keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Arts-Apotheker20/06/2020 Documentcode: a167015
Verkoop van zelftesten in apotheken - Samenwerking met de behandelende arts

Een provinciale raad van de Orde der artsen vraagt het standpunt van de nationale raad van de Orde der artsen over het aanbieden door de apotheker van de gezondheidsapplicatie FibriCheck, zonder samenwerking met de behandelende arts van de betrokken patiënt.

Context

FibriCheck is een gezondheidsapplicatie die hartritmestoornissen zoals voorkamerfibrillatie, vroegtijdig kan ontdekken.

Binnen het Mobile Health-beleid maakt de toepassing van FibriCheck deel uit van één van de proefprojecten geselecteerd door de experten van het RIZIV en de FOD Volksgezondheid, het Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten (FAGG) en het eHealth-platform.(1)

Advies van de nationale raad

In zijn eerder advies van 8 april 2017, "Verkoop van zelftesten in apotheken", stelt de nationale raad dat zelftesten beantwoorden aan de vraag van de burger en kaderen binnen de concepten van zelfbeschikking en patient empowerment. Het laagdrempelige karakter van de zelftesten zet patiënten aan tot verantwoordelijkheid en deelname aan de zorg en draagt bij tot een toegankelijk(er) gezondheidszorgsysteem(2).

Zelftesten zijn evenwel slechts bruikbaar en zinvol mits voldaan is aan bepaalde voorwaarden.

Vooreerst dient de gebruikte gezondheidsapplicatie betrouwbaar en veilig te zijn. De CE-markering van FibriCheck(3) geeft aan dat de software conform is met de Europese regelgeving(4) en beantwoordt aan de Europese vereisten inzake veiligheid, gezondheid en bescherming van het leefmilieu(5). Een CE-markering is evenwel geen absolute veiligheidsgarantie.

Om de kwaliteit en de continuïteit van de zorg te garanderen, vergt het gebruik van gezondheidsapplicaties de nodige omkadering. Een meting van het hartritme is slechts nuttig wanneer dit wordt geïnterpreteerd door een arts met het oog op het stellen van een diagnose en het instellen van een behandeling. Ingeval de gezondheidsapplicatie een afwijkend testresultaat aangeeft, kan de behandelende arts de resultaten analyseren, de patiënt geruststellen en hem helpen zijn diagnose te begrijpen.

De apotheker kan de gezondheidsapplicatie op vraag van de patiënt of de arts aanbieden en de nodige informatie verstrekken omtrent het doel ervan en de gebruiksaanwijzingen, maar enkel de arts is wettelijk bevoegd om "gewoonlijk handelingen te verrichten die tot doel hebben, of worden voorgesteld tot doel te hebben, bij een menselijk wezen, hetzij het onderzoeken van de gezondheidstoestand, hetzij het opsporen van ziekten en gebrekkigheden, hetzij het stellen van de diagnose, het instellen of uitvoeren van een behandeling van een fysieke of psychische, werkelijke of vermeende pathologische toestand, hetzij de inenting".(6)

De medewerking van de huisarts of de behandelende arts-specialist is essentieel bij proefprojecten waar er gebruik wordt gemaakt van de gezondheidsapplicatie FibriCheck. Het project waarbij de gezondheidsapplicatie wordt aangeboden op initiatief van de apotheker, zonder de patiënt te wijzen op de noodzakelijke medische omkadering en opvolging door zijn behandelende arts, kan niet worden ondersteund door de nationale raad van de Orde der artsen.



(1) https://www.riziv.fgov.be/nl/themas/zorgkwaliteit/e-gezondheid/Paginas/mobile-health.aspx; https://www.riziv.fgov.be/SiteCollectionDocuments/mobile_health_eGezondheid_24projecten.pdf

(2) Advies van de nationale raad van 8 april 2017, "Verkoop van zelftesten in apotheken", a157001

(3) https://www.fibricheck.com/nl/fitbit-en-fibricheck-lanceren-eerste-medisch-gecertificeerde-hartritmestoornisapp-op-smartwatch/

(4) Onder meer de Richtlijn 93/42/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende medische hulpmiddelen

(5) https://www.belgium.be/nl/economie/handel_en_consumptie/producten_en_diensten/non_food-producten/ce-label

(6) Art. 3, § 1, Gecoördineerde van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen

Collusie16/02/2019 Documentcode: a164001
Mag een arts eigenaar zijn van een officina-apotheek?

