keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Getuigschrift17/03/2018 Documentcode: a160009
Wilsbekwaamheid van de patiënt – Attest

De nationale raad van de Orde der artsen besprak de vraag of een behandelende arts mag ingaan op het verzoek van een patiënt om hem een wilsbekwaamheidsattest te verlenen, dat de patiënt op zijn beurt kan overmaken aan de notaris zodat die laatste er zich kan van vergewissen dat de patiënt wilsbekwaam is.

Advies van de nationale raad :

De nationale raad van de Orde der artsen besprak op 17 maart 2018 de vraag of een behandelende arts mag ingaan op het verzoek van een patiënt om hem een wilsbekwaamheidsattest te verlenen, dat de patiënt op zijn beurt kan overmaken aan de notaris.

De vertrouwensrelatie tussen de behandelende arts en de patiënt is tweeledig. Enerzijds kan de vertrouwensrelatie ertoe leiden dat de behandelende arts de meest aangewezen persoon is om een wilsbekwaamheidsattest op te maken. Anderzijds kan een dergelijk verzoek de vertrouwensrelatie onder druk zetten wanneer de arts oordeelt dat de patiënt wilsonbekwaam is, daar waar de patiënt echter meent dat hij wel wilsbekwaam zou zijn.

De nationale raad is van oordeel dat de behandelende arts, op verzoek van of met toestemming van de patiënt, een wilsbekwaamheidsattest kan verlenen aan de notaris via de patiënt.
De behandelende arts dient hierbij de volgende voorwaarden in acht te nemen:

• Indien de behandelende arts ingaat op het verzoek van de patiënt, vermeldt hij met het oog op de transparantie dat hij als behandelende arts optreedt.
• Indien hij weigert in te gaan op het verzoek van de patiënt, dient hij hem door te verwijzen naar een collega.

Dit advies vervangt het antwoord op de derde vraag in het advies van de nationale raad van de Orde der artsen van 15 november 1997 "Medisch attest betreffende de geestestoestand van een persoon".

Aangifte bij de politie, de gerechtelijke overheid06/05/2017 Documentcode: a157009
Begrip ‘ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid’ voor het slachtoffer van opzettelijke slagen en verwondingen – artikel 399 van het Strafwetboek

De nationale raad van de Orde der artsen onderzocht de vraag van de gerechtelijke overheden om de artsen te herinneren aan het begrip ‘ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid' voor het slachtoffer van opzettelijke slagen en verwondingen.

Advies van de nationale raad :

In zijn vergadering van 6 mei 2017 heeft de nationale raad van de Orde der artsen op verzoek van de gerechtelijke overheden beslist de artsen te herinneren aan de criteria die in acht dienen genomen te worden bij het onderzoek van een persoon die het slachtoffer is van opzettelijke slagen en verwondingen.

De straf die opgelegd wordt voor het strafbare feit van opzettelijke slagen en verwondingen wordt verzwaard indien de slagen of verwondingen bij het slachtoffer een ziekte of ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid veroorzaakt hebben (artikel 399 van het Strafwetboek).

Het begrip 'ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid' waarnaar verwezen wordt in artikel 399 van het Strafwetboek heeft een bijzondere juridische betekenis.

Uit de rechtspraak van het Hof van Cassatie (1) blijkt dat de ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid verstaan dient te worden als de ongeschiktheid voor het slachtoffer tot het verrichten van een willekeurige persoonlijke arbeid.

Die verzwarende omstandigheid die alleen rekening houdt met de zwaarwichtigheid van de verwondingen ongeacht de sociale status van het slachtoffer of zijn gewoonlijke en professionele arbeid, wordt toegepast ook als het slachtoffer geen enkele winstgevende activiteit uitoefent en ongeacht de omvang van de ongeschiktheid.

Een goede rechtsbedeling vereist bijgevolg dat het attest dat verstrekt wordt aan een slachtoffer van vrijwillige slagen en verwondingen preciseert of deze een ziekte of ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid veroorzaakt hebben in de zin van artikel 399 van het Strafwetboek, ongeacht of het slachtoffer al dan niet een beroepsactiviteit uitoefent.

