keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Getuigschrift19/02/2011 Documentcode: a133002
Standaard medisch getuigschrift inzake de medische regularisatie van vreemdelingen

In zijn vergadering van 19 februari 2011 besprak de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw brief van 6 december 2010 met uw vraag om advies over een standaard medisch getuigschrift inzake de medische regularisatie van vreemdelingen.

De Nationale Raad heeft hierover een aantal bemerkingen en beschouwingen.

Hij is van mening dat een dergelijk medisch getuigschrift dient overgemaakt te worden, eventueel via de patiënt, aan een arts van de Dienst Vreemdelingenzaken.

Wat wordt in rubriek C juist bedoeld met medisch materiaal en met interventie?
Waarom wordt er gesproken over de noodzakelijke behandeling?

De Nationale Raad is bovendien van mening dat de behandelende arts tevens een functie van arts-deskundige wordt toebedeeld gezien de vragen over ernst, gevolgen, mogelijke complicaties, evolutie en prognose van één of meerdere aandoeningen.

Hij meent dat een onderscheid dient gemaakt tussen de functie van een behandelende arts en die van een arts-deskundige. In dit geval is het de arts van de Dienst Vreemdelingenzaken die de beslissing moet nemen.

Intussen heeft de Nationale Raad vastgesteld dat het nieuw standaard medisch getuigschrift werd ingevoerd door de wet houdende diverse bepalingen (I) van 29 december 2010 en uitgevoerd door het koninklijk besluit van 24 januari 2011.

De Nationale Raad betreurt dat de nieuwe regelgeving tot stand is gekomen zonder dat een overleg heeft kunnen plaatshebben.

Getuigschrift11/12/2010 Documentcode: a132006
Dienst spoedgevallen – Attest aan de politie m.b.t. dwang- of tuchtmaatregel

Een politiecommissaris meldt dat een arts, werkzaam in een spoedgevallendienst, weigerde in te gaan op het verzoek van de politie om een attest af te leveren waarin verklaard wordt dat er wel of geen medisch bezwaar is tegen de opsluiting in een doorgangscel.
De commissaris vraagt de mening van de Nationale Raad hieromtrent.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 11 december 2010 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren de problematiek, vermeld in uw e-mailbericht van 16 april 2010, besproken.

Artikel 9, § 1, van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen heeft het over wachtdiensten die de bevolking een regelmatige en normale toediening van gezondheidszorgen, zowel in het ziekenhuis als ten huize, waarborgen.

De organisatie van de spoedgevallendienst in een ziekenhuis past in dat wettelijk kader.

De artsen werkzaam in zulke spoedgevallendiensten hebben de taak na te gaan of een persoon dringende zorg nodig heeft en, zo ja, de passende verzorging te verlenen.

Zij hebben daarentegen niet de taak als deskundige op te treden en, op verzoek van de politie, te attesteren dat er al dan niet medisch bezwaar bestaat tegen de opsluiting in een doorgangscel. Zulke functie als deskundige is immers niet verenigbaar met de primordiale verzorgingsfunctie.

Wanneer de politie een persoon naar een spoedgevallendienst brengt, zal de arts zijn verzorgingstaak opnemen en zal hij nagaan welke dringende zorg eventueel noodzakelijk is.

Een behandelende arts mag geen medewerking verlenen aan een dwang- of tuchtmaatregel t.a.v. zijn patiënt voor wie hij een noodzakelijke vertrouwenspersoon is.

Getuigschrift31/07/2010 Documentcode: a131004
Gezondheidsattesten voor leerlingen met stage in de voedingssector

De Nationale raad van de Orde van geneesheren heeft een brief ontvangen in verband met het uitschrijven van gezondheidsattesten voor leerlingen met stage in de voedingssector ingevoerd door het koninklijk besluit van 22 december 2005 betreffende levensmiddelenhygiëne (B.S. 30 december 2005).

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 31 juli 2010 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw schrijven van 31 maart 2010 aangaande een adviesaanvraag van dokter X betreffende het uitschrijven van gezondheidsattesten voor leerlingen met stage in de voedingssector besproken.

De wettelijke bepalingen met betrekking tot het verhandelen en bewerken van voor handelsdoeleinden bestemde voedingswaren of voedingsstoffen bestaan sinds het koninklijk besluit van 17 maart 1971 tot onderwerping aan medisch toezicht van al de personen die door hun werkzaamheid rechtstreeks met voedingswaren of -stoffen in aanraking komen en die deze waren kunnen verontreinigen of besmetten (B.S 30 april 1971).

