Resultaten
Resultaten
Artsen die zichzelf zorg verstrekken – deontologische aanbevelingen
De nationale raad van de Orde der artsen wordt regelmatig bevraagd over de deontologische toelaatbaarheid van artsen die zichzelf medische zorg verstrekken.
De aard van de gestelde vragen is gevarieerd: het gaat over artsen die zichzelf diagnosticeren, zichzelf medische onderzoeken voorschrijven, zichzelf arbeidsongeschikt verklaren, zichzelf medicatie voorschrijven, zichzelf voorzien van allerhande attesten voor het verkrijgen van een sociaal of ander voordeel, enzovoort.
In zijn vergadering van 20 januari 2024 onderzocht de nationale raad de deontologische grenzen van zelfbehandeling.
Eerdere adviezen van de nationale raad over zelfbehandeling (a130018[1], a135007[2], a137014[3], a145011[4] en a147002[5]) worden vervangen.
1. Algemeen
Artikel 10 van de nieuwe Code van medische deontologie (2018) heeft de aanzet gegeven voor het initiëren van een dialoog over een onderwerp dat voorheen relatief onderbelicht bleef in de medische gemeenschap. Het artikel bepaalt dat de arts aandacht en zorg heeft voor zijn eigen gezondheid.
Zelfzorg is het zorgen voor zichzelf, met name voor eigen welzijn of gezondheid, inclusief het aanhouden van een gezonde levensstijl. Het heeft een positieve draagwijdte en betekent niet hetzelfde als zichzelf medische zorg verstrekken of zelfbehandeling, integendeel. Zelfzorg impliceert dat de arts zich indien nodig laat verzorgen door een collega-arts.
Hoewel het wettelijk niet verboden is voor artsen om zichzelf zorg te verstrekken, valt het deontologisch af te raden. Een gebrek aan objectiviteit en professionaliteit liggen hiervoor aan de basis. Daarom beveelt de nationale raad elke arts aan niet aan zelfbehandeling te doen en een eigen huisarts te hebben.
2. Zichzelf medicatie voorschrijven
Wereldwijd vinden artsen het vanzelfsprekend om voor zichzelf medicatie voor te schrijven. Ook in ons land is dit gebruik sterk ingeburgerd.[6]
Internationale studies[7] en ook de analyse van de hulpvragen bij het traject van “Arts in Nood” tonen aan dat de prevalentie van misbruik van voorgeschreven medicatie onder artsen hoger ligt dan onder de algemene bevolking.
Verschillende factoren liggen hiervoor aan de basis, onder meer een verhoogde toegang tot de middelen, een stressvolle werkomgeving en de lange werktijden. Omwille van de schroom, het stigma en de neiging de symptomen te minimaliseren, is de identificatie van de problematiek bijzonder lastig.[8]
Regulerende instanties hebben in verschillende landen richtlijnen ingevoerd gaande van een totaal verbod op zichzelf voorschrijven van medicatie tot een aanmaning om een collega-arts te raadplegen.[9]
De nationale raad acht het deontologisch ontoelaatbaar dat de arts voor zichzelf verslavingsgevoelige medicatie voorschrijft voor chronisch gebruik. Het betreft onder meer slaap- en kalmeringsmiddelen, psychofarmaca, verdovende en pijnverdovende middelen en stimulerende geneesmiddelen. Gezien het aanzienlijke risico op verslaving, is het essentieel dat het voorschrijven van deze geneesmiddelen valt onder controle van een collega-arts die beschikt over de nodige objectiviteit en professionaliteit om een weloverwogen beoordeling te maken van de medicamenteuze indicatie.
De arts met een verslavingsproblematiek kan een ernstig probleem vormen voor de volksgezondheid, de zorgkwaliteit en de patiëntveiligheid.
Preventie, vroege herkenning en adequate behandeling en opvolging door een gespecialiseerd zorgteam zijn van essentieel belang om zowel de gezondheid van de arts zelf als de veiligheid van de patiënten te waarborgen.
