keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Getuigschrift20/01/2024 Documentcode: a171003
Artsen die zichzelf zorg verstrekken – deontologische aanbevelingen

De nationale raad van de Orde der artsen wordt regelmatig bevraagd over de deontologische toelaatbaarheid van artsen die zichzelf medische zorg verstrekken.

De aard van de gestelde vragen is gevarieerd: het gaat over artsen die zichzelf diagnosticeren, zichzelf medische onderzoeken voorschrijven, zichzelf arbeidsongeschikt verklaren, zichzelf medicatie voorschrijven, zichzelf voorzien van allerhande attesten voor het verkrijgen van een sociaal of ander voordeel, enzovoort.

In zijn vergadering van 20 januari 2024 onderzocht de nationale raad de deontologische grenzen van zelfbehandeling.

Eerdere adviezen van de nationale raad over zelfbehandeling (a130018[1], a135007[2], a137014[3], a145011[4] en a147002[5]) worden vervangen.

1. Algemeen

Artikel 10 van de nieuwe Code van medische deontologie (2018) heeft de aanzet gegeven voor het initiëren van een dialoog over een onderwerp dat voorheen relatief onderbelicht bleef in de medische gemeenschap. Het artikel bepaalt dat de arts aandacht en zorg heeft voor zijn eigen gezondheid.

Zelfzorg is het zorgen voor zichzelf, met name voor eigen welzijn of gezondheid, inclusief het aanhouden van een gezonde levensstijl. Het heeft een positieve draagwijdte en betekent niet hetzelfde als zichzelf medische zorg verstrekken of zelfbehandeling, integendeel. Zelfzorg impliceert dat de arts zich indien nodig laat verzorgen door een collega-arts.

Hoewel het wettelijk niet verboden is voor artsen om zichzelf zorg te verstrekken, valt het deontologisch af te raden. Een gebrek aan objectiviteit en professionaliteit liggen hiervoor aan de basis. Daarom beveelt de nationale raad elke arts aan niet aan zelfbehandeling te doen en een eigen huisarts te hebben.

2. Zichzelf medicatie voorschrijven

Wereldwijd vinden artsen het vanzelfsprekend om voor zichzelf medicatie voor te schrijven. Ook in ons land is dit gebruik sterk ingeburgerd.[6]

Internationale studies[7] en ook de analyse van de hulpvragen bij het traject van “Arts in Nood” tonen aan dat de prevalentie van misbruik van voorgeschreven medicatie onder artsen hoger ligt dan onder de algemene bevolking.

Verschillende factoren liggen hiervoor aan de basis, onder meer een verhoogde toegang tot de middelen, een stressvolle werkomgeving en de lange werktijden. Omwille van de schroom, het stigma en de neiging de symptomen te minimaliseren, is de identificatie van de problematiek bijzonder lastig.[8]

Regulerende instanties hebben in verschillende landen richtlijnen ingevoerd gaande van een totaal verbod op zichzelf voorschrijven van medicatie tot een aanmaning om een collega-arts te raadplegen.[9]

De nationale raad acht het deontologisch ontoelaatbaar dat de arts voor zichzelf verslavingsgevoelige medicatie voorschrijft voor chronisch gebruik. Het betreft onder meer slaap- en kalmeringsmiddelen, psychofarmaca, verdovende en pijnverdovende middelen en stimulerende geneesmiddelen. Gezien het aanzienlijke risico op verslaving, is het essentieel dat het voorschrijven van deze geneesmiddelen valt onder controle van een collega-arts die beschikt over de nodige objectiviteit en professionaliteit om een weloverwogen beoordeling te maken van de medicamenteuze indicatie.

De arts met een verslavingsproblematiek kan een ernstig probleem vormen voor de volksgezondheid, de zorgkwaliteit en de patiëntveiligheid.

Preventie, vroege herkenning en adequate behandeling en opvolging door een gespecialiseerd zorgteam zijn van essentieel belang om zowel de gezondheid van de arts zelf als de veiligheid van de patiënten te waarborgen.

Wanneer een verslavingsproblematiek bij een collega-arts wordt vermoed of opgemerkt, moet in eerste instantie in gesprek worden gegaan met de betrokkene met als doel hem te overtuigen tot het volgen van een behandeling, met de nodige monitoring en opvolging. De collega moet worden uitgenodigd zich spontaan terug te trekken indien zijn bekwaamheid eronder lijdt.

Artsen kunnen via Arts in Nood, in overleg en vertrouwen, in contact gesteld worden met gespecialiseerde hulpverleners die daarna het ontwenningstraject kunnen opstellen en opvolgen (www.artsinnood.be).

Bij gebrek aan ziekte-inzicht en gevaar voor de patiëntveiligheid kan de Federale Commissie voor toezicht op de praktijkvoering in de gezondheidszorg op de hoogte worden gebracht.

3. Zichzelf een ziekteattest afleveren

Wegens mogelijk belangenconflict is het uitermate moeilijk en meestal zelfs niet mogelijk dat de arts een getuigschrift van arbeidsongeschiktheid voor zichzelf uitschrijft. Immers, de wettelijke voorziene mogelijkheid tot controle, waarbij de controlearts contact kan opnemen met de behandelende arts van de patiënt[10], bestaat uiteraard niet wanneer de behandelende arts zich met de patiënt vereenzelvigt.