1. Cass., 19 april 2006, Pas. 2006, p. 878 en www.cass.be

Consent (Fully Informed-)17/12/2016 Documentcode: a155010
Omstandige geneeskundige verklaring - Recht om een patiënt te onderzoeken zonder zijn/haar toestemming, noch van diens wettelijke vertegenwoordiger

De nationale raad onderzocht de vraag of een externe arts (die geen therapeutische relatie heeft met de patiënt) in opdracht van een derde het recht heeft om in het kader van de opstelling van een omstandige geneeskundige verklaring met het oog op de aanstelling van een bewindvoerder een patiënt te onderzoeken zonder zijn/haar toestemming, noch van diens wettelijke vertegenwoordiger.

Advies van de nationale raad :

In zijn vergadering van 17 december 2016 heeft de nationale raad uw brief van 4 maart 2016 onderzocht m.b.t. de vraag of een externe arts (die geen therapeutische relatie heeft met de patiënt) in opdracht van een derde het recht heeft om in het kader van de opstelling van een omstandige geneeskundige verklaring met het oog op de aanstelling van een bewindvoerder een patiënt te onderzoeken zonder zijn/haar toestemming, noch van diens wettelijke vertegenwoordiger.

Situering

Een man verblijft in een woonzorgcentrum. Eén van de kinderen vraagt een arts die niet de behandelend arts van de vader is, de vader medisch te onderzoeken met het oog op het invullen van de omstandige geneeskundige verklaring, zoals bedoeld in het artikel 1241 (1) van het Gerechtelijk Wetboek. Deze verklaring dient te worden toegevoegd aan een verzoek tot bewindvoering over de goederen en/of de persoon (2) .

1/ Recent medisch onderzoek

Overeenkomstig het artikel 8 van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, heeft een patiënt voor zover hij wilsbekwaam is, steeds het recht om toe te stemmen in iedere tussenkomst van een beroepsbeoefenaar. De wilsbekwaamheid van de patiënt is daarbij de maatstaf. Het verblijf van de patiënt in een woonzorgcentrum staat los van de twijfel aan de wilsbekwaamheid. De patiënt is de enige die kan toestemmen tot het medisch onderzoek dat nodig is voor het invullen van de omstandige geneeskundige verklaring.

Overeenkomstig het artikel 1241 van het Gerechtelijk Wetboek kan naast een actueel medisch onderzoek, een arts ook op basis van actuele medische gegevens uit het patiëntendossier de omstandige geneeskundige verklaring opstellen.

Opdat een externe arts dit zou kunnen doen, dient hij over het patiëntendossier te beschikken of minstens over de relevante gegevens uit het dossier. Overeenkomstig het artikel 33 van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, dient de arts aan een collega-arts alle nuttige en noodzakelijke inlichtingen van geneeskundige aard mee te delen voor een verderzetting van een diagnose. Dit kan evenwel slechts indien de patiënt deze arts aanduidt en erin toestemt dat hem betreffende medische informatie doorgegeven wordt met het doel dergelijke verklaring op te stellen .

3/ Patiënt weigert

Indien de patiënt weigert om zijn toestemming te geven voor een medisch onderzoek en/of weigert dat alle nuttige en noodzakelijke inlichtingen van geneeskundige aard worden meegedeeld aan een externe arts, opdat deze de omstandige geneeskundige verklaring kan invullen, heeft het artikel 1241, laatste lid van het Gerechtelijk Wetboek voorzien in een alternatief systeem: "Ingeval de verzoeker in de absolute onmogelijkheid verkeert om de geneeskundige verklaring bedoeld in het eerste lid bij het verzoekschrift te voegen, geeft hij in het verzoekschrift uitdrukkelijk de redenen hiervoor aan en motiveert hij waarom een rechterlijke beschermingsmaatregel hem aangewezen lijkt. De vrederechter die bij een uitdrukkelijk met redenen omklede beschikking oordeelt dat aan het vereiste van de absolute onmogelijkheid is voldaan en dat in het verzoekschrift voldoende ernstige redenen worden opgegeven die een beschermingsmaatregel kunnen rechtvaardigen, stelt een geneesheer-deskundige aan die overeenkomstig het tweede lid advies uitbrengt over de gezondheidstoestand van de te beschermen persoon."