Wanneer een verslavingsproblematiek bij een collega-arts wordt vermoed of opgemerkt, moet in eerste instantie in gesprek worden gegaan met de betrokkene met als doel hem te overtuigen tot het volgen van een behandeling, met de nodige monitoring en opvolging. De collega moet worden uitgenodigd zich spontaan terug te trekken indien zijn bekwaamheid eronder lijdt.
Artsen kunnen via Arts in Nood, in overleg en vertrouwen, in contact gesteld worden met gespecialiseerde hulpverleners die daarna het ontwenningstraject kunnen opstellen en opvolgen (www.artsinnood.be).
Bij gebrek aan ziekte-inzicht en gevaar voor de patiëntveiligheid kan de Federale Commissie voor toezicht op de praktijkvoering in de gezondheidszorg op de hoogte worden gebracht.
3. Zichzelf een ziekteattest afleveren
Wegens mogelijk belangenconflict is het uitermate moeilijk en meestal zelfs niet mogelijk dat de arts een getuigschrift van arbeidsongeschiktheid voor zichzelf uitschrijft. Immers, de wettelijke voorziene mogelijkheid tot controle, waarbij de controlearts contact kan opnemen met de behandelende arts van de patiënt[10], bestaat uiteraard niet wanneer de behandelende arts zich met de patiënt vereenzelvigt.
Om deze redenen is het gerechtvaardigd dat een werkgever een arts vraagt dat deze laatste zijn arbeidsongeschiktheid laat attesteren door een andere arts.
Daarnaast is de nationale raad van mening dat een arts die om medische redenen niet kan deelnemen aan de wachtdienst desgevallend een attest laat afleveren door een collega-arts.
In ieder geval dient de arts de beslissing te nemen naar eer en geweten. Hierbij moet een aantal aandachtspunten in overweging worden genomen zoals de aard van de aandoening en de specifieke competentie van de arts betreffende de aandoening.
4. Aanrekenen van een advies of een raadpleging voor zichzelf (of een andere prestatie) aan de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen
Het is deontologisch onaanvaardbaar dat de arts voor een advies aan zichzelf of een raadpleging een vergoeding ontvangt van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.
5. Niet-curatieve opdrachten voor zichzelf
Veel artsen zijn, in meer of mindere mate, belast met niet-curatieve opdrachten. Zij hebben vaak als taak een persoon (slachtoffer, werknemer, sociaal verzekerde, enz.) te onderzoeken zonder een bepaalde therapie in te stellen. Op basis van dat onderzoek zal vervolgens een advies of een beslissing worden meegedeeld aan een andere persoon of instantie dan de onderzochte persoon zelf.
Typische voorbeelden van niet-curatieve opdrachten doen zich voor in de controlegeneeskunde, de arbeidsgeneeskunde, de gerechtelijke geneeskunde en de verzekeringsgeneeskunde.
Nochtans wordt ook geregeld aan behandelend artsen gevraagd om niet-curatieve opdrachten uit te voeren, bijvoorbeeld het invullen van medische documenten voor een verzekeringsinstelling, het afleveren van een attest van wilsbekwaamheid, het afleveren van een attest dat bevestigt dat de aanvrager in staat is een wapen te manipuleren zonder gevaar voor zichzelf of voor anderen, het opstellen van een omstandige geneeskundige verklaring in het kader van een rechterlijke beschermingsmaatregel, enzovoort.
Dergelijke opdrachten betreffen deskundigenopdrachten waarvoor de arts die ze uitvoert de deontologische beginselen van objectiviteit, onpartijdigheid en onafhankelijk dient na te leven.[11] Bijgevolg mogen deze opdrachten niet door de arts voor zichzelf worden uitgevoerd.
6. Besluit
De nationale raad raadt het verstrekken van zorg door de arts aan zichzelf af, zowel in het belang van de gezondheid van de arts zelf als in het belang van de patiëntveiligheid.
Deontologisch onaanvaardbaar zijn het zichzelf voorschrijven van verslavingsgevoelige medicatie voor chronisch gebruik, het zichzelf afleveren van een ziekte-attest, het aanrekenen van een prestatie voor zichzelf aan de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen en het voor zichzelf een deskundigenopdracht uitvoeren.
