keyboard_arrow_right
Deontologie

Begrip ‘ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid’ voor het slachtoffer van opzettelijke slagen en verwondingen – artikel 399 van het Strafwetboek

De nationale raad van de Orde der artsen onderzocht de vraag van de gerechtelijke overheden om de artsen te herinneren aan het begrip ‘ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid' voor het slachtoffer van opzettelijke slagen en verwondingen.

Advies van de nationale raad :

In zijn vergadering van 6 mei 2017 heeft de nationale raad van de Orde der artsen op verzoek van de gerechtelijke overheden beslist de artsen te herinneren aan de criteria die in acht dienen genomen te worden bij het onderzoek van een persoon die het slachtoffer is van opzettelijke slagen en verwondingen.

De straf die opgelegd wordt voor het strafbare feit van opzettelijke slagen en verwondingen wordt verzwaard indien de slagen of verwondingen bij het slachtoffer een ziekte of ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid veroorzaakt hebben (artikel 399 van het Strafwetboek).

Het begrip 'ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid' waarnaar verwezen wordt in artikel 399 van het Strafwetboek heeft een bijzondere juridische betekenis.

Uit de rechtspraak van het Hof van Cassatie (1) blijkt dat de ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid verstaan dient te worden als de ongeschiktheid voor het slachtoffer tot het verrichten van een willekeurige persoonlijke arbeid.

Die verzwarende omstandigheid die alleen rekening houdt met de zwaarwichtigheid van de verwondingen ongeacht de sociale status van het slachtoffer of zijn gewoonlijke en professionele arbeid, wordt toegepast ook als het slachtoffer geen enkele winstgevende activiteit uitoefent en ongeacht de omvang van de ongeschiktheid.

Een goede rechtsbedeling vereist bijgevolg dat het attest dat verstrekt wordt aan een slachtoffer van vrijwillige slagen en verwondingen preciseert of deze een ziekte of ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid veroorzaakt hebben in de zin van artikel 399 van het Strafwetboek, ongeacht of het slachtoffer al dan niet een beroepsactiviteit uitoefent.

1. Cass., 19 april 2006, Pas. 2006, p. 878 en www.cass.be