keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Getuigschrift van arbeidsongeschiktheid17/02/2024 Documentcode: a171006
Een bewijs van aanwezigheid op een medische raadpleging mag niet verward worden met een medisch attest van ongeschiktheid.

Een bewijs van aanwezigheid op een medische raadpleging mag niet verward worden met een medisch attest van ongeschiktheid.

Hoewel deze documenten gemeen hebben dat ze ertoe strekken de realiteit van een feit vast te stellen tegenover derden, hebben ze een verschillend doel.

In het eerste geval is het document bedoeld om te bewijzen dat de patiënt aanwezig was op een raadpleging; in het tweede geval is het bedoeld om te verklaren dat de patiënt door zijn gezondheidstoestand niet in staat is om iets te doen (lessen volgen, werken, enz.).

Indien een raadpleging geen ongeschiktheid van de patiënt door zijn gezondheidstoestand aan het licht brengt, overhandigt de arts hem geen ongeschiktheidsattest. Hij kan hem wel een bewijs van aanwezigheid op de medisch raadpleging afleveren.

Of het nu op het werk of op school is, de gevolgen van afwezigheid door ziekte kunnen verschillen van die van afwezigheid door een andere oorzaak (bijv. de ziekte van een familielid, een medische raadpleging, enz.).

De arts moet er rekening mee houden dat het document dat hij aflevert tegenwerpelijk is aan een derde partij. Hij moet precies beschrijven wat hij attesteert om de derde partij niet te misleiden over de gevolgen, met name op sociaal of schoolgebied, van het aan de patiënt verstrekte document. Om het even welk medisch document dient waarheidsgetrouw, objectief en voorzichtig opgesteld te worden (artikel 26, Code van medische deontologie).

Tot besluit kunnen we stellen dat de arts enkel een ongeschiktheidsattest verstrekt wanneer uit zijn vaststellingen, op basis van een klinisch onderzoek of van objectieve gegevens in het medisch dossier (radiografie, ziekenhuisopnameverslag, enz.), blijkt dat de patiënt door zijn gezondheidstoestand niet in staat is om een bepaalde handeling te verrichten (werken, les volgen, enz.).

Getuigschrift10/06/2023 Documentcode: a170011
Deontologische regels bij het attesteren van een arbeidsongeschiktheid tijdens of na een vakantie in het buitenland

De nationale raad van de Orde der artsen heeft in zijn vergadering van 10 juni 2023 de problematiek onderzocht betreffende het attesteren van de arbeidsongeschiktheid in geval van ziekte tijdens een vakantie in het buitenland, opdat de werknemer zijn recht kan uitoefenen om deze vakantiedagen later op te nemen.

De wettelijke en deontologische regels omtrent het attesteren van arbeidsongeschiktheid blijven ongewijzigd.

De arts dient de deontologische regels te volgen zoals bepaald door artikel 26, Code van medische deontologie, het advies van de nationale raad van 19 september 2020, “Opstellen van medische documenten – Principes en aanbevelingen”, a167021 en het advies van de nationale raad van 18 juni 2022, “Teleconsultaties in het huidige zorglandschap – Deontologische regels”, a169012.

Een medisch attest van arbeidsongeschiktheid dient gedateerd te worden op de dag van de redactie. Evenwel is het mogelijk de gezondheidstoestand van de patiënt op een vroeger moment (voorafgaand aan het opstellen) te attesteren, op basis van objectieve medische gegevens.

De wet bepaalt niet dat het ziekteattest moet worden opgesteld door een Belgische arts in een officiële landstaal. Het ziekteattest moet melding maken van de identiteit van de werknemer, de arbeidsongeschiktheid, de waarschijnlijke duur ervan, en of de werknemer zich met het oog op de controle al dan niet naar een andere plaats mag begeven.[1] Het attest dient ook te worden ondertekend door de (buitenlandse) arts.