Om deze redenen is het gerechtvaardigd dat een werkgever een arts vraagt dat deze laatste zijn arbeidsongeschiktheid laat attesteren door een andere arts.

Daarnaast is de nationale raad van mening dat een arts die om medische redenen niet kan deelnemen aan de wachtdienst desgevallend een attest laat afleveren door een collega-arts.

In ieder geval dient de arts de beslissing te nemen naar eer en geweten. Hierbij moet een aantal aandachtspunten in overweging worden genomen zoals de aard van de aandoening en de specifieke competentie van de arts betreffende de aandoening.

4. Aanrekenen van een advies of een raadpleging voor zichzelf (of een andere prestatie) aan de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen

Het is deontologisch onaanvaardbaar dat de arts voor een advies aan zichzelf of een raadpleging een vergoeding ontvangt van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.

5. Niet-curatieve opdrachten voor zichzelf

Veel artsen zijn, in meer of mindere mate, belast met niet-curatieve opdrachten. Zij hebben vaak als taak een persoon (slachtoffer, werknemer, sociaal verzekerde, enz.) te onderzoeken zonder een bepaalde therapie in te stellen. Op basis van dat onderzoek zal vervolgens een advies of een beslissing worden meegedeeld aan een andere persoon of instantie dan de onderzochte persoon zelf.

Typische voorbeelden van niet-curatieve opdrachten doen zich voor in de controlegeneeskunde, de arbeidsgeneeskunde, de gerechtelijke geneeskunde en de verzekeringsgeneeskunde.

Nochtans wordt ook geregeld aan behandelend artsen gevraagd om niet-curatieve opdrachten uit te voeren, bijvoorbeeld het invullen van medische documenten voor een verzekeringsinstelling, het afleveren van een attest van wilsbekwaamheid, het afleveren van een attest dat bevestigt dat de aanvrager in staat is een wapen te manipuleren zonder gevaar voor zichzelf of voor anderen, het opstellen van een omstandige geneeskundige verklaring in het kader van een rechterlijke beschermingsmaatregel, enzovoort.

Dergelijke opdrachten betreffen deskundigenopdrachten waarvoor de arts die ze uitvoert de deontologische beginselen van objectiviteit, onpartijdigheid en onafhankelijk dient na te leven.[11] Bijgevolg mogen deze opdrachten niet door de arts voor zichzelf worden uitgevoerd.

6. Besluit

De nationale raad raadt het verstrekken van zorg door de arts aan zichzelf af, zowel in het belang van de gezondheid van de arts zelf als in het belang van de patiëntveiligheid.

Deontologisch onaanvaardbaar zijn het zichzelf voorschrijven van verslavingsgevoelige medicatie voor chronisch gebruik, het zichzelf afleveren van een ziekte-attest, het aanrekenen van een prestatie voor zichzelf aan de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen en het voor zichzelf een deskundigenopdracht uitvoeren.

Artsen die in bepaalde omstandigheden en voor sommige minder ernstige aandoeningen zichzelf zorg verstrekken moeten beschikken over de nodige bekwaamheid rekening houdend met de aard van de aandoening.

De arts handelt in strijd met de medische deontologie indien hij zijn competentie te buiten gaat, een wetsbepaling overtreedt, misbruik maakt van zijn positie als arts of valsheid in geschrifte pleegt.


[1] Advies van de nationale raad van de Orde der artsen van 8 mei 2010, Afleveren van een arbeidsongeschiktheidsattest voor zichzelf.

[2] Advies van de nationale raad van de Orde der artsen van 8 oktober 2011, Afleveren van een arbeidsongeschiktheidsattest voor zichzelf.

[3] Advies van de nationale raad van de Orde der artsen van 18 februari 2012, Afleveren van een arbeidsongeschiktheidsattest voor zichzelf.

[4] Advies van de nationale raad van de Orde der artsen van 22 maart 2014, Afleveren van een ziekteattest door een arts voor zichzelf.

[5] Advies van de nationale raad van de Orde der artsen van 20 september 2014, Geneeskundige verstrekking van een arts voor zichzelf.

[6] Een studie onder Vlaamse huisartsen in 2019 toont aan dat bijna 89 procent van de artsen zichzelf medicatie voorschrijft, Debeuckelaere R. (Ugent), Zelfmedicatie bij artsen (ongepubliceerde masterthesis, 2019), onder begeleiding van Bastiaens H. en Van den Broeck, K. (UAntwerpen); zie onder meer in https://www.lespecialiste.be/f... en https://www.medi-sfeer.be/nl/nieuws/beroepsnieuws/ldquo-zelfzorg-moet-aandacht-krijgen-tijdens-opleiding-rdquo.html.

[7] Lisa J Merlo, Mark S Gold, Prescription opioid abuse and dependence among physicians : hypotheses and treatment, Harvard Review of Psychiatry. 2008;16(3):181-94.doi: 10.1080/10673220802160316.

[8]https://www.knmg.nl/.../presentatie-ambassadeurs-abs-artsen.