Het koninklijk besluit van 22 december 2005 betreffende levensmiddelenhygiëne (B.S. 30 december 2005) heeft de verplichting ingevoerd om te beschikken over een medisch attest.

Deze wettelijke bepalingen houden in dat een leerling over een medisch attest moet beschikken indien de volgende drie criteria tegelijkertijd vervuld zijn:
• De leerling bewerkt of verhandelt voedingswaren of voedingsstoffen. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de leerling voedsel bereidt in een schoolkeuken, een leskeuken, ..., en/of indien hij bereid voedsel verdeelt in een restaurant, een kliniek, een bejaardentehuis, ...
• De leerling kan deze voedingswaren of voedingsstoffen bezoedelen of besmetten. Dit is onder meer (maar niet uitsluitend) het geval indien deze leerlingen dragers zijn van kiemen die salmonellose of dysenterie kunnen verwekken, indien ze symptomen van besmettelijke hepatitis vertonen, indien ze aangetast zijn door een besmettelijke huidziekte, ...
• Deze voedingswaren of voedingsstoffen zijn voor handelsdoeleinden bestemd. Dit is het geval indien de school deze voedingswaren in een restaurant opdient, in een schoolwinkeltje verkoopt, gratis verdeelt aan de aanwezigen op een schoolfeest of aan de aanwezige ouders tijdens een oudercontact, ... Met andere woorden, zodra de voedingswaren of voedingsstoffen aan derden aangeboden worden, is er sprake van handelsdoeleinden, ongeacht of dit gratis gebeurt of tegen betaling.

Het medisch attest is een vereiste om in de betrokken studierichtingen ingeschreven
te kunnen worden.

De toelatingsvoorwaarde bestaat erin dat betrokken leerlingen medisch geschikt moeten zijn bevonden uit het oogpunt van de federale regelgeving op de consumentenbescherming. Daartoe dient een arts, aangesteld door de onderwijsinstelling, vóór 1 oktober van het betrokken schooljaar of onmiddellijk indien de inschrijving op een later tijdstip in de loop van het schooljaar plaatsvindt een verklaring van lichamelijke geschiktheid uit te reiken. Dat kan een huisarts zijn of een CLB-arts

De arts beslist op wetenschappelijke gronden autonoom welke onderzoeken hij dient te verrichten vooraleer een medisch attest uit te reiken.

De leerlingen moeten het medisch attest eenmalig ontvangen en het is geldig voor de hele duur van de secundaire studies of voor het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap, tenzij er een aanleiding is om de geschiktheid te herevalueren.

Een ongeschiktheidverklaring in de loop van het schooljaar impliceert de beslissing van de betrokken personen om de leerling uiterlijk op het einde van dat schooljaar de opleiding te laten stopzetten (bij het voltijds secundair onderwijs) of de jongere uiterlijk op het einde van de module die hij volgt, de opleiding in kwestie stopzet (bij het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap).

Er bestaat geen verplicht model dat ingevuld moet worden. Er bestaat een voorbeeld van medisch attest.

Het Vrije centrum voor leerlingenbegeleiding vzw gaat akkoord met dit voorbeeldattest met uitzondering van de regel "Dit attest is geldig voor de duur van de studieloopbaan van de onderzochte persoon binnen de structuuronderdelen waar voedsel bereid en/of verhandeld wordt".

Op deontologische grond is de Nationale Raad van oordeel dat een arts geen medisch attest kan uitschrijven voor de hele duur van de secundaire studies of de module. Dergelijk attest is een vaststelling van de huidige toestand en biedt derhalve geen garantie voor de toekomst.

Bovendien is de Nationale Raad van mening dat indien er ernstig gevaar is voor de gezondheid van derden, zonder verwijl de nodige maatregelen moeten worden genomen om elk gevaar uit te sluiten.

Dokter X verwijst in haar e-mail van 16 februari 2010 naar het besluit van de Vlaamse regering van 17 maart 2000 tot bepaling van sommige opdrachten van de centra voor leerlingenbegeleiding (B.S. 17 mei 2000). Dit besluit is opgeheven.

Het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding (B.S. 10 april 1999) bepaalt de opdrachten voor de Centra voor leerlingenbegeleiding.

