Artikel 7 van het koninklijk besluit van 8 juli 2002 betreffende huisartsenkringen
Een arts, werkzaam in een softwarebedrijf, vraagt het advies van de Nationale Raad betreffende de rapportering door de wachtdoende arts betreffende de door hem verleende diensten. Deze verslaggeving geschiedt zowel naar de behandelende arts van de patiënt als naar de wachtdienstcoördinator.
De bepalingen in artikel 7 van het koninklijk besluit van 8 juli 2002 tot vaststelling van de opdrachten verleend aan huisartsenkringen zijn vaag en vragen om verduidelijking.
Advies van de Nationale Raad :
In zijn vergadering van 1 oktober 2005 heeft de Nationale Raad uw adviesaanvraag betreffende de toepassing van artikel 7 van het koninklijk besluit van 8 juli 2002 tot vaststelling van de opdrachten verleend aan huisartsenkringen (B.S. 5 oktober 2002) verder bestudeerd. Dit artikel luidt als volgt:
“Elke erkende huisartsenkring organiseert een registratie omtrent volgende gegevens in relatie tot de organisatie van de wachtdienst : epidemiologie, veiligheidsproblemen, patiëntenklachten, klachten omtrent dienstverlening. Hieromtrent wordt gerapporteerd in het jaarverslag.”
De Nationale Raad is er zich van bewust dat nog heel wat onduidelijkheden weggewerkt dienen te worden teneinde de aan de kringen opgelegde materies en werkzaamheden op een beknopte en duidelijke wijze vast te leggen. In een gesprek met het kabinet van de bevoegde minister heeft het Bureau van de Nationale Raad gewezen op de leemten in dit artikel 7 en heeft vernomen dat een werkgroep gelast werd een onderzoek uit te voeren naar de kwaliteitsindicatoren die registreerbaar zijn door de wachtdiensten en te bepalen en te detailleren welke gegevens geregistreerd dienen te worden.
Gelet op de talrijke onzekerheden die nog bestaan aangaande de resultaten van deze werkgroep beperkt de Nationale Raad zich tot het verstrekken van enkele aanbevelingen.
Het verzamelen van de gegevens
Vooreerst dienen de gegevens betreffende de gezondheid van de patiënt, die een beroep doet op de dienstdoende arts (zoals diagnose, behandeling, verantwoording van een genomen beslissing, …), onderscheiden te worden van de in het artikel 7 vermelde te registreren gegevens.
De eerste passen in het kader van de continuïteit van de zorg en mogen alleen meegedeeld worden aan de behandelend arts langs de gebruikelijke wegen en met inachtneming van de discretie.
De tweede, met name de gegevens die bedoeld worden in artikel 7 van het voornoemd koninklijk besluit en die doorgegeven moeten worden aan de wachtdienstcoördinator, betreffen :
- enerzijds de gegevens die de epidemiologie van de wacht omschrijven, meer bepaald administratieve statistische gegevens omtrent het functioneren van een wachtdienst. Deze gegevens zijn anoniem.
- anderzijds de gegevens die de veiligheidsproblemen, patiëntenklachten en klachten omtrent dienstverlening inventariseren. Deze gegevens zijn nominatief.
Voor de Nationale Raad is het belangrijk dat de wijze van registreren niet éénduidig opgelegd wordt aan alle wachtkringen. Een dwingende of te strikte normering zou botsen met de structurele en essentiële verschillen tussen de wachtdiensten, zonder welke een zekere eigenheid van de zorg aan de bevolking, rekening houdende met de plaatselijke gebruiken, niet gewaarborgd kan worden.
Overdracht, toegang en bewaring
Het ligt voor de hand dat de circulatie van gegevens, hetzij op papier of langs elektronische weg, de toegang tot de gegevens na registratie en de bewaring ervan moeten voldoen aan de deontologische voorwaarden vastgelegd door de Orde van geneesheren. De Nationale Raad herinnert hierbij aan zijn advies van 15 juni 2002 (Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 97, september 2002, blz. 6) waarin hij vrij aanbevelingen vastgelegd heeft betreffende het bijhouden van medische databanken die nominatieve en identificeerbare gegevens bevatten (1).
Op dit vlak lijkt het evident dat de verantwoordelijkheid gedeeld wordt tussen enerzijds de dienstdoende arts en anderzijds de verantwoordelijke voor de wachtdienst of de wachtdienstcoördinator. De eerste heeft tot taak de gevraagde gegevens te registreren en op gepaste wijze te bezorgen aan de verantwoordelijke voor de wachtdienst. De verantwoordelijke voor de wachtdienst of de wachtdienstcoördinator van zijn kant moet op de allereerste plaats blijk geven van discretie en dient steeds voor ogen te houden dat de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verzorgde patiënten de eerste bekommernis is en dat het delen van inlichtingen met de omstandigheden rekening moet houden en opportuun moet blijven.
Niet-medisch personeel tewerkgesteld door de wachtdienst
Het spreekt vanzelf dat het niet-medisch personeel dat tewerkgesteld is voor of betrokken is bij de organisatie van een wachtdienst gebonden is door de discretieplicht eigen aan zijn dienstsituatie.
De Nationale Raad stelt voor in de arbeidsovereenkomsten of -contracten een specifieke paragraaf in verband met deze vertrouwelijkheidsplicht op te nemen.
Aangifte bij de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer
Het verzamelen van gegevens in het kader van de wacht maakt een verwerking van persoonsgegevens uit. De Nationale Raad herinnert eraan dat, conform de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, elke wachtkring aan de Privacycommissie, in de door haar voorgeschreven vorm, melding dient te maken van elke verwerking van persoonsgegevens die hij verricht.
Tevens wijst de Nationale Raad erop dat, behoudens wettelijke uitzondering, elke registratie van persoonsgegevens, zelfs indien gecodeerd, bovenop hetgeen voorgeschreven is bij artikel 7 van het koninklijk besluit van 8 juli 2002, de schriftelijke en voorafgaande toestemming van de degelijk ingelichte patiënt vereist.
Slotaanbeveling
De Nationale Raad beveelt de artsen van de wachtdienst aan de overdracht van de gegevens die ze verzamelen ter gelegenheid van hun wachtdiensten te beperken tot de gegevens bedoeld bij artikel 7 van het koninklijk besluit van 8 juli 2002 tot vaststelling van de opdrachten verleend aan huisartsenkringen.
Hij verzoekt de kringcoördinatoren de verzamelde gegevens enkel te verwerken binnen de strikte grenzen van de opdrachten die hun verleend worden door ditzelfde besluit.
De Nationale Raad blijft bovendien wachten op eventuele toelichtingen van de wetgever of van de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort aangaande de precieze inhoud van het voornoemde artikel 7.