Het attest moet worden opgemaakt in een verstaanbare taal opdat de werkgever de wettelijke voorwaarden kan nagaan.

De werkgever behoudt het recht een beroep te doen op een controlearts, ook indien de werknemer in het buitenland verblijft. De verblijfplaats van de werknemer dient aldus gekend te zijn bij de werkgever. De controle mag niet worden geweigerd door de werknemer.[2]


[1] Art. 31, §2, wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten

[2] Art. 31, §3, wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten

Getuigschrift van arbeidsongeschiktheid25/02/2023 Documentcode: a170005
Het elektronisch ondertekenen van medische documenten

De nationale raad van de Orde der artsen bestudeerde in zijn vergadering van 25 februari 2023 de vraag van een werkgeversorganisatie of getuigschriften van arbeidsongeschiktheid die niet ondertekend zijn of ondertekend zijn door middel van een eenvoudige elektronische handtekening geldig zijn en moeten worden aanvaard door de werkgever.

Medische documenten die worden opgesteld door de arts, vereisen steeds een handtekening. Niet-ondertekende medische documenten zijn in de regel ongeldig[1].

Evenwel bestaat er bij de artsen en derde ontvangers van de medische documenten onduidelijkheid over welke soort handtekening moet worden gebruikt bij het ondertekenen van een medisch document.

Er bestaan verschillende soorten handtekeningen: enerzijds is er de handgeschreven handtekening en anderzijds is er de elektronische handtekening, waaronder de gewone elektronische handtekening, de geavanceerde elektronische handtekening en de gekwalificeerde elektronische handtekening.[2]

Noch de bestaande wetgeving[3], noch de model-documenten die worden voorgesteld door het RIZIV[4], preciseren welke soort handtekening de arts moet gebruiken bij het ondertekenen van medische documenten.

Juridisch dient te worden aangenomen dat elke soort handtekening rechtsgeldig is.[5] Evenwel heeft enkel de gekwalificeerde elektronische handtekening dezelfde juridische waarde als de handgeschreven handtekening.

Deontologisch is het aangewezen dat de arts voor het ondertekenen van medische documenten gebruik maakt van de handgeschreven handtekening, de geavanceerde elektronische handtekening of de gekwalificeerde elektronische handtekening. De arts vermijdt in de mate van het mogelijke gebruik te maken van de gewone elektronische handtekening, omdat deze soort van handtekening geen zekerheid biedt omtrent de identiteit van de ondertekenaar en de integriteit van het document.

Bij twijfel over de echtheid van de handtekening, kan de derde ontvanger van het medisch document contact opnemen met de arts, die de echtheid kan bevestigen of ontkennen, zonder andere gezondheidsgegevens van de patiënt te onthullen.


[1] Tijdens de Covid-pandemie werd in een uitzondering voorzien wat betreft een getuigschrift voor arbeidsongeschiktheid, aangepast voor advies via de telefoon tijdens de COVID-19-crisis, bestemd voor de adviserend arts van het ziekenfonds van de patiënt.

[2] Informatie over de elektronische handtekening, kan worden geraadpleegd op de website van de Vlaamse overheid: De elektronische handtekening | Vlaanderen.be

- Voorbeelden van de gewone elektronische handtekening zijn het invoegen van een gescande papieren handtekening in een te ondertekenen document, het invoeren van een PIN-code of wachtwoord of het aanklikken van een knop “ik ga akkoord”.

- Voorbeelden van de geavanceerde elektronische handtekening zijn een klik op de knop handtekening in een informatiesysteem via authenticatie (bv. username/paswoord) in combinatie met audit trails.

- Het belangrijkste voorbeeld van een gekwalificeerde elektronische handtekening is de ondertekening via eID of via de Itsme-applicatie.