Het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 tot vaststelling van de operationele doelstellingen van de Centra voor Leerlingenbegeleiding (B.S. 3 september 2009) bepaalt in de artikelen 28 tot en met 38 de inhoud van de consulten.

Als bijlage vindt u een kopie van de brief die omtrent deze aangelegenheid wordt overgemaakt aan de bevoegde minister.

Beroepsgeheim05/06/2010 Documentcode: a130022
Vraag om bijkomende informatie aan de behandelende arts door de RVA

De coördinerend arts van de RVA, contacteert de Nationale Raad in verband met het medisch geheim van de behandelend arts van een sociaal verzekerde om, op verzoek van een erkend RVA-arts, bijkomende informatie te verstrekken.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn zitting van 5 juni 2010 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw e-mail van 31 maart 2010 betreffende de erkende artsen van de RVA en het medisch geheim onderzocht.

Wanneer de erkende arts aan de werkzoekende een aanvraag om bijkomende informatie geeft die moet doorgegeven aan en beantwoord worden door de behandelende arts, dan is het gevraagde getuigschrift er één dat dienstig voor de patiënt om sociale voordelen te bekomen. In dat geval is artikel 67 van de Code van geneeskundige plichtenleer van toepassing.

Dit artikel bepaalt :
De geneesheer heeft het recht maar is niet verplicht aan een patiënt, die hem erom verzoekt, een getuigschrift betreffende zijn gezondheidstoestand te overhandigen. De geneesheer mag een getuigschrift weigeren. Hij alleen beslist over de inhoud en de wenselijkheid om het aan de patiënt te overhandigen.

Wanneer een patiënt om een getuigschrift verzoekt met het oog op sociale voordelen, mag de geneesheer hem dit getuigschrift afleveren maar moet hij het voorzichtig en discreet opstellen; hij mag dit getuigschrift, met de goedkeuring van zijn patiënt of diens naastbestaanden, zo nodig ook rechtstreeks, overhandigen aan de geneesheer van de instelling waarvan de toekenning van bedoelde sociale voordelen afhangt.

Getuigschrift21/03/2009 Documentcode: a125012
Weigering van medische attesten - Vreemdelingen

De Nationale Raad werd om advies gevraagd in volgende zaak :

De vreemdelingen vragen aan hun (behandelende) arts een omstandig medisch attest om een verblijfstatus op basis van artikel 9 ter van de Vreemdelingenwet aan te vragen op basis van hun gezondheidstoestand, daar het onmogelijk is om (evenwaardige) zorgen te krijgen in zijn/haar thuisland. Het starten van deze procedure zal mits een medisch attest en een identiteitsdocument aanleiding geven tot een voorlopige verblijfvergunning voor bepaalde tijd, telkens verlengbaar met drie maanden tot de beslissing ten gronde.

In sommige gevallen zal deze procedure nooit tot een definitieve regularisatie leiden. Het uitschrijven van deze medische attesten zijn niet altijd gerechtvaardigd, daar sommige van de aanvragers nauwelijks of geen gezondheidsproblemen hebben.

Mogen (behandelende) artsen weigeren medische attesten te schrijven, wanneer deze attesten ongegrond zijn?

Advies van de Nationale Raad :

In zijn zitting van 21 maart 2009 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw mail van 1 december 2008 betrefffende uw vraag bestudeerd om medische attesten te weigeren wanneer deze niet gerechtvaardigd zijn.

De Nationale Raad herinnert aan zijn advies van 28 juli 2007 betreffende medische attesten, dixit-attesten en geantedateerde attesten (TNR nr.117, p. 13).

Dit advies bepaalt dat “een medisch attest een getuigschrift is dat een feit van medische aard vaststelt en bevestigt op grond van eigen ondervraging en onderzoek. Het wordt afgeleverd door de arts die het feit zelf heeft vastgesteld. Het medisch attest dient vanzelfsprekend volledig waarheidsgetrouw te zijn en houdt alleen medische vaststellingen over de patiënt zelf in. Elk medisch getuigschrift, dat immers door de eer en de verantwoordelijkheid van de arts die het ondertekent wordt gewaarborgd, moet waarheidsgetrouw en gewetensvol worden opgemaakt. Het getuigschrift moet worden gedagtekend op de dag dat het wordt opgemaakt, van een handtekening worden voorzien en met een stempel worden gewaarmerkt.

Onder die voorwaarden geniet het medisch attest onbetwistbaar het vermoeden van geloofwaardigheid.