Artsen die in bepaalde omstandigheden en voor sommige minder ernstige aandoeningen zichzelf zorg verstrekken moeten beschikken over de nodige bekwaamheid rekening houdend met de aard van de aandoening.
De arts handelt in strijd met de medische deontologie indien hij zijn competentie te buiten gaat, een wetsbepaling overtreedt, misbruik maakt van zijn positie als arts of valsheid in geschrifte pleegt.
[1] Advies van de nationale raad van de Orde der artsen van 8 mei 2010, Afleveren van een arbeidsongeschiktheidsattest voor zichzelf.
[2] Advies van de nationale raad van de Orde der artsen van 8 oktober 2011, Afleveren van een arbeidsongeschiktheidsattest voor zichzelf.
[3] Advies van de nationale raad van de Orde der artsen van 18 februari 2012, Afleveren van een arbeidsongeschiktheidsattest voor zichzelf.
[4] Advies van de nationale raad van de Orde der artsen van 22 maart 2014, Afleveren van een ziekteattest door een arts voor zichzelf.
[5] Advies van de nationale raad van de Orde der artsen van 20 september 2014, Geneeskundige verstrekking van een arts voor zichzelf.
[6] Een studie onder Vlaamse huisartsen in 2019 toont aan dat bijna 89 procent van de artsen zichzelf medicatie voorschrijft, Debeuckelaere R. (Ugent), Zelfmedicatie bij artsen (ongepubliceerde masterthesis, 2019), onder begeleiding van Bastiaens H. en Van den Broeck, K. (UAntwerpen); zie onder meer in https://www.lespecialiste.be/f... en https://www.medi-sfeer.be/nl/nieuws/beroepsnieuws/ldquo-zelfzorg-moet-aandacht-krijgen-tijdens-opleiding-rdquo.html.
[7] Lisa J Merlo, Mark S Gold, Prescription opioid abuse and dependence among physicians : hypotheses and treatment, Harvard Review of Psychiatry. 2008;16(3):181-94.doi: 10.1080/10673220802160316.
[8]https://www.knmg.nl/.../presentatie-ambassadeurs-abs-artsen.
[9] Physician treatment of self, family members, or others close to them, CPOS, november 2001, https://www.cpso.on.ca/Physicians/Policies-Guidance/Policies/Physician-Treatment-of-Self-Family-Members-or; Ethical responsibilities in treating doctors who are patients, Guidance from the BMA Medical Ethics Department, januari 2010, https://www.bradfordvts.co.uk/wp-content/onlineresources/looking-after-ourselves/doctors-as-patients/doctors%20who%20are%20patients%20-%20bma%20guidance.pdf, Good medical practice: a code of conduct for doctors in Australia, Ahpra and the National Boards, oktober 2020, https://www.medicalboard.gov.au/codes-guidelines-policies/code-of-conduct.aspx.
[10] Art. 31, §4, wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
[11] Art. 44, Code van medische deontologie.
Deontologische regels bij het attesteren van een arbeidsongeschiktheid tijdens of na een vakantie in het buitenland
De nationale raad van de Orde der artsen heeft in zijn vergadering van 10 juni 2023 de problematiek onderzocht betreffende het attesteren van de arbeidsongeschiktheid in geval van ziekte tijdens een vakantie in het buitenland, opdat de werknemer zijn recht kan uitoefenen om deze vakantiedagen later op te nemen.
De wettelijke en deontologische regels omtrent het attesteren van arbeidsongeschiktheid blijven ongewijzigd.
De arts dient de deontologische regels te volgen zoals bepaald door artikel 26, Code van medische deontologie, het advies van de nationale raad van 19 september 2020, “Opstellen van medische documenten – Principes en aanbevelingen”, a167021 en het advies van de nationale raad van 18 juni 2022, “Teleconsultaties in het huidige zorglandschap – Deontologische regels”, a169012.
