keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Getuigschrift19/10/2002 Documentcode: a099002
report_problem Dit advies werd vervangen door het advies TNR 116 p. 3 (a116002).
Afleveren van medische attesten voor het bekomen van een vergunning tot het bezit en/of het dragen van een verweervuurwapen

Naar aanleiding van zijn advies van 19 januari 2002 betreffende de aflevering van medische attesten voor het bekomen van een vergunning tot het bezit en/of het dragen van een verweervuurwapen ontvangt de Nationale Raad twee gelijkaardige vragen naar verduidelijking van de notie "deskundige". Gaat het om wetsdokters of artsen die goed bekend zijn met de materie ?

Advies van de Nationale Raad :

Uit de raadpleging van de gecoördineerde omzendbrief van 30 oktober 1995 “betreffende de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake wapens” blijkt het volgende.

De vergunning tot bezit van verweervuurwapens wordt afgeleverd door de korpsoverste van de lokale politie of zijn gevolmachtigde mandataris. Voorafgaand aan deze toekenning worden naast een evaluatie van de theoretische kennis de karakteristieken van de persoonlijkheid van de aanvrager nagegaan.

De betrokkene moet voldoende oordeelsvermogen hebben voor het hanteren en gebruiken van het gevraagde wapentype zonder gevaar voor zichzelf of anderen.

Dit kan in bepaalde uitzonderlijke gevallen leiden tot het vragen van een recent medisch attest wanneer daaromtrent duidelijke twijfels rijzen.

In zijn advies van 19 januari 2002 stelt de Nationale Raad dat dergelijke attesten best niet worden afgeleverd door de behandelend arts aangezien het een handeling is die gelijkt op een deskundigenonderzoek.

De Nationale Raad meent dat in hoofde van de beoefening van hun sport (jacht of sportschutter) er voldoende artsen in aanmerking komen om met kennis van zaken dergelijke attesten af te leveren.
Het dragen van een verweervuurwapen is wettelijk geregeld.

De vergunning wordt uitgereikt door de provinciegouverneur die dezelfde criteria hanteert.

Een nieuwe vuurwapenwet is op komst. Deze voorziet enkele belangrijke wijzigingen. Zo is het afleveren van een vergunning tot verweervuurwapenbezit onderhevig aan het voorleggen van een medisch attest dat bevestigt dat de aanvrager in staat is een wapen te manipuleren zonder gevaar voor zichzelf of anderen. Het dragen van wapens vereist tevens een onderzoek door een “erkend psychiater of psycholoog”.

De modaliteiten wat betreft de aanduiding van bevoegde artsen zijn tot op heden niet gekend, evenmin als de aanstelling van de “erkende” psychiaters.
De uitvoeringsbesluiten die bij deze nieuwe wet worden voorzien zullen waarschijnlijk een antwoord geven, zoniet zal de Nationale Raad zich te gelegener tijd informeren bij de bevoegde diensten.

Geneeskunde (Arbeids-)19/10/2002 Documentcode: a099003
Collectieve arbeidsovereenkomst tot invoering van een recht op borstvoedingspauzes - Attest voor de werkgever

Collectieve arbeidsovereenkomst tot invoering van een recht op borstvoedingspauzes – Attest voor de werkgever

De Nationale Arbeidsraad sloot op 27 november 2001 een collectieve arbeidsovereenkomst tot invoering van een recht op borstvoedingspauzes. Dit recht wordt toegekend mits de werkneemster het bewijs van de borstvoeding voorlegt.

De raad van bestuur van de Office de la Naissance et de l'Enfance (ONE) (Dienst voor Geboorte en Kinderwelzijn van de Franse Gemeenschap van België) meent dat de arts van de ONE-consultatie het attest alleen mag afleveren aan zogende werkneemsters die regelmatig naar de consultatie komen met het kind dat borstvoeding krijgt. Deze beslissing bevestigt de specifieke bevoegdheid van de arts voor het opmaken van een borstvoedingscertificaat en waarborgt de objectiviteit ervan op basis van een regelmatige consultatie.

Aan de Nationale Raad van de Orde van geneesheren wordt gevraagd of het opstellen van het attest dat het bewijs van de borstvoeding levert al dan niet onder de bijzondere bevoegdheid valt van de arbeidsgeneesheren.

Advies van de Nationale Raad :

Het opstellen van het borstvoedingsattest valt onder de preventieve of curatieve geneeskunde. Het attest kan opgesteld worden door gelijk welke arts die de moeder of het kind regelmatig verzorgt. Desgevallend kan het afgeleverd worden door de arts van de ONE. De arts dient dergelijk attest gewetensvol en objectief op te stellen. Het attest dient binnen de voorziene termijn door de moeder aan de arbeidsgeneesheer van haar werkgever bezorgd te worden. Deze arts staat in voor de verdere opvolging.