Artikel 67 van de Code van geneeskundige plichtenleer stelt dat de arts het recht heeft, maar niet verplicht is aan een patiënt, die hem erom verzoekt, een getuigschrift betreffende zijn gezondheidstoestand te overhandigen. De arts mag een getuigschrift weigeren.

Wanneer een patiënt om een getuigschrift verzoekt met het oog op sociale voordelen, mag de arts hem dit getuigschrift afleveren maar moet hij het voorzichtig en discreet opstellen; hij mag dit getuigschrift, met de goedkeuring van zijn patiënt of diens naastbestaanden, zo nodig ook rechtstreeks, overhandigen aan de arts van de instelling waarvan de toekenning van bedoelde sociale voordelen afhangt.”

De Nationale Raad is van mening dat de behandelende arts, die niet ingaat op het verzoek van de patiënt om een attest over zijn gezondheidstoestand, hiervoor een gegronde reden dient te hebben en deze ook kenbaar dient te maken aan de patiënt.

De Nationale Raad meent dat in dit specifiek geval de arts moeilijk een medisch attest kan weigeren. In de procedure dient de definitieve beslissing genomen te worden door een daartoe aangestelde arts.

Getuigschrift21/02/2009 Documentcode: a125010
report_problem Dit advies werd vervangen door het advies d.d. 16.11.2013 (a143017).
Afleveren van een medisch attest voor het bekomen van een vergunning tot het bezit of het dragen van een wapen

Naar aanleiding van de afkondiging van het ministerieel besluit van 16 oktober 2008 houdende de erkenning van de artsen die bevoegd zijn voor het afgeven van een attest bedoeld in artikel 14 van de wapenwet heeft de Nationale Raad van de Orde der geneesheren het advies van 3 maart 2007 in verband met het afleveren van medische attesten voor het bekomen van een vergunning tot het bezit of het dragen van een wapen aangepast.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 21 februari 2009 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren de problematiek van het afleveren van een medisch attest voor het bekomen van een vergunning tot het bezit of het dragen van een wapen onderzocht.

De wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens (B.S. 9 juni 2006) maakt een onderscheid tussen het bezitten en het dragen van een wapen.

Het bezit van een wapen

Het bezit van een wapen vergt een vergunning. Deze vergunning wordt slechts verleend aan personen die voldoen aan specifieke voorwaarden. Krachtens artikel 11, § 3, 6°, van de wet dient hiervoor een medisch attest te worden voorgelegd “dat bevestigt dat de aanvrager in staat is een wapen te manipuleren zonder gevaar voor zichzelf of voor anderen”.

De Nationale Raad betreurt de gekozen formulering van dit artikel. De kwalificatie “arts” brengt niet de bevoegdheid met zich het “in staat zijn een wapen te manipuleren” te attesteren. Enkel zou een arts eventueel kunnen attesteren dat de aanvrager geen fysieke of mentale tegenindicaties vertoont voor het voorhanden hebben van een wapen zonder gevaar voor zichzelf of voor anderen. De Nationale Raad nodigt de artsen dan ook uit om het hierbijgevoegde model van attest te gebruiken.

De Nationale Raad is bovendien van mening dat enkel de behandelende arts, die eventueel de beheerder is van het globaal medisch dossier, indien de patiënt over een dergelijk medisch dossier beschikt, de medische geschiktheid voor het bezit van een wapen zonder gevaar voor zichzelf of voor anderen kan attesteren.

Het medisch attest waarvan sprake in artikel 11 heeft immers als doel de afwezigheid van medische tegenindicaties die het bezit van een wapen duidelijk zouden beletten (bv. alcoholisme, depressie of epilepsie) te attesteren.

Het dragen van een vuurwapen

Voor het dragen van een vuurwapen stelt artikel 14 dat een medisch attest vereist is.

Dit attest moet worden afgeleverd door een daartoe door de minister van Justitie erkende arts. Het ministerieel besluit van 16 oktober 2008 houdende de erkenning van de artsen die bevoegd zijn voor het afgeven van een attest bedoeld in artikel 14 van de wapenwet concretiseert het begrip ´arts`. In eerste instantie moet het de huisarts zijn die het globaal medisch dossier van de aanvrager beheert of de arts die verklaart hem al minstens een jaar op te volgen, bij gebrek daaraan een psychiater of een neuropsychiater.