[3] Zie onder meer art. 27, 5°, wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg; art. 1, §2, A., koninklijk besluit tot invoeging van een hoofdstuk XI in de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, en tot opheffing van bepaalde tijdelijke maatregelen van het koninklijk besluit nr. 20 van 13 mei 2020 houdende tijdelijke maatregelen in de strijd tegen de COVID-19 pandemie en ter verzekering van de continuïteit van zorg in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging; art. 2, koninklijk besluit van 10 augustus 2005 houdende vaststelling van de modaliteiten inzake het voorschrift voor menselijk gebruik; art. 16, koninklijk besluit houdende onderrichtingen voor de apothekers

[4] Zie onder meer model geneesmiddelenvoorschrift: De nieuwe modellen van geneesmiddelenvoorschrift - RIZIV (fgov.be); model getuigschrift arbeidsongeschiktheid: Arbeidsongeschiktheid en socioprofessionele re-integratie - RIZIV (fgov.be)

[5] Zie onder meer art. 25, 1., Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG

Getuigschrift van arbeidsongeschiktheid17/09/2022 Documentcode: a169017
Mogelijkheid voor een arts om een ongeschiktheidsattest te verstrekken na afloop van een raadpleging op afstand.

De nationale raad van de Orde der artsen wordt om advies verzocht of een arts een getuigschrift van ongeschiktheid kan verstrekken na afloop van een raadpleging op afstand.

Voor het opstellen van een getuigschrift van ongeschiktheid gelden dezelfde deontologische regels, ongeacht of het opstellen gebeurt na afloop van een raadpleging op afstand of na een fysieke raadpleging.

De medische deontologie bepaalt dat de arts die een medisch feit beschrijft of vaststelt, moet waarheidsgetrouw, objectief en voorzichtig te werk gaan (artikel 26 CMD 2018; advies van 19 september van de nationale raad, ‘Opstellen van medische documenten : principes en aanbevelingen’, a167021).

De arts baseert zich op medische feiten die hij zelf vastgesteld heeft om objectief een medisch gegrond advies uit te brengen over de geschiktheid van de patiënt om een bepaalde activiteit te verrichten.

Momenteel verlopen de meeste raadplegingen op afstand via telefoon of video, zonder aanwezigheid van geavanceerde technologische middelen of zonder bijstand van een zorgberoepsbeoefenaar aan de patiënt.

In deze omstandigheden, kan een getuigschrift van ongeschiktheid slechts worden verstrekt na afloop van een raadpleging op afstand indien een fysiek onderzoek niet vereist is en indien de anamnese of de gegevens in het patiëntendossier voldoende objectieve gegevens bevatten om te beoordelen of de patiënt geschikt is om een bepaalde activiteit te verrichten. Deze situaties zijn uitzonderlijk en, behalve in bijzondere omstandigheden, zijn een goede kennis van de medische situatie van de patiënt (bijvoorbeeld bij een chronische ziekte) en toegang tot zijn gezondheidsgegevens vereist.

De beroepsverenigingen dienen, per specialisme, richtlijnen uit te werken in verband met het inzetten van raadplegingen op afstand en de opportuniteit om geneesmiddelen voor te schrijven en medische documenten te verstrekken.

Indien de arts over onvoldoende objectieve gegevens beschikt om een ongeschiktheid te attesteren, stelt hij de patiënt een fysieke raadpleging voor.

Net als bij een fysieke raadpleging, moet elke raadpleging op afstand geregistreerd worden in het medisch dossier, alsook de eventuele afgifte van documenten.

De arts is voorzichtig en nauwkeurig bij het opstellen van een getuigschrift. Hij vermeldt niet op het getuigschrift dat hij de patiënt fysiek onderzocht heeft indien dit niet het geval is.

De deontologische regels die nageleefd moeten worden bij een medische raadpleging op afstand zijn uiteengezet in het advies van 18 juni 2022 van de nationale raad, ‘Teleconsultaties in het huidige zorglandschap – deontologische

Regels’, a169012. Ze preciseren met name dat de patiënt gewezen dient te worden op de grenzen van een raadpleging op afstand en van het verstrekken van een getuigschrift van ongeschiktheid.