Getuigschrift20/04/2002 Documentcode: a097003
Bescherming van de goederen van een te beschermen meerderjarige

Naar aanleiding van de behandeling van een dossier met betrekking tot de toepassing van artikel 488bis van het Burgerlijk Wetboek (1) betreffende de bescherming van de goederen van een te beschermen meerderjarige, vraagt een provinciale raad of een arts een persoon waarvan hij niet de behandelaar is mag onderzoeken met het oog op het opstellen van een omstandige geneeskundige verklaring betreffende de gezondheidstoestand van de betrokken persoon en dit louter op aanvraag van een familielid van de patiënt of van een advocaat.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad acht het deontologisch niet correct een persoon waarvan men niet de behandelaar is, op verzoek van een derde belanghebbende (familielid of advocaat) te onderzoeken met het oog op de aflevering van een omstandige geneeskundige verklaring in het kader van het artikel 488bis van het Burgerlijk Wetboek.

Wanneer een arts daartoe wordt verzocht dient hij de verzoeker te verwijzen naar de behandelaar van de betrokkene.

Wanneer mocht blijken dat de verzoeker en de behandelaar het niet eens geraken, kan de aangezochte geneesheer zelf contact nemen met de behandelaar met de vraag of zij samen de betrokkene in consult kunnen zien. Wanneer dat onmogelijk blijkt te zijn kan de aangezochte geneesheer een beroep doen op de provinciale raad waarbij de behandelaar ingeschreven is om na te gaan of een compromis haalbaar is.

(1) Art. 488bis, §3, BW : "Op straffe van niet-ontvankelijkheid wordt, behoudens in spoedeisende gevallen , een omstandige geneeskundige verklaring bij een verzoekschrift gevoegd, die ten hoogste vijftien dagen oud is, en de gezondheidstoestand van de te beschermen persoon beschrijft.
Deze geneeskundige verklaring mag niet worden opgesteld door een geneesheer die een bloed- of aanverwant van de te beschermen persoon of van de verzoeker is, of op enigerlei wijze verbonden is aan de instelling waar de te beschermen persoon zich bevindt."

Beroepsgeheim19/01/2002 Documentcode: a096001
Geneeskundige verklaring met het oog op het sluiten van verzekeringsovereenkomst

Geneeskundige verklaring met het oog op het sluiten van een verzekeringsovereenkomst

De Nationale Raad richt volgende brief aan de voorzitters van de provinciale raden :

De Nationale Raad werd in december 1998 en in maart 1999 door verscheidene provinciale raden om advies verzocht over de verenigbaarheid van de Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer met de clausule die sommige verzekeringsmaatschappijen in hun verzekeringsovereenkomsten opnemen en waardoor de verzekeringnemer de verzekeringsmaatschappij toelating verleent om zijn medische gegevens te verwerken buiten de verantwoordelijkheid en zonder het toezicht van een arts.

Op 23 juni 1999 vroeg de Nationale Raad hieromtrent het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Bijgaand vindt u, ter informatie, kopie van het advies van de Nationale Raad van 19 juni 1999, van de brief van 23 juni 1999 aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer alsmede van het antwoord van de Commissie d.d. 18 september 2001.

Advies van de Nationale Raad van 19 juni 1999, TNR nr. 86, december 1999, p. 10 :

Geneeskundige verklaring met het oog op het sluiten van een verzekeringsovereenkomst

Uit de briefwisseling tussen een arts en een verzekeringsmaatschappij blijkt dat de geneeskundige verklaringen met het oog op het sluiten van een levensverzekeringsovereenkomst gestuurd moeten worden naar de "dienst medische selectie", waar de medische gegevens verwerkt worden buiten de verantwoordelijkheid en het toezicht van een arts.
De kandidaat-verzekerden geven schriftelijk hun toestemming voor dit systeem door het invullen en ondertekenen van een eerste gezondheidsvragenlijst die de volgende vermelding bevat : "Met het oog op een vlot beheer van de overeenkomst, geef ik mijn bijzondere toestemming voor de verwerking, door de n.v. X en haar herverzekeraars, van de mij betreffende medische gegevens buiten de verantwoordelijkheid en het toezicht van een arts."

De Provinciale Raad aan wie deze briefwisseling werd overgemaakt verbaast zich over de bedekte wijze waarop de wet van 1992 op de landverzekeringsovereenkomst de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer binnengeslopen is om een mededeling van medische gegevens te verantwoorden.