Is de patiënt een werknemer van een bewakingsonderneming, dan mag hij ook aan de arbeidsgeneesheer een attest vragen voor zover die het advies inwint van bovenvermelde arts.

Uit het attest moet blijken dat de aanvrager geen fysieke of mentale tegenindicaties vertoont voor het dragen van een wapen.

De Nationale Raad beveelt aan dat de artsen-specialisten contact opnemen met de behandelende arts alvorens dergelijke attesten op te stellen.

Dit advies vervangt de adviezen van de Nationale Raad van 19 februari 2002, van 19 oktober 2002 en van 3 maart 2007 over dezelfde problematiek.

Bijlage : model van medisch attest ‘wapenbezit’.

cc. de heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie

MEDISCH ATTEST

afgeleverd in toepassing van art. 11, § 3, 6°, van de wet van van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens (B.S, 9 juni 2006).

Ondergetekende, .................................................................,

arts, verklaart hierbij dat :

de heer / mevrouw [1] : ........................................................................................

geboren te : ........................................op : .........................................

adres : .........................................................................................

.......................................................................................... op: ..................................

geen fysieke noch mentale tegenindicatie vertoont voor het voorhanden hebben van een wapen in de zin van de aangehaalde wet.

Geldig van ………….... tot ……………..

DATUM : Handtekening en stempel arts

[1] Het onnodige schrappen.

Getuigschrift06/12/2008 Documentcode: a123012
report_problem

Sinds 1 juli 2022 is de Orde der artsen bevoegd voor het toestaan van vrijstelling van deelname aan de permanentie (art. 26, Kwaliteitswet). De organisatie van de permanentie blijft de bevoegdheid van de huisartsenkringen (cf. commentaar art. 13 CMD).

Deelname aan de wachtdienst – Ongeschiktheid wegens ziekte

In het kader van de huishoudelijke reglementen van de wachtdiensten in de huisartsgeneeskunde die hem ter goedkeuring dienen te worden voorgelegd, bestudeerde een provinciale raad o.m. de verschillende redenen waarom bepaalde huisartsen menen niet (meer) te kunnen deelnemen aan de wachtdienst.
Aan de Nationale Raad wordt een geval voorgelegd van een arts aan wie meermaals een vrijstelling om persoonlijke redenen was geweigerd en die aan de wachtdienstverantwoordelijke een verklaring van medische ongeschiktheid wegens ziekte bezorgde.

Advies van de Nationale Raad :

Het Huishoudelijk Reglement van de Wachtdienst (HRW) is het kerndocument. Dat HRW geldt als een “contractuele” overeenkomst tussen partijen – de organiserende huisartsenkring en de uitvoerende huisarts – waarvan de rechten en plichten van die twee betrokken partijen exact dienen te worden bepaald.

In het HRW moet de procedure worden beschreven voor de opstelling van de beurtrol. Eerst de lijst van deelnemende huisartsen. Daarbij horen ook de modaliteiten voor de legitieme vrijstelling, met de omschrijving van de aanvaardbare én aanvaarde criteria die jaarlijks worden bepaald door de algemene vergadering van de huisartsenkring en rekening houdend met de invulling van de wachtdienst en het quorum noodzakelijk om die opdracht te kunnen uitvoeren.

“Vrijstellingen” moeten door de betrokken huisarts gemotiveerd aangevraagd worden bij de huisartsenkring en gericht worden aan de raad van bestuur van die kring.

De vorm of inhoud van die motivatie – i.c. wegens ziekte en/of gezondheidsredenen – worden echter meestal niet nader omschreven in het HRW.

Is een medisch ziekteattest van een andere behandelende arts hierbij überhaupt noodzakelijk – en in welke mate gaat het hier soms niet om welwillendheidattesten – of kan een persoonlijke verklaring van de betrokken huisarts in bepaalde gevallen volstaan?

  • Indien het om acute ziekten gaat, is die problematiek van “vrijstelling” feitelijk niet aan de orde; men kan aannemen dat een tijdige melding van de betrokken huisarts aan de wachtdienstverantwoordelijke kan volstaan, die dan voor een vervanging zorgt op de beurtrol; uiteraard kan de huisartsenkring in dit geval beslissen dat betrokken collega, na genezing, zijn geplande wachtbeurt(en) moet inhalen op latere tijdstippen.

  • Bij chronische aandoeningen speelt de “vrijstelling” bij de opstelling van de beurtrol wel.

