Bewaring van medische ziekenhuisgegevens
Naar aanleiding van het antwoord van mevrouw M. AELVOET, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, op een parlementaire vraag van de heer volksvertegenwoordiger Filip ANTHUENIS van 13 september 2000 omtrent "Ziekenhuizen – Bijhouden van medische gegevens – Beheer van grootschalige archieven door firma's" onderzoekt de Nationale Raad of deze stellingname niet (gedeeltelijk) in tegenspraak is met het advies dat de Nationale Raad uitbracht op 16 januari 1999 betreffende de stockering door een handelsfirma van de medische gegevens van een huisarts.
Brief van de Nationale Raad aan minister AELVOET :
De gedachtewisseling in de Nationale Raad betrof uw mededeling dat "Het stockeren van medische dossiers buiten het ziekenhuis dus niet (is) toegelaten" en dat "het stockeren van medische dossiers van overleden patiënten buiten het ziekenhuis dus niet (wordt) voorzien zodat men moet aannemen dat deze in het ziekenhuis moeten worden bewaard".
Op 16 januari 1999 bracht de Nationale Raad wat betreft het medisch archief van een huisarts advies uit (bijlage 1) omtrent "Stockering van medische gegevens door een handelsfirma" en op 19 juni 1999 verleende de Nationale Raad advies (bijlage 2) omtrent "Medisch archief – Verantwoordelijke voor de opslag ervan in het ziekenhuis".
De Nationale Raad werd reeds geraadpleegd door ziekenhuizen die geconfronteerd worden met een (nijpend) plaatsgebrek om hun medisch archief te stockeren en het is de Nationale Raad bekend dat in dit verband door een ziekenhuis een afzonderlijke opslagplaats werd gehuurd teneinde aan het zich steeds acuter stellende stockeringsprobleem te verhelpen.
De Nationale Raad stelt vast dat uw standpunt dit – reëel en steeds groeiend – probleem niet oplost.
De vereiste bewaring van medische gegevens in een ziekenhuis beoogt de verzekering van de continuïteit van de zorgen.
Er dient dus enerzijds onderscheid gemaakt te worden tussen het zogenaamde "dode" archief, niet onmiddellijk nodig of nuttig voor de continuïteit van de zorgen in het betreffende ziekenhuis, en het zogenaamde "levende" archief, vereist voor de continuïteit van de zorgen.
Daarenboven wordt het archief meer en meer geïnformatiseerd, waarbij de onmiddellijke beschikbaarheid van het geïnformatiseerde archief "in" het ziekenhuis de mogelijkheid biedt het basisarchief – minstens wat het dode archief betreft – zonder enig bezwaar of nadeel elders te stockeren.
In functie van de hierboven uiteengezette beperkingen en van de eerbiediging van het advies van 16 januari 1999 dat het “beheer” (cf. de parlementaire vraag) van het archief door een handelsfirma verwerpt, ziet de Nationale Raad geen probleem in geval van stockering door deze laatste. Deze formule verschilt inderdaad niet van het eenvoudig huren van een opslagplaats aan een verhuurder die geen handelsfirma is.
De Nationale Raad meent aldus "in het ziekenhuis" als "door het ziekenhuis" te kunnen lezen.
Hij is daarbij van mening dat de definitie van een ziekenhuis door het artikel 2 van het Koninklijk besluit van 7 augustus 1987 houdende coördinatie van de wet op de ziekenhuizen de door hem voorgestane zienswijze niet in de weg staat.
De Nationale Raad zal het op prijs stellen uw beoordeling van deze benadering te mogen kennen om, in voorkomend geval, zich over het zich uitbreidende probleem, dat alleszins een (spoedige) oplossing vereist, opnieuw te beraden.
Advies van de Nationale Raad van 16 januari 1999, TNR nr. 84, p.18
De Nationale Raad is van oordeel dat deze vorm van stockering deontologisch geoorloofd is op voorwaarde dat gewaarborgd wordt dat deze archieven uitsluitend toegankelijk zijn voor de arts die verantwoordelijk is voor de archieven of voor een door deze arts aangewezen persoon, die handelt onder de medische en/of functionele verantwoordelijkheid van deze arts.
Advies van de Nationale Raad van 19 juni 1999, TNR nr. 86, p.18
Krachtens artikel 6, 5° van het Koninklijk Besluit van 15 december 1987 houdende uitvoering van de artikels 13 tot en met 17 van de wet op de ziekenhuizen, behoort het aan de hoofdgeneesheer van het ziekenhuis erover te waken dat in het ziekenhuis maatregelen worden genomen om een medisch dossier, als onderdeel van het patiëntendossier, voor elke patiënt aan te leggen en in het ziekenhuis te bewaren, onder zijn verantwoordelijkheid.
[…]