Beroepsgeheim - Artikel 62 van de Code van Plichtenleer
Beroepsgeheim ‑ Artikel 62 van de Code van Plichtenleer
Op 26 november hebben de afgevaardigden van de regeringen in de Raad van Europa te Straatsburg het "Europees Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing" ondertekend.
Voor de toepassing van dit verdrag bezoekt een "Comité" de instellingen waarin personen verblijven die van hun vrijheid zijn beroofd. Het Comité moet kunnen beschikken over alle inlichtingen die noodzakelijk zijn om zijn taak te vervullen. Bij het inwinnen van deze inlichtingen dient het Comité de van toepassing zijnde voorschriften van het nationale recht en de beroepsethiek in acht te nemen. Hierbij kunnen problemen rijzen op het vlak van het beroepsgeheim.
Opdat de geneesheren het medisch geheim zouden kunnen delen met de geneesheren van dit comité, beslist de Nationale Raad een alinea d) toe te voegen aan artikel 62 van de Code.
HOOFDSTUK V
BEROEPSGEHEIM VAN DE GENEESHEER
Art. 62
Binnen de perken van volstrekte noodzaak, mag een diagnose of een inlichting van geneeskundige aard worden medegedeeld:
aan de wettelijke of feitelijke vertegenwoordiger van een onbekwame of bewusteloze patiënt;
aan de geneesheer met een gerechtelijk‑geneeskundig onderzoek belast, voor zover de inlichtingen beperkt blijven tot de objektieve medische gegevens die rechtstreeks verband houden met het doel van het onderzoek en de patiënt daarmee instemt;
aan instellingen met een wetenschappelijke opdracht, zonder vermelding van naam;
aan de geneesheren van het "Europees Comité inzake de voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing", bij de uitvoering van hun opdracht.
De in vertrouwen door een patiënt medegedeelde gegevens mogen nooit openbaar worden gemaakt.
Zie ook:
Rubriek "ethiek in een internationaal perspectief":
"Het Europees Comité inzake de voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing".
Dr R. Deberdt