keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Vorige pagina

2

pagina

Beroepsgeheim16/10/1993 Documentcode: a063004
Medicard

Patiënten die een "Medicard"-overeenkomst hebben gesloten met de verzekeringsmaatschappij X dienen deze Medicard voor te leggen in geval van hospitalisatie.

Het ziekenhuis dat met X een Medicard-overeenkomst gesloten heeft, heeft dan recht op rechtstreekse betaling door de verzekeringsmaatschappij van het gedeelte van de hospitalisatiekosten dat ten laste valt van de patiënt. Het ziekenhuis moet de verzekeraar hiertoe zo vlug mogelijk een behoorlijk en volledig ingevuld hospitalisatieformulier doen geworden. X stelt dergelijke formulieren ter beschikking van de ziekenhuizen, doch deze moeten enkel gebruikt worden wanneer de gevraagde inlichtingen niet op een andere manier aan de verzekeraar kunnen worden bezorgd.

De geneesheer-directeur van een ziekenhuis stelt zich nu de vraag of de arts, gelet op de bepalingen van de Wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, verplicht is het voor de verzkeringsmaatschappij bestemde formulier in te vullen, meer bepaald het punt 5 (5.8. en 5.9.), waarin de oorzaak van de hospitalisatie en de medische gegevens betreffende de aandoening van de verzekerde gedurende zijn hospitalisatie gevraagd worden.

Advies van de Nationale Raad:

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren heeft in zijn vergadering van 16 oktober 1993 kennis genomen van uw adviesaanvraag van 8 maart 1993 met betrekking tot de MEDICARD-hospitalisatieverzekering en de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst.

In verband met art. 95 al. 1 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst heeft de Nationale Raad volgende twee vragen bestudeerd:

1- is het MEDICARD-hospitalisatieformulier zoals het u door X werd voorgelegd (punten 4 en 5: verklaring en inlichtingen te verstrekken door de verzekerde) in overeenstemming met de bepalingen van de wet op de landverzekeringsovereenkomst ?

2- indien niet, zou het wel in overeenstemming zijn met deze wet als er onder punt 5 zou staan dat het de arts is die de gevraagde gegevens moet invullen en ondertekenen ?

Zo ja, is de arts dan deontologisch verplicht de geneeskundige verklaring af te geven, meer bepaald wat de aandoening van de verzekerde gedurende zijn hospitalisatie betreft ?

De Nationale Raad is van oordeel dat de door X voorgestelde werkwijze niet geheel in overeenstemming is met voornoemde wettelijke bepaling noch met de richtlijnen die de Nationale Raad daaromtrent uitvaardigde in zijn vergadering van 16 januari 1993:

- in tegenstelling tot wat door X voorzien wordt, is het de door de verzekerde gekozen arts en niet het ziekenhuis (zie punt 4.1 van het MEDICARD-hospitalisatieformulier) noch de verzekerde zelf (zie punt 5 van dit formulier) die de voor de verzekeraar bestemde geneeskundige verklaringen aflevert aan de verzekerde; de omstandigheid dat het ziekenhuis zou optreden op verzoek van de betrokken patiënt doet hieraan niets af;

- zelfs in de veronderstelling dat het de door de verzekerde gekozen arts is die de gegevens i.v.m. de gezondheidstoestand van de betrokken verzekerde attesteert, legt de wet de geneesheer op deze te overhandigen aan de verzekerde en ze dus niet rechtstreeks door te sturen naar de verzekeringsmaatschappij.

Volgens de informatie verstrekt door de Nationale Raad van de Orde der geneesheren mag de door de verzekerde gekozen arts de benodigde documenten rechtstreeks bezorgen aan de met naam genoemde adviserend arts van de verzekeringsmaatschappij, mits toestemming van de verzekerde.

Identiteitskaart (Medische-)19/11/1988 Documentcode: a043022
Microprocessorkaart

Door de Minister van Sociale Zaken wordt voor advies de tekst voorgelegd van een pilootstudie inzake het gebruik van microprocessorkaarten in de medische sector.

