keyboard_arrow_right
Deontologie

Arrest van het Arbeidshof van Mons van 16 januari 1976 waarin, overeenkomstig artikel 877 van het Gerechtelijk Wetboek, aan een arts bevel wordt gegeven een medisch dossier te overhandigen

HET MEDISCH BEROEPSGEHEIM EN ARTIKEL 877 VAN HET GERECHTELIJK WETBOEK

In een geschil tussen een sociaal verzekerde en het Nationaal Verbond der Christelijke Mutualiteiten, werd de mutualiteit bij vonnis door de rechtbank uitgenodigd aan de deskundige geneesheer het volledig medisch dossier te overhandigen. De commissie van de Nationale Raad belast met het onderzoek van deze zaak heeft enerzijds, de procedure problemen nader onderzocht en anderzijds, een studie gewijd aan de problemen inzake het beroepsgeheim.

Wat de procedure betreft, zullen wij ons hier beperken tot de gegevens die onmisbaar zijn om de zaak te begrijpen. De studie houdende het aspekt «medisch beroepsgeheim» publiceren wij echter in extenso.

In artikel 877 van het Gerechtelijk Wetboek wordt bepaald dat wanneer vermoedens bestaan dat een partij of een derde een stuk onder zich heeft dat het bewijs inhoudt van een ter zake dienend feit, de rechter kan bevelen dat het stuk of een eensluidend verklaard afschrift ervan, bij het dossier van de rechtspleging wordt gevoegd.

De door het Gerechtelijk Wetboek vooropgestelde procedure is verschillend naargelang het dokument wordt ingehouden door een partij of een derde.

Indien het om een partij gaat, kan de rechter, nadat hij de partijen heeft gehoord, de partij rechtstreeks bevelen het stuk over te leggen.

Indien het een derde betreft, verloopt de procedure in twee fazen (cfr. rapport van de Koninklijke Commissaris voor Gerechtelijke hervormingen, Mr. Van Reepinghen, Uitg. van het Staatsblad, P. 359 360).

Alvorens de overlegging van het dokument aan een derde te bevelen, moet de rechter deze vooraf verzoeken het vrijwillig af te staan (art. 878 van het Gerechtelijk Wetboek). De derde die meent niet op dit verzoek te kunnen ingaan, kan zijn opmerkingen bij geschrifte of in raadkamer voordragen (art. 878, al. 2).

De partijen mogen er inzage van nemen en er op antwoorden (art. 878, al. 3).

Indien de rechter de door de derde ingeroepen redenen verwerpt, kan hij het voorleggen van het dokument bevelen (art. 879; rapport, p. 332).

Dit vonnis is niet vatbaar voor verzet of hoger beroep (art. 880, al. 2). In het rapport wordt trouwens onderstreept dat het een eenvoudig onderzoeksvonnis betreft waartegen bijgevolg geen onmiddellijk verhaal mogelijk is.

Hier dienen twee opmerkingen te worden gemaakt. Enerzijds is het mogelijk dat een eenvoudig onderzoeksvonnis tevens een definitief vonnis op tussengeschil is, indien de rechter, alvorens een onderzoek te bevelen, een in rechte tegen deze maatregel ingeroepen exceptie, met name, het beroepsgeheim, verwerpt. Indien anderzijds wordt gesteld, dat een uitspraak niet voor onmiddellijk verhaal vatbaar is, wordt daaronder verstaan dat naderhand tegen deze uitspraak beroep kan worden aangetekend, meer bepaald op het ogenblik waarop het eindvonnis wordt uitgesproken.

Maar op beide punten wordt in de tekst van artikel 880, al. 2, geen onderscheid gemaakt en wordt op absolute wijze gesteld dat het vonnis niet voor verzet noch hoger beroep vatbaar is. De tekst gaat dus verder dan het rapport.