[9] Physician treatment of self, family members, or others close to them, CPOS, november 2001, https://www.cpso.on.ca/Physicians/Policies-Guidance/Policies/Physician-Treatment-of-Self-Family-Members-or; Ethical responsibilities in treating doctors who are patients, Guidance from the BMA Medical Ethics Department, januari 2010, https://www.bradfordvts.co.uk/wp-content/onlineresources/looking-after-ourselves/doctors-as-patients/doctors%20who%20are%20patients%20-%20bma%20guidance.pdf, Good medical practice: a code of conduct for doctors in Australia, Ahpra and the National Boards, oktober 2020, https://www.medicalboard.gov.au/codes-guidelines-policies/code-of-conduct.aspx.

[10] Art. 31, §4, wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

[11] Art. 44, Code van medische deontologie.

Getuigschrift10/06/2023 Documentcode: a170011
Deontologische regels bij het attesteren van een arbeidsongeschiktheid tijdens of na een vakantie in het buitenland

De nationale raad van de Orde der artsen heeft in zijn vergadering van 10 juni 2023 de problematiek onderzocht betreffende het attesteren van de arbeidsongeschiktheid in geval van ziekte tijdens een vakantie in het buitenland, opdat de werknemer zijn recht kan uitoefenen om deze vakantiedagen later op te nemen.

De wettelijke en deontologische regels omtrent het attesteren van arbeidsongeschiktheid blijven ongewijzigd.

De arts dient de deontologische regels te volgen zoals bepaald door artikel 26, Code van medische deontologie, het advies van de nationale raad van 19 september 2020, “Opstellen van medische documenten – Principes en aanbevelingen”, a167021 en het advies van de nationale raad van 18 juni 2022, “Teleconsultaties in het huidige zorglandschap – Deontologische regels”, a169012.

Een medisch attest van arbeidsongeschiktheid dient gedateerd te worden op de dag van de redactie. Evenwel is het mogelijk de gezondheidstoestand van de patiënt op een vroeger moment (voorafgaand aan het opstellen) te attesteren, op basis van objectieve medische gegevens.

De wet bepaalt niet dat het ziekteattest moet worden opgesteld door een Belgische arts in een officiële landstaal. Het ziekteattest moet melding maken van de identiteit van de werknemer, de arbeidsongeschiktheid, de waarschijnlijke duur ervan, en of de werknemer zich met het oog op de controle al dan niet naar een andere plaats mag begeven.[1] Het attest dient ook te worden ondertekend door de (buitenlandse) arts.

Het attest moet worden opgemaakt in een verstaanbare taal opdat de werkgever de wettelijke voorwaarden kan nagaan.

De werkgever behoudt het recht een beroep te doen op een controlearts, ook indien de werknemer in het buitenland verblijft. De verblijfplaats van de werknemer dient aldus gekend te zijn bij de werkgever. De controle mag niet worden geweigerd door de werknemer.[2]


[1] Art. 31, §2, wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten

[2] Art. 31, §3, wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten

Internet19/11/2022 Documentcode: a169022
Dixit-attest binnen de context van het onderwijs

Persbericht – Dixit-attest binnen de context van het onderwijs

Ondanks de inspanningen van de Orde der artsen om de deontologische regels in verband met het opstellen van medische attesten toe te lichten (artikel 26, Code van medische deontologie), stelt de nationale raad vast dat de bijzondere toepassing van het dixit-attest binnen de context van het onderwijs nog steeds voor verwarring zorgt bij sommige artsen.

De arts mag nooit een geneeskundig getuigschrift voor schoolverzuim opstellen om niet-medische redenen (familievakantie, problemen transport, enz.).

Onder meer binnen de context van het onderwijs, kan de arts uitzonderlijk een dixit-attest opstellen omwille van gezondheidsredenen die niet of niet meer objectief kunnen worden vastgesteld.

Het dixit-attest vermeldt uitdrukkelijk dat het attest uitsluitend is gebaseerd op de verklaringen van de betrokkene en niet op de eigen medische vaststellingen van de arts.

De nationale raad heeft volgend model van dixit-attesten goedgekeurd, opgesteld in overleg met het departement Onderwijs en Vorming van de Vlaamse Gemeenschap:

https://ordomedic.be/nl/adviezen/professionele-samenwerking/centra-voor-leerlingenbegeleiding-clb/nieuwe-model-dixit-attesten

Meer informatie over de deontologische regels die verband houden met het opstellen van medische attesten, kan u hier raadplegen:

https://ordomedic.be/nl/adviezen/deontologie/discipline/beleidsvisie-inzake-wellwillendheidsattesten

https://ordomedic.be/nl/adviezen/attesten/getuigschrift/opstellen-van-medische-documenten-principes-en-aanbevelingen

Discipline19/02/2022 Documentcode: a169003
Beleidsvisie inzake wellwillendheidsattesten

De nationale raad bestudeerde in zijn vergadering van 19 februari 2022 het toenemend probleem van het foutief of vals opstellen van medische documenten. De aanleiding is het stijgend aantal klachten bij de provinciale raden over kwestieuze medische attesten en de recente undercoverreportage[1] waarin werd aangetoond dat een groot aantal artsen inging op de vraag naar welwillendheidsattesten.