De nationale raad van de Orde der artsen heeft de vraag of een arts eigenaar mag zijn van een officina-apotheek onderzocht.

Advies van de nationale raad :

In zijn vergadering van 16 februari 2019 heeft de nationale raad van de Orde der artsen onderzocht of een arts eigenaar mag zijn van een officina-apotheek.

1°/ Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen het beheer van de officina-apotheek en het bezit ervan.

Een apotheek moet onder de verantwoordelijkheid staan van een apotheker-titularis die de eindverantwoordelijkheid draagt en aansprakelijk is voor de kwaliteit van de geneesmiddelen en andere gezondheidsproducten die in de apotheek worden afgeleverd.

De eigendom van een officina is echter niet voorbehouden aan een apotheker; een arts mag er eigenaar van zijn, persoonlijk of onrechtstreeks door het bezit van aandelen van een rechtspersoon die er de eigenaar van is(1).

2°/ Alleen apothekers en apotheekassistenten mogen praktiseren in de apotheek.

Bij deze beroepskwalificatievereiste komt nog een specifieke onverenigbaarheid voor de artsen: artikel 22 van de voornoemde wet van 10 mei 2015 verbiedt de gelijktijdige uitoefening van de geneeskunde en van de artsenijbereidkunde, zelfs aan de houders van de diploma's die het recht verlenen elk van deze beroepen uit te oefenen.

3°/ De arts, eigenaar-vergunninghouder van een officina, dient de autonomie van de apotheker-titularis te respecteren en geen handeling noch beperking op te leggen die de naleving van de hem opgelegde wettelijke en deontologische vereisten verhindert.

De arts dient, van zijn kant, zijn beroepsonafhankelijkheid te vrijwaren en erop toe te zien dat er ook geen schijn van afhankelijkheid of collusie is.



(1) Zie met name artikel 8, lid 5, van de wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen


Geneeskunde (Preventieve-)08/04/2017 Documentcode: a157001
Verkoop van zelftesten in apotheken

De nationale raad onderzocht de verkoop van zelftesten in apotheken voor het thuis opsporen of opvolgen van bepaalde gezondheidsproblemen.

Advies van de nationale raad :

De nationale raad besprak in de vergadering van 8 april 2017 de verkoop van zelftesten in apotheken voor het thuis opsporen of opvolgen van bepaalde gezondheidsproblemen.

Inleiding
Het gebruik van zelftesten voor het opvolgen van welbepaalde chronische ziekten is sinds lange tijd ingeburgerd in de gezondheidszorg. De thuis opgemeten resultaten, zoals glucosewaarden of stollingstijden, worden doorgegeven aan de behandelend arts en betekenen een meerwaarde voor de behandeling.
De nieuwe, nu beschikbare zelftesten geven een antwoord aan de persoon over diens gezondheidstoestand.
Door het grote aantal testen en hun verscheidenheid kan de nationale raad enkel algemene aanbevelingen uitvaardigen.

Op wettelijk vlak
De zelftesten vallen onder het toepassingsgebied van de richtlijn 98/79/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek (gedefinieerd in artikel 2. d) en het koninklijk besluit van 14 november 2001 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitro (gedefinieerd in artikel 1, §2, 6).

Op ethisch en deontologisch vlak
Een medisch-ethische reflectie wordt gemaakt op basis van het principlisme (cf. Principles of Biomedical Ethics, Tom L. Beauchamp and James F. Childress), een universeel bruikbaar framework steunend op de principes: "autonomie", "beneficence", "non-maleficence" en "justice".

Op het vlak van het autonomieprincipe past het zelftesten binnen het concept van "selfempowerment" van de patiënt en garandeert de methode absolute privacy.

Op het vlak van beneficence zet het laagdrempelige karakter van de zelftest patiënten aan tot deelname aan gezondheidszorg. De zelftest kan ziekten vroegtijdig opsporen en hierdoor een grotere kans bieden op een betere outcome.

