keyboard_arrow_right
Deontologie

Antigifcentrum - Opnemen telefoonoproepen

Voor elke telefonische spoedoproep in verband met intoxicaties, moet in opdracht van het Antigifcentrum, door de artsen die de oproep beantwoorden, een dossier worden opgemaakt. In dat dossier wordt vanzelfsprekend niet het integrale telefoongesprek genoteerd. Wanneer het Centrum nu om inlichtingen wordt verzocht of in het kader van een gerechtelijk onderzoek bij een zaak wordt betrokken, is het meestal niet mogelijk om aan de hand van het dossier met zekerheid te bepalen wat tijdens de telefonische oproep precies werd gezegd, zowel ten gunste als ten nadele van het Centrum.

Om in die leemte te voorzien, wordt door de leden van de Raad van Beheer van het Centrum aan de directie voorgesteld, voortaan de telefoongesprekken tussen de artsen van het Centrum en de oproepers op band op te nemen.

De Bestuursdirecteur van het Centrum vraagt hierover het advies van de Nationale Raad.

De Nationale Raad formuleert in zijn vergadering van 11 mei 1985 volgend advies:

De Nationale Raad is van oordeel dat alle gegevens die op het Antigifcentrum binnenlopen, onder het medisch geheim vallen en derhalve aan niemand mogen worden medegedeeld.

De Nationale Raad kan bovendien geen gunstig advies verlenen i.v.m. de opnamen van telefoonoproepen omdat vanuit deontologisch standpunt, dergelijke opnamen slechts kunnen gebeuren met de voorafgaandelijke toestemming van de oproeper.

De Nationale Raad blijft evenwel bereid om eventuele nieuwe suggesties te onderzoeken die de artsen van het Centrum kunnen formuleren met het oog op de realisatie van de doelstelling vervat in Uw schrijven en in eerbied van de regels van medische plichtenleer.