Ondanks de recente herhaling van de principes die gelden bij het opstellen van medische documenten in de nieuwe Code van medische deontologie[2] en in het advies van de nationale raad van 19 september 2020[3], blijven artsen attesten opstellen die niet stroken met de medische deontologie. Het afleveren van kwestieuze attesten haalt de geloofwaardigheid van de individuele arts en het vertrouwen in het gehele artsenkorps onderuit. Bovendien kan de patiënt nadeel ondervinden bij het verwerven van sociale of andere voordelen indien de instantie twijfelt aan de waarachtigheid van deze medische documenten.

Om deze redenen, heeft de Orde een actieplan opgesteld, dat steunt op drie pijlers: preventie, controle en tuchtrechtelijke handhaving.

Wat de preventie betreft, zullen de decanen van de faculteiten geneeskunde worden aangeschreven om het maatschappelijke belang van medische attesten te benadrukken in de master geneeskunde en de master na masteropleiding. Ook de lokale kwaliteitsgroepen (LOK) zullen worden verzocht de materie op te frissen in hun bijscholingen. Om het actieplan te ondersteunen, wordt voor de artsen als bijlage een affiche ter beschikking gesteld, die kan worden uitgehangen in de wachtzaal en waarin zowel de patiënt als de arts op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid wordt gewezen. Digitaal lesmateriaal wordt beschikbaar gesteld voor het onderwijs en de bijscholingsactiviteiten.

Wat de controle en de handhaving betreft, zullen de artsen die valse attesten opstellen ter verantwoording worden geroepen door de bevoegde provinciale raden om hen te wijzen op het maatschappelijke belang van medische documenten. Het opstellen van attesten dat niet strookt met de medische deontologie betreft een deontologische inbreuk en kan het voorwerp uitmaken van een disciplinaire sanctie.

Bijlage 1 : affiche in het Nederlands

Bijlage 2 : Medische attesten - digitaal lesmateriaal


[1] Reportage “Factcheckers” van 15 februari 2022 op één, VRT

[2]https://ordomedic.be/nl/code-2...

[3] https:/ordomedic.be/nl/adviezen/attesten/getuigschrift/opstellen-van-medische-documenten-principes-en-aanbevelingen

COVID-1917/10/2020 Documentcode: a167029
Getuigschrift van arbeidsongeschiktheid na teleconsultatie in de context van de COVID-19-pandemie

De nationale raad onderzocht meerdere vragen betreffende het afleveren van een getuigschrift van arbeidsongeschiktheid in de context van COVID-19-pandemie (cf. Vragen en Antwoorden (maart, april, mei 2020) gepubliceerd op www.ordomedic.be, rubriek COVID-19).

Indien de arts meent dat een telefonisch advies volstaat om de risico's voor de patiënt, het medisch personeel en de gemeenschap te beoordelen en indien hij ernstige redenen heeft om aan te nemen dat het volstaat dat de patiënt zich thuis verzorgt, kan hij hem, gedurende de periode van uitzonderlijke maatregelen in verband met de COVID-19-pandemie, een getuigschrift verstrekken op basis van de telefonische anamnese en niet noodzakelijk van een fysiek onderzoek (wat gepreciseerd dient te worden in het getuigschrift). In dit getuigschrift attesteert de arts dat hij de patiënt aangeraden heeft de woning niet te verlaten om reden van vermoeden van besmetting met COVID-19.

De arts noteert in het dossier van de patiënt dat hij telefonisch contact gehad heeft met de patiënt, de raadgevingen die hij hem verstrekt heeft en de eventuele afgifte van een getuigschrift.

Sciensano spoort de huisartsen ertoe aan gebruik te maken van teleconsultatie voor patiënten die mogelijk besmet zijn met COVID-19 en formuleert hiertoe aanbevelingen (https://covid-19.sciensano.be/sites/default/files/Covid19/COVID-19_procedure_GP_NL.pdf).

Voor de COVID-19-periode stelt het RIZIV modellen van geneeskundige getuigschriften voor (https://www.inami.fgov.be/nl/covid19/Paginas/medische-getuigschriften-veranderingen-gedurende-covid19.aspx)

- het getuigschrift van arbeidsongeschiktheid bestemd voor de werkgever van de patiënt / voor de patiënt die zelfstandig is

- het getuigschrift van "quarantaine" bestemd voor de werkgever van de patiënt / voor de patiënt die zelfstandig is.
Dit zogenaamde "quarantainegetuigschrift" wordt afgeleverd aan een werknemer die arbeidsgeschikt is, maar die zich niet naar zijn werkplek kan begeven, meer bepaald als hij in nauw contact is geweest met een geïnfecteerde persoon, als hij zelf besmet is terwijl hij geen symptomen vertoont of als zijn medische situatie een risico is (bijvoorbeeld als zijn immuun-/afweersysteem verzwakt is).

Een patiënt die een quarantainegetuigschrift ontvangt, mag in het algemeen de woning niet verlaten.
Toch zal de arts elke individuele situatie beoordelen en zijn patiënt informeren over de essentiële afwijkingen die toegestaan blijven, zoals essentiële medische afspraken die niet kunnen worden uitgesteld tot na de quarantaineperiode en, als de patiënt geen ander alternatief heeft, voor de bevoorrading van geneesmiddelen en voedsel.

