Aanrekenen van administratieve kosten voor medische verslagen en attesten
Een provinciale raad stuurt de Nationale Raad een brief door van een arts die vraagt of de administratieve kosten die het opstellen van medische attesten en verslagen met zich brengt niet kunnen worden doorgerekend aan de aanvragende instantie, in casu de mutualiteiten en de verzekeringsmaatschappijen.
Advies van de Nationale Raad :
De Nationale Raad besprak in zijn vergadering van 19 augustus 2000 de brief van dr. X betreffende het aanrekenen van administratieve onkosten aan de instantie die getuigschriften en verslagen vraagt bestemd voor sociale voorzieningen of voor de terugbetaling van medicatie.
Naar zijn weten bestaan er noch wettelijke basis noch deontologische richtlijnen om deze onkosten in rekening te brengen aan de verzekeringsinstelling.
De artikels 58 en 102 van de Code van geneeskundige plichtenleer kunnen niet in die zin geïnterpreteerd worden.
De Nationale Raad is zich wel bewust van deze steeds toenemende aanvraag en van de werklast die eruit voortvloeit voor de arts, maar wijst erop dat de arts verplicht is dit te aanvaarden om zijn patiënt te verzekeren van de beste zorg die zijn gezondheidstoestand vergt.
Bij het codenummer 109012 ("advies") van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen wordt bepaald dat het slaat op het opmaken en ondertekenen, buiten welk onderzoek van de zieke ook, van getuigschriften, farmaceutische voorschriftbriefjes en allerlei bescheiden. Dit honorarium voor advies mag nooit samengevoegd worden met dat voor raadpleging of bezoek.
De interpretatieregel 200-5 heeft nader bepaald dat de verzekerde bij het opmaken van het bescheid aanwezig moet zijn; er werd ook aan toegevoegd dat vragen om inlichtingen vanwege de adviserend geneesheer daarin niet bedoeld zijn en dat geen verzekeringsvergoeding mag verleend worden aan de behandelende arts die ze verstrekt.
Een wijziging van de nomenclatuur die aan uw opmerkingen zou tegemoetkomen behoort tot de bevoegdheid van de ad-hocdiensten van het Riziv (Dienst voor Geneeskundige Verzorging en Technische Raad) waar het probleem kan aangekaart worden door de beroepsverenigingen.
Art. 58 a) en b) (Gewijzigd op 22 september 1993) van de Code van geneeskundige plichtenleer
Binnen uitdrukkelijk vastgelegde perken, gelden wettelijke uitzonderingen voor de hierna opgesomde gevallen. De geneesheer moet in geweten oordelen of hij door het beroepsgeheim toch niet wordt verplicht bepaalde gegevens niet mede te delen.
a) Het verstrekken van inlichtingen, in het kader van de wetgeving op de ziekte- en invaliditeitsverzekering, aan de geneesheren-inspecteurs van de dienst voor geneeskundige controle van het RIZIV, in zoverre die inlichtingen noodzakelijk zijn voor hun controle-opdracht en binnen de perken ervan blijven.
Het verstrekken van deze inlichtingen en het aanwenden ervan door de geneesheren-inspecteurs zijn onderworpen aan het eerbiedigen van het beroepsgeheim.
b) Het verstrekken van inlichtingen of medische gegevens over de verzekerde, aan de geneesheren-adviseurs van verzekeringsinstellingen tegen ziekte en invaliditeit en binnen de perken van de medisch-sociale raadplegingen.
De geneesheer-adviseur van een verzekeringsinstelling is, zoals elke andere geneesheer, gebonden door het beroepsgeheim; hij moet aan die instelling uitsluitend zijn besluiten op administratief vlak mededelen.
Art. 102 van de Code van geneeskundige plichtenleer
De geneesheer moet gewetensvol en in alle objectiviteit elk voor het verkrijgen van sociale voordelen vereist document opstellen.