Advies van de Nationale Raad:

ln antwoord op Uw brief van 28 oktober 1988 aangaande het gebruik van een microprocessorkaart in de medische sector, doet de Nationale Raad U het antwoord toekomen dat op 7 september 1988 ter attentie van Dr Drumaux van het Ministerie van de Franse Gemeenschap werd geformuleerd.

De principiële bezwaren die op dit ogenblik kunnen worden opgeworpen m.b.t. het gebruik, op grote schaal, van een microprocessor waarin de belangrijkste gegevens van het medisch dossier zijn opgeslagen, zijn de volgende:

1‑ Het ontbreken in ons land van een wet op de bescherming van de privacy en meer bepaald, de vrijwaring van de dossiers die in computers zijn opgeslagen.

De recente gebeurtenissen hebben eens te meer aangetoond dat het volkomen illusoir is te menen dat de vertrouwelijkheid van de opgeslagen gegevens kan worden gewaarborgd.

2‑ Technisch gesproken blijkt, dat een moderne en efficiënte wachtdienst slechts correct kan functioneren in een ziekenhuis dat uitgerust is om binnen de kortste tijd, zowel bij dag als bij nacht, de essentiële onderzoekingen te verrichten.

In de praktijk worden de meeste onderzoekingen uitgesteld zelfs indien de patiënt precieze gegevens over zijn gezondheidstoestand op zich draagt. De verantwoordelijkheid van de artsen staat op het spel indien zij zonder verdere controle dergelijke documenten vertrouwen. Het is algemeen geweten dat de bloedgroep vermeld op identificatiepapieren zelfs in geval van een dringende bloedtransfusie, steeds wordt nagetrokken.

3- Een aantal gegevens zullen in de praktijk nooit op de urgentiekaarten worden vermeld: alcoholisme, AIDS, schizofrenie, toxicomanie e.d. De zieke heeft het volste recht er bij zijn arts op aan te dringen deze gegevens van de kaart te verwijderen.

4‑ De efficiëntie van het systeem kan slechts worden geëvalueerd indien alle artsen en alle ziekenhuizen worden uitgerust met een magneetbandlezer en over toegangskaarten beschikken. Dat veronderstelt evenwel een enorme investering die niet tegen de voordelen van het systeem opweegt. Er mag daarbij niet uit het oog worden verloren dat de microprocessorkaart niet alleen moet gelezen maar tevens vervolledigd of gecorrigeerd kunnen worden door alle gebruikers van het systeem.

5‑ Een niet‑medische kwestie is de monopoliepositie die aan één computerbedrijf zou worden toegekend, monopoliepositie die bovendien aanleiding geeft tot onredelijke kosten.

De meest cruciale vraag komt vanzelfsprekend van de gebruikers zelf: welke personen krijgen toegang tot de magneetkaarten en hoe kan de toegang aan anderen worden ontzegd ?

Volgens de pilootstudie zouden de initiatiefnemers zelf de terminals plaatsen in de transfusiecentra en het hulpcentrum 900. Dat voorbeeld is treffend: het is precies in dergelijke centra dat een urgentiekaart het minst nuttig is. Een transfusiecentrum en de dispatching 900 moeten het dossier van de patiënt niet kennen om in te grijpen.

Het is voor ons onmogelijk om in te staan voor een (gratis ?) verdeling van terminals onder alle artsen aangezien een aantal onder hen werkzaam zijn als deskundigen en het beroepsgeheim met hen niet mag worden gedeeld. Aangezien een reeks van deze artsen slechts occasioneel als deskundige optreedt, kan bovendien geen volledige lijst van de geneesheren‑deskundigen worden opgesteld.

Voorts zullen de werkgevers dankbaar gebruik maken van een dergelijke kaart ! De werkzoekende die weigert zijn kaart aan de werkgever of de bedrijfsarts voor te leggen, zal zeker niet worden aangeworven.

Het kan niet genoeg worden onderstreept dat het bijna volstrekt onmogelijk is personen die over een PC beschikken de toegang tot andere systemen te ontzeggen: de gemiddelde intelligente gebruiker van een PC kan zichzelf toegang verschaffen tot de meeste kaarten, ongeacht de gebruikte beveiligingen.