Hij vraagt :

  1. of het wel degelijk dat is wat artikel 7 van de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bedoelt;
  2. volgens welke criteria de medische gegevens verwerkt zullen worden door niet-bevoegde personen;
  3. of het niet beter zou zijn de artsen er ten minste op te wijzen dat ze erop bedacht moeten zijn kennis te nemen van de verbintenissen die hun patiënten kandidaat-verzekerden voorafgaandelijk zijn aangegaan.

Antwoord van de Nationale Raad:

De vragenlijst die de n.v. X en haar herverzekeraars aan de kandidaat-verzekerde ter aanvulling en ondertekening voorleggen met het oog op de verwerking van de hem betreffende medische gegevens, is in overeenstemming met de bepalingen van artikel 7 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Krachtens artikel 10 van de wet van 11 december 1998 houdende wijziging van artikel 7 van de wet van 8 december 1992, dat weldra in werking treedt, is de verwerking van persoonsgegevens betreffende de gezondheid verboden, tenzij de betrokkene schriftelijk heeft toegestemd in een dergelijke verwerking met dien verstande dat deze toestemming te allen tijde door de betrokkene kan worden ingetrokken.
Op voorwaarde dat de bepaling betreffende de toestemming van de kandidaat-verzekerde aangepast wordt, is de procedure gebruikt door de n.v. X in overeenstemming met de toekomstige wetsbepalingen.
De criteria volgens welke de medische gegevens verwerkt moeten worden door personen andere dan beoefenaars van de geneeskunde, vallen onder de verantwoordelijkheid van de verzekeraars als bewaarders van de medische gegevens van hun verzekerden (advies van de Nationale Raad van 16 november 1996, punt 2.2.).

Het is zeer belangrijk dat de artsen regelmatig gewezen worden op de informatie die zij dienen te verstrekken aan hun patiënten in verband met de ondertekening van verzekeringsovereenkomsten betreffende de gezondheid en in het bijzonder in verband met de mogelijke gevolgen van de mededeling van medische persoonsgegevens die betrekking hebben op hen. Het is echter even belangrijk de artsen eraan te herinneren dat de inhoud van de mededeling van medische gegevens beperkt moet zijn tot de door de wet vereiste gegevens voor het sluiten of het uitvoeren van een overeenkomst.

De veralgemening van het voorafgaand medisch onderzoek van de kandidaat-verzekerde, door een derde geneesheer verschillend van de behandelende geneesheer, lijkt het enige adequate antwoord, om in het belang van allen (patiënt, arts, verzekeraar) het risico te voorkomen op misbruiken en juridisering van conflicten inzake persoonsverzekeringen.

De Nationale Raad ondervraagt de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer hierover.

Dezelfde Provinciale Raad verwijst een brief naar de Nationale Raad van een arts die zich erover verbaast dat een verzekeringsmaatschappij in de algemene voorwaarden van een aanvullende hospitalisatieverzekering kan eisen dat haar gegevens "van persoonlijke en medische aard" toevertrouwd worden en dat deze verwerkt worden "buiten het toezicht en de verantwoordelijkheid van een beoefenaar van de geneeskunst".

Advies van de Nationale Raad:

De punten 50-51 van de algemene voorwaarden van de overeenkomst aanvullende hospitalisatieverzekering van de firma Y zijn in overeenstemming met de huidige bepalingen van artikel 7 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Krachtens artikel 10 van de wet van 11 december 1998 houdende wijziging van artikel 7 van de wet van 8 december 1992, dat weldra in werking treedt, is de verwerking van persoonsgegevens betreffende de gezondheid verboden, tenzij de betrokkene schriftelijk heeft toegestemd in een dergelijke verwerking met dien verstande dat deze toestemming te allen tijde door de betrokkene kan worden ingetrokken.

De toegepaste procedure is dus in overeenstemming met de huidige wettelijke bepalingen.

In verband met de inhoud van de mededeling van medische gegevens door een arts, geldt dat de mededeling beperkt moet zijn tot de door de wet vereiste gegevens voor het sluiten of het uitvoeren van de overeenkomst. Zij dienen aan de kandidaat-verzekerde of aan de verzekerde overhandigd te worden voor zijn verzekeraar nadat hij volledig ingelicht werd over de gevolgen van de mededeling van zijn medische gegevens aan een verzekeraar.

De Nationale Raad ondervraagt de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer hierover (zie bijlage).

Brief aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren werd twee keer, in december 1998 en in maart 1999, door provinciale raden om advies verzocht over zowel het deontologische als het wettelijke aspect van bepalingen betreffende het sluiten en het uitvoeren van persoonsverzekeringsovereenkomsten. Deze bepalingen worden door de verzekeraars aan de ondertekenaar opgelegd in zijn overeenkomst van de tak levensverzekeringen of van de tak medische kosten en daghospitalisatievergoedingen.