De parlementaire voorbereiding laat er geen twijfel over bestaan dat hiermee de gevallen van weigering door de patiënt worden bedoeld (Wetsvoorstel (R.Terwingen, c.s.) tot invoering van een globaal beschermingsstatuut voor meerderjarige wilsonbekwame personen, MvT, Parl.St. Kamer 2010-11, nr 53K1009/001, 67).

4/ Patiënt is wilsonbekwaam

Indien de patiënt wilsonbekwaam is, voorziet het artikel 14 van de patiëntenrechtenwet in een systeem van vertegenwoordiging. Voor zover de patiënt toen hij nog wilsbekwaam was, geen vertegenwoordiger heeft aangeduid, zal op basis van de cascaderegeling van dit artikel 14 een vertegenwoordiger van de patiënt kunnen worden geïdentificeerd. Indien de te beschermen persoon geen samenwonende partner meer heeft, zullen alle meerderjarige kinderen bevoegd zijn om op te treden als vertegenwoordiger. Het zijn deze vertegenwoordigers van de wilsonbekwame patiënt die ook de toestemming geven hetzij voor een medisch onderzoek waartoe een derde een arts heeft belast teneinde een omstandige geneeskundige verklaring te kunnen opstellen hetzij voor het doorgeven aan de externe arts van de nuttige en noodzakelijke inlichtingen van geneeskundige aard uit het patiëntendossier.

Indien de kinderen als vertegenwoordigers optreden op basis van het vermelde cascadesysteem, behartigt de arts in geval van conflict tussen de kinderen, zo nodig in multidisciplinair overleg, de belangen van de patiënt.

Indien in casu een kind van de patiënt als vertegenwoordiger een externe arts vraagt om een medisch onderzoek uit te voeren voor het opstellen van de omstandige geneeskundige verklaring en de andere kinderen die tevens als vertegenwoordiger optreden, zijn daar niet mee akkoord, komt het aan de externe arts toe om hierover in het belang van de patiënt te oordelen.

Overeenkomstig het artikel 11 van de Code van geneeskundige plichtenleer moeten artsen goede collegiale betrekkingen met elkaar onderhouden en elkaar bijstaan. Met verwijzing naar het in artikel 14 van de patiëntenrechtenwet vermelde multidisciplinair overleg in geval van conflict tussen vertegenwoordigers van dezelfde rang, heeft de externe arts de deontologische plicht om contact op te nemen met de behandelend arts om dit conflict te bespreken. Zij nemen gezamenlijk een beslissing in het belang van de te beschermen persoon. De externe arts en behandelend arts verwijzen de persoon die een beschermingsprocedure wenst op te starten naar de toepassing van het artikel 1241, laatste lid, van het Gerechtelijk Wetboek.

5/ Behandelend arts

De nationale raad herinnert aan zijn advies van 18 augustus 2001 "Omstandig geneeskundig verslag met het oog op de bescherming van de persoon van de geesteszieke", waarin wordt benadrukt dat de behandelend arts de meest geschikte persoon is om in het belang van de patiënt en met respect voor de vertrouwensrelatie het medisch onderzoek uit te voeren en de omstandige geneeskundige verklaring op een professioneel en intellectueel onafhankelijke wijze op te stellen.

De behandelend arts dient hiertoe de geïnformeerde toestemming van de patiënt of van zijn vertegenwoordiger(s) te verkrijgen.