- de arbeidsongeschiktheidsgetuigschriften bestemd voor het ziekenfonds.

Het RIZIV heeft het gebruik van de verschillende modellen van arbeidsongeschiktheidsgetuigschriften voor de ziekenfondsen verduidelijkt in de tabel die geraadpleegd kan worden via de link https://www.inami.fgov.be/SiteCollectionDocuments/tabel_getuigschrift_arbeidsongeschiktheid_telefoon_covid19.docx.

Indien een patiënt vraagt een getuigschrift van arbeidsongeschiktheid omwille van een ander motief dan COVID-19 te verlengen, is het deontologisch gezien denkbaar dat, indien de arts de patiënt kent en hij het initiële getuigschrift van arbeidsongeschiktheid opgesteld heeft, gewetensvol beslist dit te verlengen op grond van de telefonisch verkregen informatie, van de gegevens in zijn medisch dossier en van andere objectieve gegevens waarover hij beschikt. De arts dient op het getuigschrift te vermelden dat hij de patiënt niet klinischonderzocht heeft.

Indien het gaat over de initiële afgifte van een getuigschrift van arbeidsongeschiktheid zonder klinisch onderzoek van de patiënt is dit deontologisch gezien slechts uitzonderlijk mogelijk, met name voor een patiënt die de arts goed kent, in wiens medisch dossier hij inzage heeft en die typische tekenen vertoont van een aandoening die behandeld kan worden zonder klinisch onderzoek maar arbeidsongeschiktheid vereist (bijvoorbeeld een acute exacerbatie van een chronische obstructieve longziekte (COPD), een seizoensgebonden exacerbatie van een gekende allergische astma, etc..) . De arts dient desgevallend op het getuigschrift te vermelden dat hij de patiënt niet onderzocht heeft.

Indien het gaat om de afgifte van een getuigschrift van arbeidsongeschiktheid zonder voorafgaand klinisch onderzoek bij een patiënt die van tevoren niet gekend is bij de arts, vergt dit nog meer voorzichtigheid van de arts. Dit is alleen aanvaardbaar wanneer de ziekte geen fysieke raadpleging vraagt, bijvoorbeeld na een ongeval met breuk die niet geconsolideerd is (de arts kan dit verifiëren door de beelden via PACS on WEB te bekijken) of wanneer de patiënt in revalidatie is na een hartaanval of een cerebrovasculair accident. De arts moet toegang hebben tot het medisch dossier of, zoals eerder gezegd, de antecedenten en de medische situatie van de patiënt kunnen begrijpen door een zorgvuldige en volledige anamnese af te nemen die vooral betrekking heeft op de huidige medicamenteuze behandelingen.

De arts moet voorzichtig en uiterst nauwkeurig te werk gaan bij het verzamelen en analyseren van de elementen maar ook bij het bepalen van de duur van de arbeidsongeschiktheid. Het getuigschrift dient uitdrukkelijk weer te geven of het gebaseerd is op de anamnese door de arts of op medische documenten (medisch dossier), of zelfs op de verklaringen van de patiënt. Er dient expliciet vermeld te worden dat er geen rechtstreeks contact noch klinisch onderzoek heeft plaatsgevonden ten gevolge van de uitzonderlijke omstandigheden.

In de huidige omstandigheden draagt iedereen de verantwoordelijkheid om verstandig en voorzichtig te werk te gaan in het belang van de gezondheid van de patiënt, die gewetens- en kwaliteitsvol verzorgd dient te worden, en van de gemeenschap.

COVID-1917/10/2020 Documentcode: a167030
Bezorgen van geneeskundig getuigschrift en geneesmiddelenvoorschrift door de arts aan de patiënt na teleconsultatie tijdens de COVID-19-crisis

Aan de nationale raad werd de vraag voorgelegd hoe het getuigschrift na een teleconsultatie tot bij de patiënt geraakt (cf. Vragen en Antwoorden (maart, april, mei 2020) gepubliceerd op www.ordomedic.be, rubriek COVID-19).

De nationale raad verwijst naar de aanbevelingen van het RIZIV: https://www.inami.fgov.be/nl/covid19/Paginas/medische-getuigschriften-veranderingen-gedurende-covid19.aspx.

Het geneeskundig getuigschrift wordt door de huisarts aan de patiënt toegestuurd per post of elektronisch.
De getuigschriften moeten niet door de arts worden ondertekend indien ze elektronisch worden meegedeeld, maar moeten een identificatie van de arts bevatten (naam, voornaam, RIZIV-nummer).
De patiënten moeten die getuigschriften zelf aan de bestemmeling ervan bezorgen.