Onze interpellatie handelt over de reikwijdte van zinnen zoals : "Met het oog op een vlot beheer van de overeenkomst, geef ik mijn bijzondere toestemming voor de verwerking, door de verzekeringsinstelling ....en haar herverzekeraars, van de mij betreffende gegevens buiten de verantwoordelijkheid en het toezicht van een arts." Of : "De verzekeringnemer en de verzekerde persoon verklaren dat zij de verzekeraar toelating geven om gegevens en inlichtingen van persoonlijke en medische aard te verzamelen en te verwerken. Zij stemmen er uitdrukkelijk mee in dat de gegevens en inlichtingen van medische aard verzameld en verwerkt worden buiten het toezicht en de verantwoordelijkheid van een beoefenaar van de geneeskunde."

De Nationale Raad onderzocht deze problemen een eerste maal in zijn vergadering van 24 april laatstleden.

Om zijn onderzoek te kunnen voortzetten, vernam de Nationale Raad graag het advies van de commissie die u voorzit over de volgende vraag : zijn dergelijke bepalingen in overeenstemming met de geest en de letter van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer en in het bijzonder met het nieuwe artikel 7 ervan (wet van 11 december 1998, Belgisch Staatsblad van 03.02.99, art. 10), dat in lid 2, a, handelt over de opheffing van het verbod om gegevens betreffende de gezondheid te verwerken door de schriftelijke toestemming van de betrokkene ?

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer antwoordde op 18 september 2001 als volgt op bovenstaande vraag van de Nationale Raad :

Betreft : Verwerking van medische gegevens door verzekeringsmaatschappijen - Toepassing van de Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer (1)– (Privacywet)

Geachte voorzitter,

Ik kom terug op uw briefwisseling van 23 juni 1999 waarin u zich vragen stelt over de verenigbaarheid van de privacywet met de clausule die sommige verzekeringsmaatschappijen opnemen in hun levensverzekeringsovereenkomst. Via deze clausule geeft de verzekeringnemer de verzekeringsmaatschappij toelating zijn medische gegevens te verwerken buiten de verantwoordelijkheid en zonder het toezicht van een arts.

Te uwer informatie delen wij u mede dat de laatste reglementaire bepalingen die van toepassing kunnen zijn op uw vraag pas op het einde van het eerste semester van dit jaar (2) werden gepubliceerd en pas op 1 september 2001 in werking zijn getreden.

1° Algemeen wettelijk kader van de verwerking van medische gegevens :

De privacywet bepaalt in artikel 7, § 1, dat de verwerking van persoonsgegevens betreffende de gezondheid verboden is. In paragraaf 2 worden evenwel uitzonderingen op dit principieel verbod vastgelegd.

Paragraaf 4 van artikel 7 van de Privacywet preciseert dat de verwerking van medische persoonsgegevens wanneer ze toegelaten is omdat ze onder het toepassingsgebied valt van een van de uitzonderingen bepaald in paragraaf 2, dient te gebeuren onder de verantwoordelijkheid van een beoefenaar van de geneeskunst.

Dezelfde paragraaf geeft evenwel toelating de medische persoonsgegevens van iemand te verwerken buiten het toezicht van een beoefenaar van de geneeskunst wanneer deze persoon zijn schriftelijke toestemming heeft verleend.

2° Aard en draagwijdte van de schriftelijke toestemming bepaald bij artikel 7, §4, van de privacywet :

Noch de privacywet, noch de memorie van toelichting, noch de voorbereidende werkzaamheden van deze wet geven aanwijzingen of aanvullende informatie over de aard van deze toestemming. Deze laatste moet niettemin gegeven worden met kennis van zaken. Er moet in de clausule vermeld worden dat de verwerking van de gegevens zal gebeuren zonder het toezicht van een beoefenaar van de geneeskunst en met de uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming van de betrokkene.

3° Verplichtingen van de verantwoordelijke voor de verwerking :

Artikel 25, 3°, van het KB van 13 februari 2001 legt aan de verantwoordelijke voor de verwerking van medische persoonsgegevens de verplichting op “ervoor te zorgen dat de aangewezen personen (noot van de redactie : voor de raadpleging en de verwerking van deze gegevens) door een wettelijke of statutaire verplichting, of door een evenwaardige contractuele bepaling ertoe gehouden zijn het vertrouwelijk karakter van de betrokken gegevens in acht te nemen.”

Artikel 26 van dit KB maakt de lijst van de gegevens die de verantwoordelijke voor de verwerking aan de betrokken persoon moet bezorgen langer met de redenen van die verwerking en de lijst van de categorieën van personen die toegang hebben tot de persoonsgegevens.