1.Ingeval de verzoeker in de absolute onmogelijkheid verkeert om de geneeskundige verklaring bedoeld in het eerste lid bij het verzoekschrift te voegen, geeft hij in het verzoekschrift uitdrukkelijk de redenen hiervoor aan en motiveert hij waarom een rechterlijke beschermingsmaatregel hem aangewezen lijkt. De vrederechter die bij een uitdrukkelijk met redenen omklede beschikking oordeelt dat aan het vereiste van de absolute onmogelijkheid is voldaan en dat in het verzoekschrift voldoende ernstige redenen worden opgegeven die een beschermingsmaatregel kunnen rechtvaardigen, stelt een geneesheer-deskundige aan die overeenkomstig het tweede lid advies uitbrengt over de gezondheidstoestand van de te beschermen persoon.]1

2.Koninklijk besluit van 31 augustus 2014 tot vaststelling van de inhoud en de vorm van het standaardformulier van omstandige geneeskundige verklaring ter uitvoering van artikel 1241, 2e en 3e lid, van het Gerechtelijk Wetboek

Beroepsgeheim25/04/2015 Documentcode: a149003
Procedure voor de verlenging van het recht op inschakelingsuitkeringen voor de werkzoekende met acute of chronische ernstige medische, mentale, psychische of psychiatrische problemen

De Nationale Raad van de Orde van geneesheren wordt om advies verzocht aangaande de procedure voor de verlenging van het recht op inschakelingsuitkeringen voor de werkzoekende met acute of chronische ernstige medische, mentale, psychische of psychiatrische problemen, zoals bedoeld in artikel 63, § 2, 4de lid, 3°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren wordt om advies verzocht aangaande de procedure voor de verlenging van het recht op inschakelingsuitkeringen voor de werkzoekende met acute of chronische ernstige medische, mentale, psychische of psychiatrische problemen, zoals bedoeld in artikel 63, § 2, vierde lid, 3°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering.

De Nationale Raad is van oordeel dat de medische toestand van de door deze bepaling bedoelde werkzoekende dient te worden beoordeeld door een hiertoe erkende arts.

In het kader van deze procedure dienen alle noodzakelijke maatregelen te worden genomen om het medisch geheim te vrijwaren. De personeelsleden die instaan voor de maatschappelijke begeleiding van de werkzoekende, mogen enkel inzage hebben in de besluiten van de arts die zij nodig hebben om een aangepast traject voor te stellen aan de werkzoekende.

De verwerking van de persoonsgegevens betreffende de gezondheid van de werkzoekende dient te gebeuren onder de verantwoordelijkheid van een gezondheidszorgberoepsbeoefenaar, overeenkomstig de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens.

Getuigschrift16/11/2013 Documentcode: a143017
report_problem Dit advies vervangt de adviezen d.d. 03.03.2007 (a116002) en d.d. 21.02.2009 (a125010).
Medisch attest dat noodzakelijk is om een wapenvergunning te verkrijgen

De Nationale Raad van de Orde van geneesheren besprak de problematiek m.b.t. het medisch attest dat noodzakelijk is om een wapenvergunning in de zin van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens, te verkrijgen.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad van de Orde van geneesheren besprak in zijn vergadering van 16 november 2013 de problematiek m.b.t. het medisch attest dat noodzakelijk is om een wapenvergunning in de zin van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens, te verkrijgen.

Krachtens artikel 11, § 3, 6°, van deze wet dient, opdat iemand een vergunning kan bekomen om in het bezit te zijn van een wapen, een medisch attest te worden voorgelegd "dat bevestigt dat de aanvrager in staat is een wapen te manipuleren zonder gevaar voor zichzelf of voor anderen".