Iedere arts draagt de verantwoordelijkheid om op een correcte wijze gebruik te maken van raadplegingen op afstand, die een nuttige en in bepaalde situaties noodzakelijke aanvulling kunnen zijn, met het oog op een kwaliteitsvolle geneeskunde in het voordeel van de patiënt en in het belang van de gemeenschap.

Sedert 1 augustus 2022 bestaat er een nieuw kader voor de terugbetaling van medische teleconsultaties, dat raadpleegbaar is op de website van het Riziv

https://www.riziv.fgov.be/nl/themas/kost-terugbetaling/door-ziekenfonds/Verstrekkingen-op-afstand-artsen/Paginas/default.aspx (geraadpleegd op 14 september 2022).

COVID-1917/10/2020 Documentcode: a167030
Bezorgen van geneeskundig getuigschrift en geneesmiddelenvoorschrift door de arts aan de patiënt na teleconsultatie tijdens de COVID-19-crisis

Aan de nationale raad werd de vraag voorgelegd hoe het getuigschrift na een teleconsultatie tot bij de patiënt geraakt (cf. Vragen en Antwoorden (maart, april, mei 2020) gepubliceerd op www.ordomedic.be, rubriek COVID-19).

De nationale raad verwijst naar de aanbevelingen van het RIZIV: https://www.inami.fgov.be/nl/covid19/Paginas/medische-getuigschriften-veranderingen-gedurende-covid19.aspx.

Het geneeskundig getuigschrift wordt door de huisarts aan de patiënt toegestuurd per post of elektronisch.
De getuigschriften moeten niet door de arts worden ondertekend indien ze elektronisch worden meegedeeld, maar moeten een identificatie van de arts bevatten (naam, voornaam, RIZIV-nummer).
De patiënten moeten die getuigschriften zelf aan de bestemmeling ervan bezorgen.

Wat betreft het bezorgen van een papieren bewijs van het geneesmiddelenvoorschrift aan de patiënt tijdens de COVID-crisis, verwijst de nationale raad naar de aanbevelingen van het RIZIV in verband met de mogelijkheid de RID-code van het elektronisch voorschrift door te geven in plaats van het papieren bewijs. (https://www.inami.fgov.be/nl/themas/kost-terugbetaling/door-ziekenfonds/geneesmiddel-gezondheidsproduct/geneesmiddel-voorschrijven/Paginas/geneesmiddelen-elektronisch-voorschrijven.aspx#Tijdelijke_maatregel_‘COVID-19':_mogelijkheid_om_de_RID-code_te_bezorgen_in_plaats_van_het_papieren_

COVID-1917/10/2020 Documentcode: a167029
Getuigschrift van arbeidsongeschiktheid na teleconsultatie in de context van de COVID-19-pandemie

De nationale raad onderzocht meerdere vragen betreffende het afleveren van een getuigschrift van arbeidsongeschiktheid in de context van COVID-19-pandemie (cf. Vragen en Antwoorden (maart, april, mei 2020) gepubliceerd op www.ordomedic.be, rubriek COVID-19).

Indien de arts meent dat een telefonisch advies volstaat om de risico's voor de patiënt, het medisch personeel en de gemeenschap te beoordelen en indien hij ernstige redenen heeft om aan te nemen dat het volstaat dat de patiënt zich thuis verzorgt, kan hij hem, gedurende de periode van uitzonderlijke maatregelen in verband met de COVID-19-pandemie, een getuigschrift verstrekken op basis van de telefonische anamnese en niet noodzakelijk van een fysiek onderzoek (wat gepreciseerd dient te worden in het getuigschrift). In dit getuigschrift attesteert de arts dat hij de patiënt aangeraden heeft de woning niet te verlaten om reden van vermoeden van besmetting met COVID-19.