Identiteitskaart (Medische-)21/11/1987 Documentcode: a039005
Biokaart - Medikaart

Biokaart ‑ Medikaart

Naar aanleiding van een door de Nationale Raad in juli 1987(1) uitgebracht advies m.b.t. de medische urgentiekaart, deelt de Minister van Volksgezondheid en Leefmilieu van de Vlaamse Gemeenschap in zijn schrijven aan de Nationale Raad mede dat "het decreet van 23 december 1986 houdende het invoeren van een eenvormige medische urgentiekaart en het uitvoeringsbesluit van 25 juni 1987 tot vaststelling van de praktische modaliteiten ter uitvoering van artikel 4 van voornoemd decreet, rekening houden met de bezwaren die bestaan tegen het invoeren van medische kaarten als Medicard of Biokaart, zoals geformuleerd in de adviezen van de Orde der geneesheren. Het voornoemde B.V.E. van 25 juni 1987 zal binnenkort in het Belgisch Staatsblad verschijnen. De huidige reglementering is uitgewerkt vanuit de bekommernis om privacy, medisch geheim en optimale zorgverlening in urgente situaties te waarborgen".

Na beraadslaging is de Nationale Raad de mening toegedaan dat het uitvoeringsbesluit van 25 juni 1987 geenszins de gevraagde garanties biedt en deelt aan de Minister mede:

De Nationale Raad heeft tot zijn spijt vastgesteld dat het besluit van de Vlaamse Executieve van 25 juni 1987 geen enkele van de garanties biedt die de Nationale Raad heeft gevraagd in zijn advies van 18 juli 1987 waarvan een kopie gaat als bijlage.

(1) Tijdschrift Nationale Raad nr 38 (dec. 1987), p.11.

Identiteitskaart (Medische-)18/07/1987 Documentcode: a038003
Biokaart - Medicard

Biokaart ‑ Medicard

Op de Nationale Raad liep een adviesaanvraag binnen vanwege het Belgisch Verbond der Syndicale Artsenkamers in verband met de houding die de geneesheren moeten aannemen ten overstaan van de microprocessorkaarten waarin gegevens uit het medisch dossier worden opgeslagen en die eerstdaags op de markt zullen worden gebracht.

De Nationale Raad heeft in deze materie reeds eerder een advies uitgebracht. Nadat eens te meer wordt gewezen op de gevaren van dergelijke kaarten, zowel op het stuk van het medisch beroepsgeheim als op dat van de medische zekerheid, en met name het continu bijhouden van de opgeslagen informatie, wordt door een aantal leden van de Raad voorgesteld binnen de Nationale Raad een commissie op te richten belast met een meer algemene studie van de problemen die rijzen naar aanleiding van de toenemende automatisering.

De Nationale Raad beslist in zijn antwoord aan het Belgisch Verbond der Syndicale Artsenkamers te herinneren aan zijn advies van 21 mei 1980 en een kopie van bedoeld antwoord te richten aan de heren Ministers Dehaene, Demeester, Lenssens, Steyaert en Bertouille.

Antwoord van de Nationale Raad:

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 18 juli 1987 uitgebreid beraadslaagd over de problemen die rijzen naar aanleiding van het invoeren van de biokaart en medicard.

De Nationale Raad herinnert in dat verband aan zijn advies uitgebracht op 21 mei 1980 (O.T. nr 28, 1979‑1980).

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren wenst het publiek te waarschuwen voor de gevaren verbonden aan de recent met veel publiciteit aangekondigde verspreiding van een medische identiteitskaart "Medicard".

De Nationale Raad is van mening dat deze kaart aan de patiënt enkel een vals gevoel van veiligheid kan geven daar de summiere informatie eerder misleidend dan helpend kan zijn. Zo mag de "Medicard" bij voorbeeld in geen geval de momenteel in omloop zijnde bloedgroepkaartjes vervangen en zal zij eerder verouderde en onvolledige dan recente gegevens over diagnose en behandeling verstrekken.

Daarnaast wijst de Nationale Raad erop dat het gebruik van de kaart tot een schending van de privacy kan leiden en door onbevoegden voor doeleinden kan gebruikt worden waarvoor zij niet bestemd is.