Langdurige of levensbedreigende aandoeningen, die volledig de dagelijkse praktijkvoering onmogelijk maken, lijken – bij extensie naar de wachtdienst – een evidente motiveringsgrond. De arts zou hier kunnen gevraagd worden een medisch ziekteattest af te leveren, vooral met de vermelding van de ziekteduur, teneinde daarmee rekening te kunnen houden voor de beurtrol.

Sommige artsen brengen aan dat ze partieel – wegens ziekte en/of gezondheidsredenen – specifiek niet langer kunnen deelnemen aan de wachtdiensten, doch daarentegen wel nog normaal hun dagelijkse praktijk uitvoeren; controversieel standpunt omdat er enerzijds een selectieve onmogelijkheid wordt aangevoerd om de geneeskunde te beoefenen enkel tijdens weekends en feestdagen en anderzijds omdat de deelname aan de bevolkingswachtdienst een integraal onderdeel uitmaakt van de voorwaarden tot de erkenning en het behoud ervan, als huisarts (Ministerieel besluit van 21 februari 2006 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van huisartsen, art. 10 – 4°).

Hier blijft een fundamentele vraag naar de juridische waarde van een dergelijk “ziekteattest” in de geschetste “contractuele” relatie (cf. het HRW) tussen de huisarts van wachtdienst versus de organiserende huisartsenkring; medisch attest dat als motivering in deze context specifiek aangewend wordt als reden om niet te moeten werken – i.c. de volledige/partiële onmogelijkheid om de geneeskunde te beoefenen – tijdens die wachtdienst.

Het is duidelijk dat deze problematiek zeer delicaat ligt, niet in het minst wegens redenen van beroepsgeheim of privacy: wat moet/kan de betrokken arts ter staving van die motivatie “ziekte en/of gezondheidsredenen” voorleggen aan de huisartsenkring, wat en door wie zijn post hoc de controlemogelijkheden, o.a. in het kader van de bevoegdheden van de provinciale geneeskundige commissie en van de provinciale raad van de Orde ?

Het vervullen van de wachtdienst is een wettelijke verplichting strafbaar volgens KB nr. 78, art. 38, § 1, 3°, en een deontologische verplichting, waarbij respectievelijk de provinciale geneeskundige commissie en de provinciale raad van de Orde eigen bevoegdheden hebben.

In het bijzonder moet de procedure voor de beslechting van betwistingen/geschillen worden bepaald in het HRW: daarbij moeten de bevoegdheden van de controlerende partijen – PRO en PGC – worden ingevuld, zodat twistende partijen huisarts en huisartsenkring een beroep kunnen doen op een sluitende en een legitieme procedure, rekening houdend met de respectievelijke bevoegdheden van alle betrokken partijen.

De afbakening van de bevoegdheden tussen PRO en PGC maakt deel uit van een onderling bilateraal overleg tussen beiden, dat tot de nodige afspraken rond taakverdeling zal leiden.

In het bijzonder dient aandacht besteed aan de mogelijkheid van arbitrage, waarbij partijen vrijwillig instemmen met de – definitieve – beslechting van een betwisting/geschil via die arbitrageprocedure.

In het kader van de problematiek van de betwiste vrijstelling van deelname wegens medische redenen, kan die arbitrageprocedure een oplossing bieden voor het delicaat karakter van de controleerbaarheid van die medische redenen, met respect voor het beroepsgeheim. Via die arbitrage bestaat immers de mogelijkheid door de arbiters om deskundigen aan te stellen, i.c. artsen die in alle sereniteit een advies kunnen uitbrengen.

Beroepsgeheim19/01/2008 Documentcode: a119010
Medisch getuigschrift voor aangifte van partnergeweld

Ter ondersteuning van de huisartsen startte de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu een project met het oog op het ontwikkelen van richtlijnen, een opleidingsmodule en een registratiesysteem met betrekking tot intrafamiliaal geweld. Een lid van de Nationale Raad nam deel aan de hiertoe georganiseerde bijeenkomsten waarbij door een groep experten de juridische, ethische en deontologische aspecten en de medische attestering werden bestudeerd.
Op vraag van de betrokken FOD formuleert de Nationale Raad zijn bemerkingen bij het verslag van de laatste vergadering en het ontwerp van het door de arts in te vullen certificaat inzake partnergeweld.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 19 januari 2008 uw e-mail van 15 november 2007 besproken betreffende de juridische workshop van 21 september 2007 in verband met partnergeweld die werd gehouden bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu.