De arts noteert in het dossier van de patiënt dat hij telefonisch contact gehad heeft met de patiënt, de raadgevingen die hij hem verstrekt heeft en de eventuele afgifte van een getuigschrift.

Sciensano spoort de huisartsen ertoe aan gebruik te maken van teleconsultatie voor patiënten die mogelijk besmet zijn met COVID-19 en formuleert hiertoe aanbevelingen (https://covid-19.sciensano.be/sites/default/files/Covid19/COVID-19_procedure_GP_NL.pdf).

Voor de COVID-19-periode stelt het RIZIV modellen van geneeskundige getuigschriften voor (https://www.inami.fgov.be/nl/covid19/Paginas/medische-getuigschriften-veranderingen-gedurende-covid19.aspx)

- het getuigschrift van arbeidsongeschiktheid bestemd voor de werkgever van de patiënt / voor de patiënt die zelfstandig is

- het getuigschrift van "quarantaine" bestemd voor de werkgever van de patiënt / voor de patiënt die zelfstandig is.
Dit zogenaamde "quarantainegetuigschrift" wordt afgeleverd aan een werknemer die arbeidsgeschikt is, maar die zich niet naar zijn werkplek kan begeven, meer bepaald als hij in nauw contact is geweest met een geïnfecteerde persoon, als hij zelf besmet is terwijl hij geen symptomen vertoont of als zijn medische situatie een risico is (bijvoorbeeld als zijn immuun-/afweersysteem verzwakt is).

Een patiënt die een quarantainegetuigschrift ontvangt, mag in het algemeen de woning niet verlaten.
Toch zal de arts elke individuele situatie beoordelen en zijn patiënt informeren over de essentiële afwijkingen die toegestaan blijven, zoals essentiële medische afspraken die niet kunnen worden uitgesteld tot na de quarantaineperiode en, als de patiënt geen ander alternatief heeft, voor de bevoorrading van geneesmiddelen en voedsel.

- de arbeidsongeschiktheidsgetuigschriften bestemd voor het ziekenfonds.

Het RIZIV heeft het gebruik van de verschillende modellen van arbeidsongeschiktheidsgetuigschriften voor de ziekenfondsen verduidelijkt in de tabel die geraadpleegd kan worden via de link https://www.inami.fgov.be/SiteCollectionDocuments/tabel_getuigschrift_arbeidsongeschiktheid_telefoon_covid19.docx.

Indien een patiënt vraagt een getuigschrift van arbeidsongeschiktheid omwille van een ander motief dan COVID-19 te verlengen, is het deontologisch gezien denkbaar dat, indien de arts de patiënt kent en hij het initiële getuigschrift van arbeidsongeschiktheid opgesteld heeft, gewetensvol beslist dit te verlengen op grond van de telefonisch verkregen informatie, van de gegevens in zijn medisch dossier en van andere objectieve gegevens waarover hij beschikt. De arts dient op het getuigschrift te vermelden dat hij de patiënt niet klinischonderzocht heeft.

Indien het gaat over de initiële afgifte van een getuigschrift van arbeidsongeschiktheid zonder klinisch onderzoek van de patiënt is dit deontologisch gezien slechts uitzonderlijk mogelijk, met name voor een patiënt die de arts goed kent, in wiens medisch dossier hij inzage heeft en die typische tekenen vertoont van een aandoening die behandeld kan worden zonder klinisch onderzoek maar arbeidsongeschiktheid vereist (bijvoorbeeld een acute exacerbatie van een chronische obstructieve longziekte (COPD), een seizoensgebonden exacerbatie van een gekende allergische astma, etc..) . De arts dient desgevallend op het getuigschrift te vermelden dat hij de patiënt niet onderzocht heeft.

