te worden erkend zonder daarvoor evenwel een erkenning te hebben bekomen, moet op zijn naambord het erkend specialisme vermelden en mag, desgewenst, in de tweede plaats melding maken van het specialisme waarvoor hij wel de opleiding maar niet de erkenning heeft bekomen. Het is in ieder geval uitgesloten exclusief dit laatste specialisme te vermelden.

Voorbeeld:

de geneesheer erkend als specialist inwendige ziekten maar met een opleiding die hem zou toelaten erkend te worden als cardioloog - zonder dat hij evenwel de erkenning daarin bezit -, mag vermelden:

ofwel: inwendige geneeskunde
ofwel: inwendige geneeskunde-cardiologie

maar mag in geen geval enkel cardiologie vermelden.

Uit bedoeld advies blijkt dat de vermelding "homeopathie" niet voorkomt op de lijst van de toegelaten vermeldingen voor bedoeld rondschrijven.