Wat betreft het bezorgen van een papieren bewijs van het geneesmiddelenvoorschrift aan de patiënt tijdens de COVID-crisis, verwijst de nationale raad naar de aanbevelingen van het RIZIV in verband met de mogelijkheid de RID-code van het elektronisch voorschrift door te geven in plaats van het papieren bewijs. (https://www.inami.fgov.be/nl/themas/kost-terugbetaling/door-ziekenfonds/geneesmiddel-gezondheidsproduct/geneesmiddel-voorschrijven/Paginas/geneesmiddelen-elektronisch-voorschrijven.aspx#Tijdelijke_maatregel_‘COVID-19':_mogelijkheid_om_de_RID-code_te_bezorgen_in_plaats_van_het_papieren_

COVID-1917/10/2020 Documentcode: a167031
Attest aanpassing van de arbeidsomstandigheden (telewerk) voor risicopatiënten COVID-19

De nationale raad onderzocht of een arts een attest kan afleveren waarin wordt aangegeven dat een aanpassing van de arbeidsomstandigheden (telewerk) zich opdringt omdat de patiënt, gezien zijn medische toestand, een risicopatiënt is in de context van de pandemie COVID-19 (cf. Vragen en Antwoorden (maart, april, mei 2020) gepubliceerd op www.ordomedic.be, rubriek COVID-19).

Op deontologisch vlak heeft de nationale raad geen bezwaar dat de arts een attest aflevert aan patiënten wier gezondheidstoestand dit rechtvaardigt, bevestigend dat in de context van de COVID-19-pandemie hun gezondheidstoestand de afzondering oplegt. Dit vereist dat hij toegang heeft tot hun medisch dossier.

De nuttige informatie is beschikbaar via de volgende link : https://werk.belgie.be/nl/nieuws/update-coronavirus-preventiemaatregelen-en-arbeidsrechtelijke-gevolgen

Indien de behandelende arts eraan denkt de arbeidsarts te contacteren, vestigt de nationale raad de aandacht op de noodzaak vooraf de toestemming van de patiënt hierover te bekomen.

Het RIZIV stelt een model van geneeskundig getuigschrift van "quarantaine" voor dat bestemd is voor de werkgever van de patiënt / voor de patiënt die zelfstandig is (https://www.inami.fgov.be/nl/covid19/Paginas/medische-getuigschriften-veranderingen-gedurende-covid19.aspx).

Dit zogenaamde "quarantainegetuigschrift" wordt afgeleverd aan een werknemer die arbeidsgeschikt is, maar die zich niet naar zijn werkplek kan begeven, meer bepaald als hij in nauw contact is geweest met een geïnfecteerde persoon, als hij zelf besmet is terwijl hij geen symptomen vertoont of als zijn medische situatie een risico uitmaakt (bijvoorbeeld als zijn immuun-/afweersysteem verzwakt is).

Een patiënt die een quarantainegetuigschrift ontvangt, mag in het algemeen de woning niet verlaten.

Toch zal de arts elke individuele situatie beoordelen en zijn patiënt informeren over de essentiële afwijkingen die toegestaan blijven, zoals essentiële medische afspraken die niet kunnen worden uitgesteld tot na de quarantaineperiode en, als de patiënt geen ander alternatief heeft, voor de bevoorrading van geneesmiddelen en voedsel.

Getuigschrift19/09/2020 Documentcode: a167021
Opstellen van medische documenten – principes en aanbevelingen

In zijn vergadering van 19 september 2020 heeft de nationale raad het volgende advies uitgebracht betreffende het opstellen van medische documenten, met name medische getuigschriften, om aan de confraters de principes te herinneren die hen moeten leiden.

Artikel 26 van de Code van medische deontologie (CMD 2018) stelt:

De arts bezorgt de patiënt de medische documenten die hij nodig heeft

De arts stelt deze documenten waarheidsgetrouw, objectief, voorzichtig en discreet op, met aandacht voor het vertrouwen dat de maatschappij in hem stelt. Hij vermeldt daarbij geen gegevens over derden.

De arts bezorgt op vraag van de patiënt de documenten aan de arts die de patiënt aanwijst.

1.1. Onderwerp van artikel 26 van de CMD 2018

Artikel 26 van de CMD 2018 gaat over de handelwijze van de behandelende arts die door zijn patiënt gevraagd wordt een document betreffende zijn gezondheidstoestand op te stellen of in te vullen.

De woorden "medische documenten" gebruikt in artikel 26 van de CMD 2018 zijn algemene termen die betrekking hebben op elk door de arts opgesteld document dat de patiënt nodig heeft ter attentie van een derde persoon waarin de arts beschrijft of verklaart een feit van medische aard (fysieke of psychische gezondheidstoestand, ziekte, ongeval, zorg) te hebben vastgesteld, na een medische raadpleging of op basis van het medisch dossier.

Dit omvat het opstellen van verscheidene stukken, waaronder de medische getuigschriften, de antwoorden op medische vragenlijsten of nog de medische kaarten die informatie betreffende de gezondheid van de patiënt vermelden (allergie, inspuiting van een radioactief product, enz.).

Het doel van deze documenten is meervoudig : het verkrijgen van een sociaal voordeel (inkomensvervangende tegemoetkoming, sociale steun voor een gehandicapte, enz.), de vrijstelling of de uitvoering van een wettelijke verplichting (schoolplicht, stemplicht, vaccinatieplicht, enz.), het verkrijgen van de terugbetaling van een geneesmiddel dat de toestemming vereist van de adviserende arts, het opmaken van het bewijs in het kader van een deskundigenonderzoek of van een contractuele relatie (reisannulatieverzekering, enz.) zijn enkele voorbeelden hiervan.