Indien het gaat om de afgifte van een getuigschrift van arbeidsongeschiktheid zonder voorafgaand klinisch onderzoek bij een patiënt die van tevoren niet gekend is bij de arts, vergt dit nog meer voorzichtigheid van de arts. Dit is alleen aanvaardbaar wanneer de ziekte geen fysieke raadpleging vraagt, bijvoorbeeld na een ongeval met breuk die niet geconsolideerd is (de arts kan dit verifiëren door de beelden via PACS on WEB te bekijken) of wanneer de patiënt in revalidatie is na een hartaanval of een cerebrovasculair accident. De arts moet toegang hebben tot het medisch dossier of, zoals eerder gezegd, de antecedenten en de medische situatie van de patiënt kunnen begrijpen door een zorgvuldige en volledige anamnese af te nemen die vooral betrekking heeft op de huidige medicamenteuze behandelingen.

De arts moet voorzichtig en uiterst nauwkeurig te werk gaan bij het verzamelen en analyseren van de elementen maar ook bij het bepalen van de duur van de arbeidsongeschiktheid. Het getuigschrift dient uitdrukkelijk weer te geven of het gebaseerd is op de anamnese door de arts of op medische documenten (medisch dossier), of zelfs op de verklaringen van de patiënt. Er dient expliciet vermeld te worden dat er geen rechtstreeks contact noch klinisch onderzoek heeft plaatsgevonden ten gevolge van de uitzonderlijke omstandigheden.

In de huidige omstandigheden draagt iedereen de verantwoordelijkheid om verstandig en voorzichtig te werk te gaan in het belang van de gezondheid van de patiënt, die gewetens- en kwaliteitsvol verzorgd dient te worden, en van de gemeenschap.

Geneeskunde (Arbeids-)19/03/2016 Documentcode: a152009
Rol van de behandelende arts in het kader van de uitvoering van de bepalingen van het KB van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers m.b.t. de definitieve arbeidsongeschiktheid van een werknemer om zijn taken uit te voeren

De nationale raad van de Orde der artsen onderzocht de rol van de behandelende arts in het kader van de uitvoering van de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers met betrekking tot de definitieve arbeidsongeschiktheid van een werknemer om zijn taken uit te voeren.

Advies van de nationale raad :

Rol van de behandelende arts ten opzichte van de definitieve arbeidsongeschiktheid van een patiënt

In zijn vergadering van 19 maart 2016 onderzocht de nationale raad van de Orde der artsen de rol van de behandelende arts in het kader van de uitvoering van de bepalingen van artikel 34 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers met betrekking tot de definitieve arbeidsongeschiktheid van een werknemer om zijn taken uit te voeren.

1° De arts heeft de plicht de patiënt in te lichten over zijn fysieke en psychische gezondheidstoestand en over de vermoedelijke evolutie ervan (artikel 7 van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt).

Indien uit de anamnese, uit het klinische onderzoek en, zo nodig, uit technische onderzoeken of gespecialiseerde adviezen blijkt dat de patiënt fysieke of mentale contra-indicaties vertoont voor het uitoefenen van het werk waarvoor hij aangeworven werd (overeengekomen werk), informeert de arts hem hierover.

De arts spoort zijn patiënt ertoe aan bij de bevoegde diensten inlichtingen in te winnen over de wetgeving betreffende het welzijn van de werknemer op het werk, de reïntegratieprocedure (outplacement) en de sociale rechten in geval van arbeidsongeschiktheidsverklaring.

Hij informeert hem ook over de mogelijkheid spontaan de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer te raadplegen voor gezondheidsklachten die arbeidsgebonden zijn.

Met toestemming van de patiënt kan de arts zelf aan de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer vragen de werknemer te onderzoeken.

De werknemer kan zich er tegen verzetten dat zijn werkgever op de hoogte gebracht wordt van deze raadpleging (artikel 37 van het voornoemde koninklijk besluit van 28 mei 2003).

De raadpleging heeft geen enkel gevolg indien de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer vindt dat de klachten geen verband hebben met het uitgevoerde werk of indien de werknemer niet wenst dat de adviseur een beslissing neemt inzake arbeidsongeschiktheid.