Artikel 27 handelt over de geldigheid van de schriftelijke toestemming van de betrokken persoon. Het preciseert dat deze toestemming het verwerkingsverbod niet opheft indien de betrokken persoon zich in een afhankelijke positie bevindt ten aanzien van de verantwoordelijke voor de verwerking, behalve wanneer de verwerking erop gericht is de betrokken persoon een voordeel te verstrekken. Wat het geval blijkt te zijn voor de levensverzekeringen.

Met de meeste hoogachting.

De voorzitter,

P. THOMAS

(1) Zoals gewijzigd bij Wet van 11 december 1998 tot omzetting van de richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrij verkeer van die gegevens. Een gecoördineerde versie van de wet en van de koninklijke uitvoeringsbesluiten ervan is beschikbaar op het volgende adres : www.privacy.fgov.be.
(2) Artikelen 25 tot 27 van het Koninklijk besluit van 13 februari 2001 houdende uitvoering van de Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, B.S. , 13/03/2001, blz. 7839.

Beroepsgeheim18/08/2001 Documentcode: a094002
Omstandig geneeskundig verslag met het oog op de bescherming van de persoon van de geesteszieke

Een psychiater legt aan de Nationale Raad de problemen voor die in zijn regio rijzen wanneer een patiënt gedwongen dient te worden opgenomen in een psychiatrische instelling. De betrokken vrederechter weigert om een omstandig geneeskundig verslag te aanvaarden van de behandelende arts, hetzij huisarts, hetzij psychiater, en zelfs van een collega psychiater van de dienst waar de behandelende arts werkt aangezien deze eventueel in het kader van stafvergaderingen of vervangingen zou kunnen vertrouwd geraakt zijn met de patiënt. Deze artsen - die hij beschouwt als "verwant" aan de patiënt - leveren volgens deze vrederechter op dat ogenblik een gelegenheidsattest af daar zij niet in volle professionele en intellectuele onafhankelijkheid kunnen oordelen.
Dit betekent dat voor elke gedwongen opneming een andere arts moet worden gevonden die bereid is de patiënt te onderzoeken en desgevallend de omstandige geneeskundige verklaring op te stellen.
De psychiater vraagt of de behandelende arts dan zo maar kan verzuimen aan de plicht om dringende hulp te verlenen aan een persoon in nood.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergaderingen van 16 juni 2001 en 18 augustus 2001 besprak de Nationale Raad de vraag of een behandelende geneesheer geneeskundige verslagen over zijn patiënten mag afleveren in uitvoering van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke.

Artikel 58 van de Code van geneeskundige plichtenleer vermeldt onder g) die verslagen bij de binnen uitdrukkelijk vastgelegde perken geldende wettelijke uitzonderingen op het beroepsgeheim. Hieruit kan worden afgeleid dat behandelaars dergelijke verklaringen mogen afleveren daar het om een uitzondering gaat. Van alle artsen zijn de behandelaars trouwens best geplaatst om het op straffe van niet-ontvankelijkheid van de vordering (artikel 5, §2, alinea 2 van de wet) vereiste omstandig geneeskundig verslag op te stellen dat aan alle wettelijke voorwaarden voldoet (artikel 5, §2, alinea 1 van de wet).

Om "te vermijden dat er welkdanige druk wordt uitgeoefend om een persoon te laten opnemen" (Verslag Commissie voor de Justitie, p. 36) heeft de wetgever voorzien dat dit verslag niet mag opgesteld worden "door een geneesheer die een bloed- of aanverwant is van de zieke of van de verzoeker of op enigerlei wijze verbonden is aan de psychiatrische dienst waar de zieke zich bevindt (artikel 5, §2, alinea 2 van de wet). De behandelaars worden door de wetgever niet uitgesloten.

Daarnaast geldt de algemene deontologische regel dat elke arts bij het opstellen van een verklaring objectief dient te zijn d.w.z. professioneel en intellectueel onafhankelijk zonder emotionele betrokkenheid, vooringenomenheid of partijdigheid. Sommigen menen dat een dergelijke ingesteldheid in een relatie tussen behandelaar en psychiatrische patiënt niet kan en elke behandelaar de facto geen geneeskundige verklaring in het kader van de procedure tot gedwongen observatie zou kunnen afleveren.

Vanuit ethisch oogpunt kan worden gezegd dat het belang van de patiënt de eerste betrachting van elke arts hoort te zijn. Deze verplichting geldt des te meer wanneer de patiënt niet meer wordt geacht in staat te zijn tot een redelijke beoordeling van zijn belangen in het vlak van zijn gezondheid.