De Nationale Raad herinnert bij deze gelegenheid aan de in dit verband reeds eerder aan het geneesherencorps uitgebrachte adviezen. Het zou zeer nuttig zijn wanneer elke patiënt de naam en het telefoonnummer van zijn huisarts bij zich zou hebben met daarnaast, zo nodig, een gesloten en gedateerde brief van deze met de noodzakelijke en bijgehouden gegevens over de gezondheidstoestand van de betrokkene.

De Nationale Raad legt de nadruk op de gevaren verbonden aan het gebruik van een dergelijke kaart.

Zij geeft de patiënten met name een vals gevoel van veiligheid. Voorts is de waarde ervan hoogst twijfelachtig gezien de onvolledigheid van de opgeslagen informatie en de moeilijkheden rond het bijhouden ervan.

Bij gebrek aan een wettelijke bescherming van de persoonlijke levenssfeer, is het gevaar voor schending van de privacy van de patiënt bovendien niet denkbeeldig.

Een veralgemening van dit geautomatiseerd systeem zou ten slotte kosten meebrengen die absoluut niet in verhouding staan tot de door de promotors voorgespiegelde voordelen.

Anderzijds wordt door een arts gevraagd of de medewerking met Medicard conform is met de principes uitgevaardigd door de Orde der geneesheren. Het betreft met name een pilootstudie waarbij aan een aantal huisartsen en specialisten wordt gevraagd alle gegevens waarover zij beschikken via een microprocessor in de Medicard op te slaan.

De Nationale Raad doet opmerken dat voor elke pilootstudie een protocol is vereist en dat al degenen die aan het experiment hun medewerking verlenen, over de eventuele gevaren ervan moeten worden ingelicht.

Antwoord van de Nationale Raad:

Om te kunnen antwoorden op de door U gestelde vraag zou de Nationale Raad moeten kennis nemen van het protocol van de geplande pilootstudie met Medicard.

Als bijlage gaat een recent advies van de Nationale Raad betreffende het probleem van de biokaart en de medicard.

De Nationale Raad maakt er U op attent dat het schriftelijk protocol zeker moet worden opgesteld alvorens een pilootstudie aan te vatten en dat dit protocol dient te worden goedgekeurd door een door de Nationale Raad erkende ethische commissie of door de Nationale Raad zelf.

Identiteitskaart (Medische-)21/03/1987 Documentcode: a036021
Identiteitskaart

De Nationale Raad wordt door de Minister van Volksgezondheid om advies verzocht in verband met het voorstel van een gemeentelijke administratie om, op het uitdrukkelijke verzoek van de belanghebbende, facultatieve medische gegevens op de nieuwe identiteitskaart te vermelden: hemofilie type A, Factor VIII deficiëntie, bloedgroep O Rh+.

Zonder ook maar enigszins aan de goede bedoelingen van het gemeentebestuur te twijfelen, meent de Nationale Raad toch dat het gevaarlijk is om informatie te vermelden die, o.a. op het punt van de tewerkstelling, tot discriminatie zou kunnen leiden.

Advies van de Nationale Raad:

Met referte aan Uw schrijven van 4 februari 1987 betreffende de vermelding van medische gegevens op de keerzijde van de nieuwe identiteitskaarten, heb ik de eer U te laten weten dat de Nationale Raad, in zijn vergadering van 21 maart 1987, een negatief advies heeft verleend.

De Nationale Raad herinnert bij deze gelegenheid aan de in dit verband reeds eerder uitgebrachte adviezen. Het zou zeer nuttig zijn wanneer elke patiënt de naam en het telefoonnummer van zijn huisarts bij zich zou hebben met daarnaast, zo nodig, een gesloten en gedateerde brief van deze met de noodzakelijke en bijgehouden gegevens over de gezondheidstoestand van de betrokkene.

Advies Medicard gepubliceerd in het O.T. nr 28 (1979‑1980):

De Nationale Raad werd van verscheidene zijden geïnterpeleerd in verband met de zogenaamde «Medicard», een «medische identiteitskaart» die op initiatief van een beroepsvereniging van geneesheren en door bemiddeling van een farmaceutisch bedrijf, aan het publiek werd voorgesteld.