2° Indien de arts van mening is dat zijn patiënt definitief ongeschikt is om het overeengekomen werk voort te verrichten wegens ziekte of ongeval en de patiënt een reïntegratieprocedure wenst te beginnen, geeft hij de patiënt een in eer en geweten opgesteld getuigschrift dat hem definitief ongeschikt verklaart het (specifieke) overeengekomen werk voort te zetten.

Op deze voorwaarden en van oordeel zijnde dat de wetgever uitdrukkelijk voorziet in de tussenkomst van de behandelende arts in het kader van deze procedure, meent de nationale raad dat de arts de geneeskundige plichtenleer niet overtreedt om de enige reden dat zijn kennis van de kenmerkende eigenschappen van de arbeidspost van zijn patiënt onvolkomen is.

Door dergelijk getuigschrift op te stellen treedt de behandelende arts niet op als deskundige in de betekenis van artikel 119 van de Code van geneeskundige plichtenleer maar handelt hij in de context van artikel 67 van de Code van geneeskundige plichtenleer.

Indien de arts meent niet te kunnen beoordelen of de medische situatie van de patiënt hem ongeschikt maakt zijn werk uit te voeren, verwijst hij de patiënt door naar een bevoegde confrater.

De behandelende arts die voornoemd getuigschrift verstrekt, zal eventueel dienen tussen te komen in het kader van de overleg- of beroepsprocedure naar aanleiding van de beslissing van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer.

3° Het voornoemde koninklijk besluit van 28 mei 2003 verwijst naar de, niet nader gedefinieerde, notie van behandelende arts.

De nationale raad is van mening dat de arts die de medische behandeling op zich neemt van de aandoening die de oorzaak is van de ongeschiktheid het meest geschikt is om dit getuigschrift op te stellen.

De werknemer moet evenwel de vrije keuze hebben van de arts die hij raadpleegt om na te gaan of zijn gezondheidstoestand hem toelaat zijn beroepsactiviteit uit te oefenen, conform artikel 6 van de voornoemde wet van 22 augustus 2002.

Tot slot mag de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer in geen geval de rol van behandelende arts op zich nemen.

4° De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer deelt aan de werknemer en aan de werkgever zijn beslissing mee betreffende de gezondheidsbeoordeling door middel van een formulier waarvan het model vastgesteld is door de wet. Dit formulier mag geen enkele aanwijzing over de diagnose bevatten die de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer in het gedrang zou kunnen brengen (artikel 48 van het voornoemde koninklijk besluit van 28 mei 2003).

Getuigschrift van arbeidsongeschiktheid20/09/2014 Documentcode: a147002
Geneeskundige verstrekking van een arts voor zichzelf

Aan de Nationale Raad wordt een vraag gesteld aangaande het probleem van de terugbetaling door een verzekeringsinstelling aan een aangeslotene van een geneeskundige verstrekking die deze laatste bij zichzelf heeft uitgevoerd als arts.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 20 september 2014 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren het probleem besproken betreffende de terugbetaling door een verzekeringsinstelling aan een aangeslotene van een geneeskundig(e) advies of raadpleging die deze laatste bij zichzelf heeft uitgevoerd als arts.

1° De nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen somt de verstrekkingen op die de artsen mogen attesteren en die door de verzekering voor geneeskundige verzorging worden terugbetaald onder de door haar vastgestelde voorwaarden.

Onder "advies" wordt verstaan "het opmaken en ondertekenen, buiten welk onderzoek van de zieke ook, van getuigschriften, farmaceutische voorschriftbriefjes en allerlei bescheiden" (artikel 2, A, van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen).

Onder "raadpleging" wordt verstaan "het onderzoeken van de patiënt in de spreekkamer van de arts met het oog op een diagnose of behandeling van een aandoening" (artikel 2, B, van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen).

2° De Nationale Raad heeft meermaals positief geantwoord op de vraag of een arts voorschriften voor zichzelf mag opstellen. Wat het arbeidsongeschiktheidsattest betreft, was het antwoord meer genuanceerd 1 .