In zijn advies van 3 maart 2007 "Het afleveren van medische attesten voor het bekomen van een vergunning tot het bezit of het dragen van een wapen" (TNR nr. 116, p. 3) en zijn advies van 21 februari 2009 "Afleveren van een medisch attest voor het bekomen van een vergunning tot het bezit of het dragen van een wapen (TNR nr. 125) betreurde de Nationale Raad de gekozen formulering van dit artikel. De Nationale Raad stelde dat kwalificatie "arts" niet de bevoegdheid met zich brengt het "in staat zijn een wapen te manipuleren" te attesteren. Een arts zou enkel kunnen attesteren dat de aanvrager geen fysieke of mentale tegenindicaties vertoont voor het voorhanden hebben van een wapen zonder gevaar voor zichzelf of voor anderen. In het vermelde advies van 21 februari 2009 nodigde de Nationale Raad de betrokken artsen vervolgens uit het bij dat advies toegevoegde model van attest te gebruiken dat geen melding maakt van het "in staat zijn een wapen te manipuleren".

Teneinde deze problematiek te verduidelijken werd hierover een brief gestuurd aan de Federale Wapendienst, van de FOD Justitie.

De Federale Wapendienst antwoordde zich bewust te zijn van de mogelijkheden en beperkingen van de (huis)arts en de verantwoordelijkheid die hij of zij in redelijkheid kan aangaan. Onder "in staat zijn een wapen te hanteren" wordt door de Federale Wapendienst verstaan "de afwezigheid van manifeste tegenindicaties zoals alcoholisme, depressie, afhankelijkheid van drugs of medicijnen die invloed kunnen hebben op het goed functioneren van lichaam en geest, geestesziekte, handicaps die beletten een wapen veilig te hanteren en dergelijke, waarvan de arts kennis heeft."

De Federale Wapendienst meldt in zijn antwoord bovendien dat een arts niet verantwoordelijk zal worden gesteld voor het gedrag van een patiënt dat zijn oorzaak vindt in een aandoening die hem niet bekend was en die hij in redelijkheid niet moest kennen toen het attest werd afgeleverd. De hoofdverantwoordelijkheid blijft bij de vergunningsverlenende overheid die, om met kennis van zaken te kunnen oordelen, behoefte heeft aan het standpunt van een arts.

De Federale Wapendienst benadrukt ten slotte dat een weloverwogen advies vrij vaak het verschil uitmaakt of een wapenvergunning wordt toegekend aan iemand die bij de Federale Wapendienst niet gekend is, maar waarover hij toch dient te oordelen of deze persoon het vertrouwen van de maatschappij waardig is. Het belang van het medisch attest mag bijgevolg niet onderschat worden.

Gedetineerden20/04/2013 Documentcode: a141014-R
Afleveren van een attest voor een opsluiting bij de politie
Aan de Nationale Raad wordt een vraag gesteld betreffende het afleveren van een attest voor een opsluiting bij de politie.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad van de Orde van geneesheren heeft in zijn vergadering van 20 april 2013 uw brief van 13 september 2012 m.b.t. de adviesaanvraag van Dr. ... i.v.m. de problematiek van het afleveren van een attest voor een opsluiting bij de politie onderzocht.

Het door u aangehaalde advies van de Nationale Raad van 11 december 2010 "Dienst spoedgevallen - Attest aan de politie m.b.t. dwang- of tuchtmaatregel" is naar analogie van toepassing op de omschreven problematiek.

Artikel 9, § 1, van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen heeft het over wachtdiensten die de bevolking een regelmatige en normale toediening van gezondheidszorgen, zowel in het ziekenhuis als ten huize, waarborgen.

De huisartsenwachtdienst past in dat wettelijk kader.

Huisartsen met wachtdienst hebben de taak de passende verzorging te verlenen die de gezondheidstoestand van de patiënt voor wie zij werden opgeroepen, noodzaakt.

Zij hebben daarentegen niet de taak als deskundige op te treden en, op verzoek van de politie, te attesteren dat er al dan niet medisch bezwaar bestaat tegen de opsluiting in een doorgangscel. Zulke functie als deskundige is immers niet verenigbaar met de primordiale verzorgingsfunctie.