De Nationale Raad heeft in 1977 dit probleem reeds nader onderzocht naar aanleiding van een voorstel van de Raad van Europa tot invoering van de «internationale ziektekredietkaart».

Nadat de voor‑ en nadelen van dit systeem werden afgewogen en omwille van de ruchtbaarheid die dit initiatief kreeg in de pers, heeft de Nationale Raad het nodig geacht het publiek te waarschuwen tegen de gevaren inherent aan dit soort documenten.

PERSCOMMUNIQUE (21 mei 1980)

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren wenst het publiek te waarschuwen voor de gevaren verbonden aan de recent met veel publiciteit aangekondigde verspreiding van een medische identiteitskaart «Medicard».

De Nationale Raad is van mening dat deze kaart aan de patiënt enkel een vals gevoel van veiligheid kan geven daar de summiere informatie eerder misleidend dan helpend zal zijn. Zo mag de Medicard bijvoorbeeld in geen geval de momenteel in omloop zijnde bloedgroepkaartjes vervangen en zal zij eerder verouderde en onvolledige dan recente gegevens over diagnose en behandeling verstrekken.

Daarnaast wijst de Nationale Raad erop dat het gebruik van de kaart tot een schending van de privacy kan Ieiden en door onbevoegden voor doeleinden kan gebruikt worden waarvoor zij niet bestemd is.
De Nationale Raad herinnert bij deze gelegenheid aan de in dit verband reeds eerder aan het geneesherencorps uitgebrachte adviezen. Het zou zeer nuttig zijn wanneer elke patiënt de naam en het telefoonnummer van zijn huisarts bij zich zou hebben met daarnaast, zo nodig, een gesloten en gedateerde brief van deze met de noodzakelijke en bijgehouden gegevens over de gezondheidstoestand van de betrokkene.

Identiteitskaart (Medische-)17/05/1980 Documentcode: a028030
Medicard

De Nationale raad werd van verscheidene zijden geïnterpelleerd in verband met de zogenaamde «Medicard», een «medische identiteitskaart» die op initiatief van een beroepsvereniging van geneesheren en door bemiddeling van een farmaceutisch bedrijf, aan het publiek werd voorgesteld.

De Nationale raad heeft in 1977 dit probleem reeds nader onderzocht naar aanleiding van een voorstel van de Raad van Europa tot invoering van de «internationale ziekte kredietkaart».

Nadat de voor en nadelen van dit systeem werden afgewogen en omwille van de ruchtbaarheid die dit initiatief kreeg in de pers, heeft de Nationale raad het nodig geacht het publiek te waarschuwen tegen de gevaren inherent aan dit soort documenten.

PERSCOMMUNIQUE (21 mei 1980)

De Nationale raad van de Orde der Geneesheren wenst het publiek te waarschuwen voor de gevaren verbonden aan de recent met veel publiciteit aangekondigde verspreiding van een medische identiteitskaart «Medicard».

De Nationale raad is van mening dat deze kaart aan de patiënt enkel een vals gevoel van veiligheid kan geven daar de summiere informatie eerder misleidend dan helpend zal zijn. Zo mag de Medicard bij voorbeeld in geen geval de momenteel in omloop zijnde bloedgroepkaartjes vervangen en zal zij eerder verouderde en onvolledige dan recente gegevens over diagnose en behandeling verstrekken.

Daarnaast wijst de Nationale raad erop dat het gebruik van de kaart tot een schending van de privacy kan leiden en door onbevoegden voor doeleinden kan gebruikt worden waarvoor zij niet bestemd is.

De Nationale raad herinnert bij deze gelegenheid aan de in dit verband reeds eerder aan het geneesherenkorps uitgebrachte adviezen. Het zou zeer nuttig zijn wanneer elke patiënt de naam en het telefoonnummer van zijn huisarts bij zich zou hebben met daarnaast, zo nodig, een gesloten en gedateerde brief van deze met de noodzakelijke en bijgehouden gegevens over de gezondheidstoestand van de betrokkene.

Vorige pagina

2

pagina