Deze documenten hebben gemeen dat ze de werkelijkheid van een medisch feit trachten te waarborgen ten opzichte van derden. De eraan verbonden bewijswaarde is het resultaat van het vertrouwen dat de maatschappij heeft in het medisch korps en meer bepaald in de beroepsbekwaamheid van zijn auteur en in de integriteit die zijn beroepsdeontologie hem oplegt. Het opstellen van een medisch document stelt de arts verantwoordelijk.

Bij de redactie ervan moeten altijd eerlijkheid, objectiviteit, voorzichtigheid en discretie in acht worden genomen.

Sommige medische documenten zijn onderworpen aan een specifieke wetgeving die de vorm en de bestemmelingen ervan bepaalt (bijvoorbeeld het koninklijk besluit van 29 juli 2019 tot vaststelling van de inhoud en de vorm van het standaardformulier van omstandige geneeskundige verklaring ter uitvoering van artikel 1241, § 1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek).

Het is een deontologische plicht van de behandelende arts, binnen de grenzen van zijn bekwaamheden en objectief, te voldoen aan de rechtmatige vragen van de patiënt die slechts kunnen worden geconcretiseerd met zijn medewerking. Hij kan zich er niet aan onttrekken zonder gegronde reden.

1.2. Datum van het document en van de elementen waarop het gebaseerd is

Het medische document dient altijd de datum te dragen van de dag van zijn redactie.

In geval van afschrift preciseert de arts de datum van opstelling van het originele document en dateert hij het afschrift met de redactiedatum.

Behalve bijzondere reden te vermelden in het medisch dossier (bijvoorbeeld een definitieve gezondheidstoestand), wordt het document opgesteld na de medische raadpleging tijdens welke de arts de nodige, actuele, informatie kon verzamelen en een klinisch onderzoek kon uitvoeren.

Indien de arts gevraagd wordt de gezondheidstoestand van de patiënt op een vroeger moment (voorafgaand aan het opstellen) te attesteren, mag hij zich baseren op medische elementen die hij toen verzamelde of op geactualiseerde gegevens uit het dossier.

1.3. Eerlijkheid

De arts stelt het medische document gewetensvol en volledig waarheidsgetrouw op, geleid door de huidige stand van de wetenschap.

Opzettelijk valse attesten schrijven kan leiden tot strafrechtelijke en disciplinaire vervolging.

Een welwillendheidsattest is een vals attest dat de arts vrijwillig en uit pure inschikkelijkheid opstelt met het oog op het opwekken van de welwillendheid van de bestemmeling tegenover zijn patiënt.

Deze eerlijkheidsplicht slaat op alle elementen in het document: beschreven medische feiten, voorgestelde behandelingen, vermelde data, handtekeningen, enz.

1.4. Objectiviteit

De arts handelt objectief door er onder andere voor te zorgen zich niet te laten beïnvloeden door onredelijke vragen van de patiënt of van derden en geen zaken te attesteren die buiten zijn medische bekwaamheid vallen of wetenschappelijk ongegrond zijn, zonder verband met de gezondheidstoestand van de patiënt of met betrekking tot derden die hij niet kent of die hij niet onderzocht heeft (i.v.m. de derden, zie ook punt 1.6. Medisch geheim). Hij alleen bepaalt wat hij schrijft.

Hij bevestigt of wat hij beschrijft gebaseerd is op een anamnese, een klinisch onderzoek, een raadpleging op afstand, medische documenten (medisch dossier) of zelfs louter op de verklaringen van de patiënt (dixitattest).

Een dixitattest is louter gebaseerd op de verklaring van de betrokkene en niet op de eigen medische vaststellingen van de arts. De arts vermijdt in de mate van het mogelijke een dergelijk document op te stellen. Zoals alle attesten mag dit geen verklaringen over derden bevatten.

1.5. Voorzichtigheid en uiterste nauwkeurigheid

De arts dient voorzichtig te zijn in wat hij formuleert, bewust van de grenzen van zijn kennis en van het onvoorspelbare in de evolutie van een gezondheidstoestand.

Hij moet redactiefouten vermijden (ontbreken van datum of handtekening, onleesbaarheid, enz.).

Hij let erop dat de vorm en de inhoud van het document beantwoorden aan de desgevallend vigerende wettelijke bepalingen en heeft aandacht voor de motivering van de vraag en de bestemmeling van het document (RIZIV, wetsverzekeraar, verzekeringsorganismen, verzekeringsmaatschappijen, probatiecommissie, onderwijsinstelling, werkgever, enz.).

De arts moet uiterst nauwkeurig te werk gaan bij het verzamelen en analyseren van de elementen waarop hij zich baseert om een medisch feit te attesteren. Zijn bewoordingen moeten voorzichtig en genuanceerd zijn en zich beperken tot medische beschouwingen.

Het document vermeldt de identiteit van de betrokken persoon. Het bevat ook de beroepsgegevens, met inbegrip van het RIZIV-nummer, van de arts zodat deze identificeerbaar is.

Het is nuttig en sterk aangeraden in het medisch dossier een kopie of een spoor van de redactie van het document te bewaren, met name om de datumgegevens te onthouden maar ook in geval van verlies of zelfs van geschil.