Wanneer een behandelaar op grond van objectieve criteria tot het besluit komt dat zijn patiënt geestesziek is en zijn gezondheid en veiligheid ernstig in gevaar brengt en/of een ernstige bedreiging vormt voor andermans leven en integriteit en dit bij gebreke van enige andere geschikte behandeling dient hij zijn verantwoordelijkheid te nemen. Hij zal, eventueel in overleg met een terzake deskundige en ervaren collega, nagaan of het treffen van beschermingsmaatregelen tot een oplossing van de problematiek kan leiden en zal, zo ja, uitzoeken welke procedure (gewone of spoedprocedure) aangewezen is en op welke wijze deze best gevoerd wordt om het beoogde resultaat te bereiken.

In deze is het onder meer belangrijk uit te maken of de behandelaar het omstandig geneeskundig verslag zal opstellen. Niettegenstaande behandelaars het best geplaatst zijn voor het uitschrijven van dit verslag kunnen zij goede redenen hebben om daarvan af te zien. Dit ontslaat hen echter niet van hun plicht ervoor te zorgen dat de vereiste geneeskundige verklaring afgeleverd wordt wanneer zij oordelen dat beschermingsmaatregelen noodzakelijk zijn om groter onheil te voorkomen. Zij kunnen immers niet om persoonlijke redenen het belang van hun patiënt en de eventuele belangen van de gemeenschap veronachtzamen. Zo kunnen zij een beroep doen op derden voor de beoordeling van de situatie en het eventueel opstellen van het omstandig geneeskundig verslag. In de ambulante praktijk is het echter niet altijd gemakkelijk een collega te vinden die de materiële mogelijkheid kan creëren de patiënt te onderzoeken daar deze patiënten geneigd zijn zich aan elk onderzoek door derden te onttrekken. In dergelijke omstandigheden zijn de behandelaars soms verplicht toch het omstandig verslag te schrijven ook al hadden zij in eerste instantie goede redenen om dat niet te doen.

Belangrijk in deze specifieke arts-patiëntrelatie is dat de behandelaar voor zover dit mogelijk en verantwoord is de eventualiteit van een gedwongen opneming met de patiënt bespreekt. Zo kan hij meedelen dat hij zich moreel verplicht voelt om een omstandig geneeskundig verslag op te stellen dat als bijlage van een verzoekschrift zal overgemaakt worden aan de vrederechter die, na de patiënt te hebben gehoord, zal beslissen over de voorgestelde gedwongen observatie. Eventueel kan de behandelaar, zo hij dit haalbaar acht, aan de patiënt voorstellen een second opinion van een andere arts in te winnen zodat aan een buitenstaander het al dan niet opstellen van een omstandig geneeskundig verslag overgelaten wordt.

Het is niet gunstig voor de verdere vertrouwensrelatie tussen arts en patiënt wanneer een met de medewerking van de behandelaar ingediend verzoekschrift, afgewezen wordt. Bij de spoedprocedure wordt het verzoekschrift van een belanghebbende welk vergezeld moet zijn van een omstandig geneeskundig verslag beoordeeld door de procureur des Konings die o.m. aandacht zal schenken aan de motivering van de dringendheid. In dit verband moet worden vermeld dat de procureur des Konings ook ambtshalve kan optreden na het schriftelijk advies van een door hem aangewezen geneesheer. Dit gebeurt bij hoogdringendheid frequent. Het doet zich ook voor dat de behandelaar zich beroept op de noodtoestand om telefonisch informatie door te geven aan de procureur des Konings en geen omstandig geneeskundig verslag opstelt. Bij de gewone procedure wordt het verzoekschrift met het omstandig geneeskundig verslag beoordeeld door de vrederechter die bij gemotiveerd vonnis zijn beslissing kenbaar maakt. Bij afwijzing van het verzoekschrift verwijst de vrederechter soms naar de gebrekkige inhoud van het omstandig geneeskundig verslag en/of naar de kwalificaties van de steller.

Behandelaars dienen dan ook bij het opstellen van het omstandig geneeskundig verslag de nodige bedachtzaamheid, zorgvuldigheid en vooruitziendheid aan de dag te leggen. Vooreerst moet de indicatie voor gedwongen observatie vanuit medisch oogpunt op een onbetwistbare wijze vaststaan en op onweerlegbare vaststellingen berusten die in het omstandig verslag moeten weergegeven worden. Vervolgens dienen de wettelijke vereisten van een omstandig geneeskundig verslag strikt nageleefd te worden. In dit verband moet worden vermeld dat de steller van het verslag onder meer moet aantonen dat het om een geesteszieke gaat en dat bv. een diagnose als toxicomanie in dat vlak niet volstaat. Ten slotte dient de steller van het verslag rekening te houden met de rechtspraak. Zo zijn er wettelijke bepalingen die niet door alle vrederechters op dezelfde wijze geïnterpreteerd worden als bv. de draagwijdte van "op enigerlei wijze verbonden zijn aan de dienst waar de zieke zich bevindt" en zo zijn er vredegerechten waar men het ongepast vindt dat behandelaars het omstandig geneeskundig verslag opstellen.