Een medisch attest van arbeidsongeschiktheid dient gedateerd te worden op de dag van de redactie. Evenwel is het mogelijk de gezondheidstoestand van de patiënt op een vroeger moment (voorafgaand aan het opstellen) te attesteren, op basis van objectieve medische gegevens.
De wet bepaalt niet dat het ziekteattest moet worden opgesteld door een Belgische arts in een officiële landstaal. Het ziekteattest moet melding maken van de identiteit van de werknemer, de arbeidsongeschiktheid, de waarschijnlijke duur ervan, en of de werknemer zich met het oog op de controle al dan niet naar een andere plaats mag begeven.[1] Het attest dient ook te worden ondertekend door de (buitenlandse) arts.
Het attest moet worden opgemaakt in een verstaanbare taal opdat de werkgever de wettelijke voorwaarden kan nagaan.
De werkgever behoudt het recht een beroep te doen op een controlearts, ook indien de werknemer in het buitenland verblijft. De verblijfplaats van de werknemer dient aldus gekend te zijn bij de werkgever. De controle mag niet worden geweigerd door de werknemer.[2]
[1] Art. 31, §2, wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten
[2] Art. 31, §3, wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten
Dixit-attest binnen de context van het onderwijs
Persbericht – Dixit-attest binnen de context van het onderwijs
Ondanks de inspanningen van de Orde der artsen om de deontologische regels in verband met het opstellen van medische attesten toe te lichten (artikel 26, Code van medische deontologie), stelt de nationale raad vast dat de bijzondere toepassing van het dixit-attest binnen de context van het onderwijs nog steeds voor verwarring zorgt bij sommige artsen.
De arts mag nooit een geneeskundig getuigschrift voor schoolverzuim opstellen om niet-medische redenen (familievakantie, problemen transport, enz.).
Onder meer binnen de context van het onderwijs, kan de arts uitzonderlijk een dixit-attest opstellen omwille van gezondheidsredenen die niet of niet meer objectief kunnen worden vastgesteld.
Het dixit-attest vermeldt uitdrukkelijk dat het attest uitsluitend is gebaseerd op de verklaringen van de betrokkene en niet op de eigen medische vaststellingen van de arts.
De nationale raad heeft volgend model van dixit-attesten goedgekeurd, opgesteld in overleg met het departement Onderwijs en Vorming van de Vlaamse Gemeenschap:
Meer informatie over de deontologische regels die verband houden met het opstellen van medische attesten, kan u hier raadplegen:
https://ordomedic.be/nl/adviezen/deontologie/discipline/beleidsvisie-inzake-wellwillendheidsattesten
Beleidsvisie inzake wellwillendheidsattesten
De nationale raad bestudeerde in zijn vergadering van 19 februari 2022 het toenemend probleem van het foutief of vals opstellen van medische documenten. De aanleiding is het stijgend aantal klachten bij de provinciale raden over kwestieuze medische attesten en de recente undercoverreportage[1] waarin werd aangetoond dat een groot aantal artsen inging op de vraag naar welwillendheidsattesten.
Ondanks de recente herhaling van de principes die gelden bij het opstellen van medische documenten in de nieuwe Code van medische deontologie[2] en in het advies van de nationale raad van 19 september 2020[3], blijven artsen attesten opstellen die niet stroken met de medische deontologie. Het afleveren van kwestieuze attesten haalt de geloofwaardigheid van de individuele arts en het vertrouwen in het gehele artsenkorps onderuit. Bovendien kan de patiënt nadeel ondervinden bij het verwerven van sociale of andere voordelen indien de instantie twijfelt aan de waarachtigheid van deze medische documenten.
Om deze redenen, heeft de Orde een actieplan opgesteld, dat steunt op drie pijlers: preventie, controle en tuchtrechtelijke handhaving.