1.6. Discretie en beroepsgeheim

De arts zorgt ervoor de inhoud van het document te beperken tot wat relevant en nodig is, overeenkomstig de context waarin het wordt gebruikt (bijvoorbeeld, het getuigschrift van arbeidsongeschiktheid bestemd voor de werkgever vermeldt de diagnose niet, in tegenstelling met dat bestemd voor het verzekeringsorganisme (ziekenfonds).

Het document respecteert de waardigheid van de patiënt.

De arts die aan de patiënt een document geeft waarin persoonsgegevens staan over zijn gezondheid die deze hem toevertrouwde schendt het beroepsgeheim tegenover de patiënt zelf niet.

Ten opzichte van derden voor wie het document bestemd is, komt de eerbiediging van het geheim in gevaar wanneer elementen onnodig kenbaar gemaakt worden.

De wens van de patiënt om in het document elementen te vermelden die geen verband houden met het voorwerp ervan, volstaat niet om de arts te beschermen tegen een inbreuk op de vertrouwelijkheidsplicht.

1.7. Loyaliteit

De arts legt aan de patiënt de elementen uit die hij in het medische document vermeldt zodat deze, volledig op de hoogte van de inhoud, het vrij kan gebruiken zoals hij wenst, met eerbiediging van zijn autonomie.

Indien de patiënt zich verzet tegen bepaalde openbaarmakingen, oordeelt de arts of er een reden is tot weigering om het document op te stellen omdat de door de patiënt gevraagde weglating de eerlijkheid van de inhoud aantast.

1.8. Overhandigen van het document

De arts geeft het medische document aan de patiënt, of aan zijn vertrouwenspersoon indien de patiënt dit wenst, ook al is het bestemd om overhandigd te worden aan een derde. Indien de patiënt een onbekwame meerderjarige is of een minderjarige die niet in staat is redelijkerwijze zijn belangen te beoordelen, geeft de arts het document aan zijn vertegenwoordiger.

Mits de patiënt zijn toestemming geeft, kan de arts het medische document dat hij opstelde doorsturen naar de arts aangeduid door de patiënt (de adviserend arts van het verzekeringsorganisme (ziekenfonds), de schoolarts, enz.)

Wilsbekwaamheid19/09/2020 Documentcode: a167026
Inschatten van de wilsbekwaamheid van een patiënt - zorgvolmacht

De nationale raad van de Orde der artsen heeft de adviesaanvraag betreffende het inschatten van de wilsbekwaamheid van een patiënt voor het ondertekenen van een zorgvolmacht, onderzocht.

Een zorgvolmacht is een schriftelijke volmacht waarbij een persoon een andere persoon aanduidt die beslissingen kan nemen in zijn plaats vanaf het moment waarop de opsteller niet meer wilsbekwaam is.

Op het ogenblik van het opstellen van de zorgvolmacht dient de opsteller wilsbekwaam te zijn. In principe is hiervoor geen attest van wilsbekwaamheid vereist. De controle gebeurt post-factum. Dit betekent dat indien achteraf zou blijken dat de opsteller wilsonbekwaam was ten tijde van het opstellen van de zorgvolmacht, deze nietig kan worden verklaard. Het is evenwel aannemelijk dat men daarop tracht te anticiperen en reeds voorafgaand aan het opstellen van de zorgvolmacht wil nagaan of de opsteller wilsbekwaam is. De behandelende arts kan, op verzoek van of met toestemming van de patiënt, een wilsbekwaamheidsattest verlenen aan de patiënt of aan de notaris, via de patiënt.

(https://www.ordomedic.be/nl/adviezen/advies/wilsbekwaamheid-van-de-patient-attest)

Gezien de wilsbekwaamheid van een persoon een medische aangelegenheid is, ligt de verantwoordelijkheid voor de evaluatie van de feitelijke wilsbekwaamheid bij de arts. Op heden bestaat er in België evenwel geen concreet stappenplan ter beoordeling van de wilsonbekwaamheid van de patiënt. Het raadgevend comité voor bio-ethiek heeft in het verleden, weliswaar binnen een andere context, gezegd dat een collegiale besluitvorming is aangewezen.

(Advies nr. 9 - levensbeëindigend handelen bij wilsonbekwamen | FOD Volksgezondheid (belgium.be))

De nationale raad is niet bevoegd, noch bekwaam om hierover specifieke richtlijnen uit te brengen. Deontologisch dient te arts te handelen overeenkomstig de huidige stand van de wetenschap. (art. 4, Code van medische deontologie). Daarnaast is de arts bewust van de grenzen van zijn kennis en zijn mogelijkheden. (art. 6, Code van medische deontologie). De arts vraagt, indien hij dit nodig acht, het advies van collega's of andere gezondheidszorgbeoefenaars. Elke arts heeft bovendien de verantwoordelijkheid om de patiënt te verwijzen naar een andere ter zake bevoegde beoefenaar van een gezondheidszorgberoep wanneer de gezondheidsproblematiek waarvoor een tussenkomst is vereist de grenzen van het eigen competentiegebied overschrijdt. (Commentaar bij artikel 6, Code van medische deontologie)