In uw e-mail vraagt u onze Raad zijn opmerkingen te verstrekken aangaande de synthese van deze vergadering en de gegevens die nodig zijn voor het opstellen van een medisch certificaat in verband meteen klacht wegens partnergeweld.

Vooreerst is de Nationale Raad van mening dat in deze context de arts geen enkele informatie mag doorgeven aan het parket, tenzij in een noodtoestand. Hij kan de patiënt er echter wel toe aanzetten zelf de nodige initiatieven te nemen (zie artikel 61 van de Code van geneeskundige plichtenleer).

Vervolgens is de Nationale Raad van mening dat, wanneer de patiënt een certificaat vraagt aan de arts tijdens een raadpleging in het kader van partnergeweld, het niet aangewezen is een standaardformulier in te vullen. Dit formulier kan echter als geheugensteun dienen om de arts te helpen bij het opstellen van het certificaat, dat objectief moet blijven en zich dient te beperken tot een gedetailleerde beschrijving van de vastgestelde letsels.

Tot slot herinnert de Nationale Raad eraan dat elke patiënt die bewijzen van opgelopen letsels wil voorleggen, steeds kopie kan vragen van zijn medisch dossier op basis van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt.

Getuigschrift28/07/2007 Documentcode: a117017
Medische attesten, dixit-attesten en geantedateerde attesten

Op voorstel van de heer F. Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, ondertekende de Nationale Raad op 22 maart 2007, na meermaals overleg te hebben gepleegd met het Departement Onderwijs en Vorming, Afdeling Ondersteuningsbeleid, van de Vlaamse Overheid, mee het protocol betreffende de samenwerking tussen de medische sector en het onderwijs in het kader van het actieplan « Een sluitende aanpak van spijbelen en schoolverzuim » (als bijlage).
De Nationale Raad van de Orde der geneesheren wenst, na de ondertekening van het genoemde protocol op 22 maart 2007 aangaande de dixit-attesten en de geantedateerde attesten volgende verduidelijkingen te geven.

Advies van de Nationale Raad :

Het medisch attest

Een medisch attest is een getuigschrift dat een feit van medische aard vaststelt en bevestigt op grond van eigen ondervraging en onderzoek. Het wordt afgeleverd door de arts die het feit zelf heeft vastgesteld. Het medisch attest dient vanzelfsprekend volledig waarheidsgetrouw te zijn en houdt alleen medische vaststellingen over de patiënt zelf in.

De Nationale Raad herinnert aan zijn advies van 18 september 1993 (Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 62, december 1993, p. 26) dat bepaalt dat “elk medisch getuigschrift, dat immers door de eer en de verantwoordelijkheid van de arts die het ondertekent wordt gewaarborgd, waarheidsgetrouw en gewetensvol moet worden opgemaakt. Het getuigschrift moet worden gedagtekend op de dag dat het wordt opgemaakt, van een handtekening worden voorzien en met een stempel worden gewaarmerkt.”

Onder die voorwaarden geniet het medisch attest onbetwistbaar het vermoeden van geloofwaardigheid.

In zijn advies van 26 augustus 1989 (Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 46, december 1989, p. 22) bepaalt de Nationale Raad: “Wat betreft de inhoud van de ongeschiktheidverklaring dient de Nationale Raad U er niettemin op te wijzen dat het medisch geheim hierbij op geen enkele manier mag worden geschonden. Als reden van ongeschiktheid kunnen dan ook alleen de vermeldingen ziekte, ongeval en verlenging worden weerhouden. Alle andere redenen dienen dan ook van het attest te worden weggelaten”.

Het dixit-attest

Een dixit-attest is een attest dat louter en alleen gebaseerd is op de verklaring van de betrokkene en niet op een diagnose. Dergelijke verklaring heeft nooit het karakter van een medisch attest.

De gebruikelijke voorgedrukte medische formulieren kunnen hiervoor niet aangewend worden. Teneinde elk misverstand met een eigenlijk medisch attest te vermijden en de gevraagde signaalfunctie bij problematische afwezigheid te onderstrepen dient een dergelijk attest met de hoofding dixit-attest te beginnen.

Dergelijk attest dient duidelijk te vermelden : “Volgens verklaring van betrokkene …..” .