Om te voorkomen dat verzoekschriften afgewezen worden is het aan te raden dat de behandelaars, alvorens over te gaan tot het opstellen van een omstandig geneeskundig verslag, de nodige informatie inwinnen over de interpretatie van de wet die tot de eigenheid van de rechtbank behoort. Van psychiaters mag worden verwacht dat zij door hun onderlinge contacten en ahun LOK-vergaderingen deze kennis kunnen verwerven. Artsen die slechts occasioneel voor deze opdracht worden geplaatst doen er goed aan met een collega, die ervaring heeft in dat vlak, ook betreffende dit aspect van het omstandig geneeskundig verslag te overleggen. Wanneer er geen sprake is van hoogdringendheid laat de tijd dit overleg meestal toe.

Het getuigt van weinig vooruitziendheid en het dient het belang van de patiënt zeker niet als behandelaars een omstandige geneeskundige verklaring opstellen wanneer van tevoren vaststaat dat het verzoek tot gedwongen observatie zal afgewezen worden op grond van de kwalificaties van de steller van het verslag. De behandelaar dient in dat geval een pragmatische oplossing te bedenken die de belangen van de patiënt en zijn omgeving maximaal dient. Zo zou het bv. niet verantwoord zijn bewust op een escalatie van de situatie te wachten tot de voorwaarden voor een spoedprocedure vervuld zijn waarbij niet langer de vrederechter maar de procureur des Konings bevoegd is. Zolang er geen hoogdringendheid is beschikt de behandelaar over enige tijd die hem mogelijks toelaat een opname op vrijwillige basis te realiseren of een second opinion in te winnen bij een arts die met de behandelaar geen bindingen heeft, al dient de patiënt met deze voorstellen wel akkoord te gaan.

Het is de vraag of een vrederechter de omstandige geneeskundige verklaring van de behandelaar als ongepast zal afwijzen wanneer deze aan alle hoger uiteengezette vereisten voldoet en aangetoond wordt dat de mening van een buitenstaander niet kon ingewonnen worden door een gebrek aan medewerking van de te beschermen persoon.

Op grond van artikel 30 van de wet heeft de indiener van het verzoekschrift de mogelijkheid om als betrokken partij hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de vrederechter. De wet voorziet echter dat de rechtbank van eerste aanleg drie maanden tijd heeft voor het wijzen van een definitief vonnis.

Beroepsgeheim17/03/2001 Documentcode: a092006
Voorlopige bewindvoering en geneeskundige verklaringen

Een provinciale raad stelt de vraag of een ziekenhuisarts, die een patiënt heeft behandeld die dringend van een rusthuis naar een ziekenhuis werd overgebracht, aan de voorlopige bewindvoerder van deze patiënt een attest mag afleveren waaruit blijkt dat betrokken patiënt in een staat van dehydratatie en ondervoeding in het ziekenhuis zou zijn aangekomen, met de bedoeling de voorlopige bewindvoerder in staat te stellen gebeurlijk een gerechtelijke procedure aan te spannen waarbij het rusthuis hiervoor verantwoordelijk zou worden gesteld.

Advies van de Nationale Raad :

Krachtens artikel 488bis-F van het Burgerlijk Wetboek mag de voorlopige bewindvoerder de beschermde persoon enkel in rechtsprocedure als eiser vertegenwoordigen mits bijzondere toelating van de vrederechter, behalve in vier gevallen die hier niets terzake doen. De voorlopige bewindvoerder die een aansprakelijkheidsvordering wil instellen op grond van de lichamelijke of geestelijke toestand waarin de beschermde persoon zich bevindt, moet kunnen bewijzen dat hij daartoe door de vrederechter werd gemachtigd.

Voor zover deze bijzondere machtiging wordt aangetoond dient de voorlopige bewindvoerder beschouwd als optredend in de plaats van de beschermde persoon althans wat het beheer van de goederen betreft. Onder goederenbeheer valt het vorderingsrecht op schadevergoeding. In dit kader heeft de geneesheer bij toepassing van artikel 67 van de Code van geneeskundige plichtenleer het recht maar zonder daartoe verplicht te zijn aan de voorlopige bewindvoerder die hem erom verzoekt een getuigschrift betreffende de gezondheidstoestand van de beschermde persoon te overhandigen. De geneesheer beslist over de inhoud van dit attest en kan desgevallend weigeren het af te leveren. Bij zijn beslissing zal hij zich laten leiden door het belang van de patiënt en het beroepsgeheim.