Op het vlak van justice is de zelftest binnen het bereik van alle patiënten. Op korte termijn lijkt het waarschijnlijk dat er meer beroep zal gedaan worden op medische zorg om het met de zelftest verkregen resultaat te controleren in een laboratorium. Dit kan een tijdelijke verhoging van de uitgaven in de ziekteverzekering veroorzaken. Op lange termijn kan evenwel verwacht worden dat vroege opsporing de kost zal terugdringen.

Op het vlak van non-maleficence dreigt in bepaalde gevallen het gevaar dat een alleenstaand testresultaat weinig of niets zegt over een bepaalde ziekte en de test meer kwaad dan goed kan berokkenen. Het gevaar bestaat ook dat mensen zich een zelftest aanschaffen terwijl hun draagkracht om met een ongunstig resultaat geconfronteerd te worden, onvoldoende is.

Besluit
Het gebruik van zelftesten beantwoordt aan een vraag van de burger en kadert in de empowerment van de patiënt.

Omwille van de patiëntveiligheid is de nationale raad van mening dat zelftesten enkel mogen afgeleverd worden in een apotheek. De verkoop in aanwezigheid van een apotheker biedt immers de garantie dat de aflevering op maat van de patiënt en met de nodige informatieverstrekking gebeurt. Het geeft ook een waarborg omtrent de authenticiteit, de betrouwbaarheid en houdbaarheid van de testen.

De testen dienen individueel opgevolgd te worden aangaande kwaliteit, specificiteit en sensitiviteit. Artsen die geconfronteerd worden met negatieve voorvallen die gelinkt zijn aan het gebruik van de zelftest, dienen deze te melden aan het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten.

Daarnaast dient de impact van de invoering van de zelftest op de uitgaven van de gezondheidzorg gemonitord te worden.

De nationale raad zal overleg plegen met de patiëntenorganisaties en de Orde van apothekers aangaande deze materie.

Arts-Apotheker24/03/1990 Documentcode: a048015
Gelijktijdige uitoefening van de geneeskunde en de artsenijbereidkunde

Onder referte aan het door de Nationale Raad uitgebracht advies (Tijdschrift nr 35, pag. 17(1), verzoekt een geneesheer-apotheker de Nationale Raad om inlichtingen over de gelijktijdige uitoefening van de geneeskunde en van de artsenijbereidkunde door iemand die tegelijk houder is van een diploma van geneeskunde en van een diploma van artsenijbereidkunde.

Hij vraagt het volgende :

  1. mag de houder van deze twee diploma's gelijktijdig ingeschreven zijn op de Lijst van de Orde der geneesheren en op de Lijst van de Orde der apothekers ?
  2. indien ja, aanvaardt de Nationale Raad dat er omstandigheden zijn waarin de betrokkene beide beroepen zou kunnen uitoefenen ?
  3. indien ja, welke zullen dan de criteria zijn die deze omstandigheden ondubbelzinnig bepalen ?

Tijdens de discussie komen er een aantal vragen naar voren. Het lijkt moeilijk een houder van wettelijke diploma's het verbod op te leggen ingeschreven te zijn op de Lijsten van de betrokken professionele Orden. Is het niet zo dat de inschrijving op de Lijst van een professionele Orde aan diegene die ingeschreven is, het recht toekent om het overeenkomstig beroep uit te oefenen ?
Is de gelijktijdige uitoefening van de geneeskunde en de artsenijbereidkunde echter wel verenigbaar met de deontologische verplichtingen die eigen zijn aan elk beroep en, met de wetteksten die de geneeskunde regelen ?

De Raad acht het noodzakelijk de Orde der apothekers te raadplegen alvorens een advies uit te brengen. Hij stelt voor een vergadering te beleggen van de Bureaus van de Nationale Orden van de geneesheren en van de apothekers.

(1) "Met referte aan uw schrijven aangaande de medisch-farmaceutische cumulatie, heb ik de eer U te laten weten dat de Nationale Raad, in zijn vergadering van 15 november 1986, deze problematiek heeft onderzocht.