Wanneer de politie een huisarts met wachtdienst oproept, zal de arts zijn verzorgingstaak opnemen en zal hij nagaan welke dringende zorg eventueel noodzakelijk is.

Een behandelende arts mag geen medewerking verlenen aan een dwang- of tuchtmaatregel t.a.v. zijn patiënt voor wie hij een noodzakelijke vertrouwenspersoon is.

Dit advies belet evenwel niet dat per regio door de organiserende beroepsorganisaties dient gestreefd te worden naar lokale oplossingen, wat best gebeurt in overleg met de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg van het betreffende gerechtelijk arrondissement, de politie, de provinciale raad van de Orde van geneesheren en de provinciale geneeskundige commissie.

Geneeskunde (Arbeids-)10/12/2011 Documentcode: a136010
Medische attesten bij een arbeidsongeval

De Orde van geneesheren werd gecontacteerd door de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, Algemene Directie Toezicht welzijn op het werk. Deze is belast met arbeidsongevallen.
Ze zijn van mening dat het beroepsgeheim van een ambtenaar niet volstaat om inzage te hebben in medische gegevens en dat de ambtenaar arts moet zijn of onder toezicht van een arts moet werken. Is dit ook het standpunt van de Orde van geneesheren?
Daarnaast vraagt men zich af in hoeverre men het medisch attest van een ongevalaangifte kan of mag overmaken aan de arbeidsgeneesheer van de betrokken werknemer.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn zitting van 10 december 2011 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw brief van 6 mei 2011 met kenmerk ... besproken.

De Nationale Raad wijst erop dat rekening houdend met het medisch beroepsgeheim niet-medici geen medische attesten kunnen inkijken.
Alleen artsen of personen werkzaam onder toezicht van een arts kunnen inzage hebben in medische gegevens.

Uw standpunt zoals beschreven in paragraaf 6 van de brief van 6 mei 2011 kan de goedkeuring van de Nationale Raad dragen.

De Nationale Raad is van mening dat medische attesten onder gesloten omslag dienen te worden verstuurd naar de arbeidsongevallenverzekering ter attentie van de adviserende arts (zie artikel 58, f, van de Code van geneeskundige plichtenleer).

De werkgever moet krachtens de artikelen 26 en 27 van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, de dienst voor preventie en bescherming op het werk op de hoogte brengen van het gebeurde ongeval.

Getuigschrift19/02/2011 Documentcode: a133002
Standaard medisch getuigschrift inzake de medische regularisatie van vreemdelingen

In zijn vergadering van 19 februari 2011 besprak de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw brief van 6 december 2010 met uw vraag om advies over een standaard medisch getuigschrift inzake de medische regularisatie van vreemdelingen.

De Nationale Raad heeft hierover een aantal bemerkingen en beschouwingen.

Hij is van mening dat een dergelijk medisch getuigschrift dient overgemaakt te worden, eventueel via de patiënt, aan een arts van de Dienst Vreemdelingenzaken.

Wat wordt in rubriek C juist bedoeld met medisch materiaal en met interventie?
Waarom wordt er gesproken over de noodzakelijke behandeling?

De Nationale Raad is bovendien van mening dat de behandelende arts tevens een functie van arts-deskundige wordt toebedeeld gezien de vragen over ernst, gevolgen, mogelijke complicaties, evolutie en prognose van één of meerdere aandoeningen.

Hij meent dat een onderscheid dient gemaakt tussen de functie van een behandelende arts en die van een arts-deskundige. In dit geval is het de arts van de Dienst Vreemdelingenzaken die de beslissing moet nemen.

Intussen heeft de Nationale Raad vastgesteld dat het nieuw standaard medisch getuigschrift werd ingevoerd door de wet houdende diverse bepalingen (I) van 29 december 2010 en uitgevoerd door het koninklijk besluit van 24 januari 2011.

De Nationale Raad betreurt dat de nieuwe regelgeving tot stand is gekomen zonder dat een overleg heeft kunnen plaatshebben.