Wat de preventie betreft, zullen de decanen van de faculteiten geneeskunde worden aangeschreven om het maatschappelijke belang van medische attesten te benadrukken in de master geneeskunde en de master na masteropleiding. Ook de lokale kwaliteitsgroepen (LOK) zullen worden verzocht de materie op te frissen in hun bijscholingen. Om het actieplan te ondersteunen, wordt voor de artsen als bijlage een affiche ter beschikking gesteld, die kan worden uitgehangen in de wachtzaal en waarin zowel de patiënt als de arts op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid wordt gewezen. Digitaal lesmateriaal wordt beschikbaar gesteld voor het onderwijs en de bijscholingsactiviteiten.
Wat de controle en de handhaving betreft, zullen de artsen die valse attesten opstellen ter verantwoording worden geroepen door de bevoegde provinciale raden om hen te wijzen op het maatschappelijke belang van medische documenten. Het opstellen van attesten dat niet strookt met de medische deontologie betreft een deontologische inbreuk en kan het voorwerp uitmaken van een disciplinaire sanctie.
Bijlage 1 : affiche in het Nederlands
Bijlage 2 : Medische attesten - digitaal lesmateriaal
[1] Reportage “Factcheckers” van 15 februari 2022 op één, VRT
[2]https://ordomedic.be/nl/code-2...
[3] https:/ordomedic.be/nl/adviezen/attesten/getuigschrift/opstellen-van-medische-documenten-principes-en-aanbevelingen
Inschatten van de wilsbekwaamheid van een patiënt - zorgvolmacht
De nationale raad van de Orde der artsen heeft de adviesaanvraag betreffende het inschatten van de wilsbekwaamheid van een patiënt voor het ondertekenen van een zorgvolmacht, onderzocht.
Een zorgvolmacht is een schriftelijke volmacht waarbij een persoon een andere persoon aanduidt die beslissingen kan nemen in zijn plaats vanaf het moment waarop de opsteller niet meer wilsbekwaam is.
Op het ogenblik van het opstellen van de zorgvolmacht dient de opsteller wilsbekwaam te zijn. In principe is hiervoor geen attest van wilsbekwaamheid vereist. De controle gebeurt post-factum. Dit betekent dat indien achteraf zou blijken dat de opsteller wilsonbekwaam was ten tijde van het opstellen van de zorgvolmacht, deze nietig kan worden verklaard. Het is evenwel aannemelijk dat men daarop tracht te anticiperen en reeds voorafgaand aan het opstellen van de zorgvolmacht wil nagaan of de opsteller wilsbekwaam is. De behandelende arts kan, op verzoek van of met toestemming van de patiënt, een wilsbekwaamheidsattest verlenen aan de patiënt of aan de notaris, via de patiënt.
(https://www.ordomedic.be/nl/adviezen/advies/wilsbekwaamheid-van-de-patient-attest)
Gezien de wilsbekwaamheid van een persoon een medische aangelegenheid is, ligt de verantwoordelijkheid voor de evaluatie van de feitelijke wilsbekwaamheid bij de arts. Op heden bestaat er in België evenwel geen concreet stappenplan ter beoordeling van de wilsonbekwaamheid van de patiënt. Het raadgevend comité voor bio-ethiek heeft in het verleden, weliswaar binnen een andere context, gezegd dat een collegiale besluitvorming is aangewezen.
(Advies nr. 9 - levensbeëindigend handelen bij wilsonbekwamen | FOD Volksgezondheid (belgium.be))
De nationale raad is niet bevoegd, noch bekwaam om hierover specifieke richtlijnen uit te brengen. Deontologisch dient te arts te handelen overeenkomstig de huidige stand van de wetenschap. (art. 4, Code van medische deontologie). Daarnaast is de arts bewust van de grenzen van zijn kennis en zijn mogelijkheden. (art. 6, Code van medische deontologie). De arts vraagt, indien hij dit nodig acht, het advies van collega's of andere gezondheidszorgbeoefenaars. Elke arts heeft bovendien de verantwoordelijkheid om de patiënt te verwijzen naar een andere ter zake bevoegde beoefenaar van een gezondheidszorgberoep wanneer de gezondheidsproblematiek waarvoor een tussenkomst is vereist de grenzen van het eigen competentiegebied overschrijdt. (Commentaar bij artikel 6, Code van medische deontologie)