De Raad verwijst naar artikel 1 van de wet van 12 april 1958 betreffende de medisch-farmaceutische cumulatie die de gelijktijdige uitoefening van de geneeskunde en van de artsenijbereidkunde verbiedt, zelfs aan houders van diploma's die het recht verlenen elk dezer beroepen uit te oefenen.

Om de Provinciale Raad van de Orde daarnaast in staat te stellen te oordelen of de betrokkene op deontologische gronden vervangingen mag uitvoeren in een apotheek, wenst de Nationale Raad over de concrete gegevens te beschikken die aan de bevoegde Provinciale Raad zullen worden overgemaakt.

Mag ik U derhalve verzoeken mij nadere gegevens te willen mededelen ?"

Arts-Apotheker24/03/1990 Documentcode: a048014
Geneesheer - Apotheker

Geneesheer‑Apotheker

De Raad van de Orde der apothekers van Brabant (N) stelt twee vragen aan de Nationale Raad:
1. Mag men in de hoofding van de brief tegelijk de titel van doctor in de geneeskunde en de titel van apotheker vermelden ?
2. Mag een geneesheer eigenaar zijn van een apotheek uitgebaat door een apothekertitularis ‑ niet‑eigenaar, op hetzelfde adres als dat van de geneesheer ?

Nadat de Raad de artikelen van de Code en de verschillende wetten en Koninklijke Besluiten over dit probleem doorlopen heeft, brengt hij het volgende advies uit:

1. Een geneesheer die houder is van de wettelijke titel van doctor in de genees‑, heel‑ en verloskunde en tegelijk van de wettelijke titel van apotheker mag, krachtens artikel 13, §3 van de Code van Geneeskundige Plichtenleer(1), beide titels vermelden in de hoofding van zijn brieven.

2. Een geneesheer mag eigenaar zijn van een apotheek, uitgebaat door een apotheker‑titularis ‑ niet‑eigenaar, op voorwaarde dat de apotheek en zijn kabinet gevestigd zijn op een verschillend adres.
De Provinciale Raad van de Orde zal op de toepassing van deze regel waken.

(1) Artikel 13 § 3: Op voorschriftenbriefjes, briefpapier of in een niet‑commercieel adresboek, mogen uitsluitend vermeld worden: naam en voornamen, wettelijke titels, universitaire of in ziekenhuis vervulde functies, uitgeoefende specialiteit en vermeldingen die de betrekkingen van de geneesheer met zijn patiënten vergemakkelijken.

Arts-Apotheker15/11/1986 Documentcode: a035014
De geneesheer-apotheker

De geneesheer‑apotheker

Mag een arts in het bezit van een diploma van apotheker en ingeschreven op de lijst van zowel de Orde van geneesheren als de Orde van apothekers, in een apotheek vervangingen uitvoeren en zo ja, onder welke voorwaarden ?

Uit het nader onderzoek van deze aangelegenheid blijkt dat het een arts, conform artikel 1 van de wet van 12 april 1958, verboden is gelijktijdig beide professies uit te oefenen. Het is daarentegen niet zo evident deze gelijktijdigheid te controleren wanneer de arts in een apotheek een vervanging verricht tijdens zijn vakanties.

Antwoord van de Nationale Raad aan de Orde van apothekers:

Met referte aan uw schrijven aangaande de medisch‑farmaceutische cumulatie, heb ik de eer U te laten weten dat de Nationale Raad, in zijn vergadering van 15 november 1986, deze problematiek heeft onderzocht.

De Raad verwijst naar artikel 1 van de Wet van 12 april 1958 betreffende de medisch‑farmaceutische cumulatie die de gelijktijdige uitoefening van de geneeskunde en van de artsenijbereidkunde verbiedt, zelfs aan de houders van diploma's die het recht verlenen elk dezer beroepen uit te oefenen.

Om de provinciale raad van de Orde daarnaast in staat te stellen te oordelen of betrokkene op deontologische gronden vervangingen mag uitvoeren in een apotheek, wenst de Nationale Raad over de concrete gegevens te beschikken die aan de bevoegde provinciale raad zullen worden overgemaakt.

Mag ik U derhalve verzoeken mij nadere gegevens te willen mededelen ?