In deze optiek zal de wederzijdse vertrouwensrelatie die de grondslag is van elke arts-patiëntrelatie niet uit het oog worden verloren.

Indien de school geregeld dergelijke dixit-attesten ontvangt, kan zij dit signaleren aan de CLB-arts die op zijn beurt desgevallend overleg kan plegen met de behandelende geneesheer.

Contact schoolarts - behandelend arts

De Nationale Raad bepaalt in zijn advies van 29 januari 1994 (Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 64, juni 1994, p. 24) dat hij voorstander is van contacten tussen de schoolarts en de behandelend arts om de inhoud van een medische ongeschiktheidverklaring toe te lichten, zelfs te documenteren en om zo nodig toe te zien op de praktische uitvoering ervan. Dit voor zover het gezondheidsaspecten betreft die van belang zijn voor de schoolse begeleiding van de leerling. Dit overleg geldt dus evenzeer in het kader van een dixit-attest.

Geantedateerde attesten

Antedatering van medische attesten is verboden vermits een medisch attest dient gedagtekend te worden de dag waarop de patiënt wordt onderzocht, het attest wordt opgesteld en afgeleverd.

Antedatering en/of het valselijk bevestigen van een ziekte zijn misdrijven (valsheid in geschrifte, zie de artikelen 196 en 204 van het Strafwetboek) en zijn derhalve juridisch en deontologisch uitgesloten.

Uitzonderlijk kan een getuigschrift van ongeschiktheid a posteriori worden opgesteld en afgeleverd op basis van medische bevindingen en de hierdoor als aanvaardbaar voorkomende verklaringen van de betrokkene.

Bijlage:

Protocol betreffende de samenwerking tussen de medische sector en onderwijs in het kader van het actieplan ‘Een sluitende aanpak van spijbelen en schoolverzuim’ van de Vlaamse overheid van 22 maart 2007

Getuigschrift03/03/2007 Documentcode: a116003
Vragen en antwoorden betreffende de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens
Vragen en antwoorden betreffende de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens

De wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens bepaalt dat voor het bekomen van een vergunning tot het bezit en/of het dragen van een wapen een arts een medisch attest dient af te leveren „dat bevestigt dat de aanvrager in staat is een wapen te manipuleren zonder gevaar voor zichzelf of voor anderen“ (artikel 11, §3, 6°, van de wet van 8 juni 2006).
Een provinciale raad stuurt een brief door van een provinciegouverneur die drie vragen stelt betreffende het afleveren van dergelijke medische attesten.

Advies van de Nationale raad :

In zijn vergadering van 3 maart 2007 heeft de Nationale Raad uw vragen onderzocht betreffende de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens.

Deze vragen zijn de volgende :

1/ “Is de geconsulteerde geneesheer verplicht een getuigschrift af te geven en wat in geval van weigering ?”

Artikel 67 van de Code van geneeskundige plichtenleer is hieromtrent heel duidelijk :
“De geneesheer heeft het recht maar is niet verplicht aan een patiënt, die hem erom verzoekt, een getuigschrift betreffende zijn gezondheidstoestand te overhandigen.
De geneesheer mag een getuigschrift weigeren. Hij alleen beslist over de inhoud en de wenselijkheid om het aan de patiënt te overhandigen”.

In geval van weigering kan het advies gevraagd worden van de provinciale raad waar de arts ingeschreven is.

2/ “Komt de verantwoordelijkheid van de arts in het gedrang die een (gunstig) medisch attest heeft afgeleverd aan een persoon die achteraf op een of andere manier “misbruik” maakt van het wapen?”

Voor zover er op de datum van het medisch attest geen fysieke noch mentale tegenindicaties bestaan voor het voorhanden hebben van een wapen kan, volgens de Nationale Raad, de aansprakelijkheid van de arts niet in het gedrang komen.

In het tegenovergestelde geval zou de aansprakelijkheid van de arts weerhouden kunnen worden door een rechtbank voor zover de medische fout in oorzakelijk verband staat met de opgelopen schade.

3/ “Wat is de juiste draagwijdte van het attest? Kan/moet het als medisch attest beschouwd worden?”

De attesten waarvan sprake in de artikelen 11 en 14 van de wapenwet zijn medische attesten.

De Nationale Raad verwijst u voor het overige naar zijn als bijlage opgenomen advies betreffende het afleveren van medische attesten voor het bekomen van een vergunning tot het bezit of het dragen van een wapen.