De Nationale Raad meent dat een arts op basis van zijn medische kennis in bepaalde omstandigheden objectief gezien in staat is om deze verstrekkingen bij zichzelf uit te voeren.

De arts handelt hierbij niet in strijd met de geneeskundige plichtenleer indien hij zijn bekwaamheid niet te buiten gaat, geen enkele wetsbepaling overtreedt, geen misbruik maakt en geen valsheid pleegt.

3° Het feit dat een arts voor een advies aan zichzelf of een raadpleging een vergoeding krijgt is onaanvaardbaar.

De Nationale Raad meent dan ook dat het in het kader van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen bij het attesteren of voorschrijven voor zichzelf niet gerechtvaardigd is dat een attest voor advies of raadpleging wordt aangerekend aan de verzekering voor geneeskundige verzorging, ook al is het niet uitgesloten bij wet.

4° Met betrekking tot de vraag of het opportuun is of een arts zichzelf behandelt, wijst de Nationale Raad erop dat de fysieke en psychische gezondheid van de zorgverstrekkers belangrijk is, niet alleen voor de arts zelf maar ook voor zijn patiënten. In geval van een ernstig gezondheidsprobleem dient steeds de voorkeur te worden gegeven aan een objectieve behandeling door een derde arts. Het voor zichzelf voorschrijven van geneesmiddelen die tot verslaving kunnen leiden, dient ten stelligste te worden vermeden.

cc. dr. D. VAN DAMME, geneesheer-inspecteur, Riziv

1. Advies van de Nationale Raad van 22 maart 2014, "Afleveren van een ziekteattest door een arts voor zichzelf", Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 145.

Getuigschrift van arbeidsongeschiktheid17/05/2014 Documentcode: a145016
Persbericht : Medische attesten en verkiezingen

Naar aanleiding van recente berichtgeving in de media over het misbruik van medische attesten teneinde een afwezigheid als bijzitter/voorzitter tijdens de verkiezingen van 25 mei 2014 te rechtvaardigen, brengt de Nationale Raad van de Orde van geneesheren volgende principes in herinnering:

1/ Een medisch attest is een getuigschrift dat een feit van medische aard vaststelt en bevestigt op grond van eigen ondervraging en onderzoek. Het wordt afgeleverd door de arts die het feit zelf heeft vastgesteld. Het medisch attest dient vanzelfsprekend volledig waarheidsgetrouw te zijn en houdt alleen medische vaststellingen over de patiënt zelf in.

Een arts die een medisch attest opstelt zonder voorafgaandelijk de patiënt te hebben onderzocht en zonder uit dit onderzoek de ongeschiktheid te hebben afgeleid, riskeert een tuchtrechtelijke en strafrechtelijke vervolging wegens valsheid in geschrifte.

2/ Overeenkomstig het artikel 20, § 1, van het koninklijk besluit nr. 79 van 10 november 1967 betreffende de Orde der geneesheren treedt de provinciale raad op, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de nationale raad, van de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, van de procureur des Konings of van de geneeskundige commissie, hetzij op klacht van een geneesheer of van een derde. De Nationale Raad dringt erop aan dat zij die met een mogelijk vals medisch attest geconfronteerd worden overeenkomstig de modaliteiten van het vernoemde artikel 20, de bevoegde provinciale raad hiervan op de hoogte brengen zodat deze raad hier de gepaste gevolgen aan kan koppelen.

De patiënt die zonder medische reden de arts om een ongeschiktheidsattest verzoekt, maakt misbruik van de noodzakelijke vertrouwensrelatie arts-patiënt. De arts die een dergelijk attest aflevert, ondermijnt ernstig de waarde die medische attesten moeten hebben, opdat ze hun geloofwaardigheid blijven behouden.


voor de Nationale Raad,

B. DEJEMEPPE,
Voorzitter.