In dit verband dient te worden opgemerkt dat overeenkomstig de leer van het Hof van Cassatie "het beroepsgeheim waartoe artikel 458 van het Strafwetboek onder meer de geneesheren, heelkundigen en andere gezondheidsverzorgers verplicht de bescherming beoogt van de patiënt; dat het daarin besloten liggende verbod om, behoudens rechtvaardigingsgrond, feiten bekend te maken die aanleiding kunnen geven tot strafrechtelijke vervolgingen ten laste van de patiënt, niet kan worden uitgebreid tot feiten waarvan de patiënt het slachtoffer zou zijn." (Cass. 9 februari 1988, nr. 346, Arresten van het Hof van Cassatie, 1987-1988, 720).

Dit advies wordt ter informatie overgemaakt aan de Vereniging van Vrederechters.

Getuigschrift19/08/2000 Documentcode: a090016
Aanrekenen van administratieve kosten voor medische verslagen en attesten

Een provinciale raad stuurt de Nationale Raad een brief door van een arts die vraagt of de administratieve kosten die het opstellen van medische attesten en verslagen met zich brengt niet kunnen worden doorgerekend aan de aanvragende instantie, in casu de mutualiteiten en de verzekeringsmaatschappijen.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad besprak in zijn vergadering van 19 augustus 2000 de brief van dr. X betreffende het aanrekenen van administratieve onkosten aan de instantie die getuigschriften en verslagen vraagt bestemd voor sociale voorzieningen of voor de terugbetaling van medicatie.

Naar zijn weten bestaan er noch wettelijke basis noch deontologische richtlijnen om deze onkosten in rekening te brengen aan de verzekeringsinstelling.
De artikels 58 en 102 van de Code van geneeskundige plichtenleer kunnen niet in die zin geïnterpreteerd worden.
De Nationale Raad is zich wel bewust van deze steeds toenemende aanvraag en van de werklast die eruit voortvloeit voor de arts, maar wijst erop dat de arts verplicht is dit te aanvaarden om zijn patiënt te verzekeren van de beste zorg die zijn gezondheidstoestand vergt.

Bij het codenummer 109012 ("advies") van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen wordt bepaald dat het slaat op het opmaken en ondertekenen, buiten welk onderzoek van de zieke ook, van getuigschriften, farmaceutische voorschriftbriefjes en allerlei bescheiden. Dit honorarium voor advies mag nooit samengevoegd worden met dat voor raadpleging of bezoek.

De interpretatieregel 200-5 heeft nader bepaald dat de verzekerde bij het opmaken van het bescheid aanwezig moet zijn; er werd ook aan toegevoegd dat vragen om inlichtingen vanwege de adviserend geneesheer daarin niet bedoeld zijn en dat geen verzekeringsvergoeding mag verleend worden aan de behandelende arts die ze verstrekt.

Een wijziging van de nomenclatuur die aan uw opmerkingen zou tegemoetkomen behoort tot de bevoegdheid van de ad-hocdiensten van het Riziv (Dienst voor Geneeskundige Verzorging en Technische Raad) waar het probleem kan aangekaart worden door de beroepsverenigingen.

Art. 58 a) en b) (Gewijzigd op 22 september 1993) van de Code van geneeskundige plichtenleer

Binnen uitdrukkelijk vastgelegde perken, gelden wettelijke uitzonderingen voor de hierna opgesomde gevallen. De geneesheer moet in geweten oordelen of hij door het beroepsgeheim toch niet wordt verplicht bepaalde gegevens niet mede te delen.

a) Het verstrekken van inlichtingen, in het kader van de wetgeving op de ziekte- en invaliditeitsverzekering, aan de geneesheren-inspecteurs van de dienst voor geneeskundige controle van het RIZIV, in zoverre die inlichtingen noodzakelijk zijn voor hun controle-opdracht en binnen de perken ervan blijven.

Het verstrekken van deze inlichtingen en het aanwenden ervan door de geneesheren-inspecteurs zijn onderworpen aan het eerbiedigen van het beroepsgeheim.

b) Het verstrekken van inlichtingen of medische gegevens over de verzekerde, aan de geneesheren-adviseurs van verzekeringsinstellingen tegen ziekte en invaliditeit en binnen de perken van de medisch-sociale raadplegingen.

De geneesheer-adviseur van een verzekeringsinstelling is, zoals elke andere geneesheer, gebonden door het beroepsgeheim; hij moet aan die instelling uitsluitend zijn besluiten op administratief vlak mededelen.

Art. 102 van de Code van geneeskundige plichtenleer

De geneesheer moet gewetensvol en in alle objectiviteit elk voor het verkrijgen van sociale voordelen vereist document opstellen.