keyboard_arrow_right
Deontologie

Beroepsgeheim en suicide

Beroepsgeheim en suïcide

Een provinciale raad stuurt de brief door van een gerechtsarts betreffende het overlijden van een patiënte negen dagen na verhanging en haar opname in een zorgeenheid. Aangezien het om een gewelddadige dood ging, werd de zaak op dat moment aanhangig gemaakt bij de procureur des Konings. Het onderzoek werd gestart maar dit gebeurde pas negen dagen na de (mogelijk misdadige) feiten.
De arts vraagt of in dergelijke gevallen het medisch geheim niet onmiddellijk zou kunnen worden opgeheven.

Advies van de Nationale Raad :

In een advies van 19 maart 2005 wees de Nationale Raad nogmaals op het belang van het beroepsgeheim van de arts. Dit beroepsgeheim mag slechts worden opgeheven indien dit nodig is voor de bescherming van de behandelde patiënt.

De eerste plicht van de arts is zijn patiënt te verzorgen, met waarborg van geheimhouding waardoor confidenties die noodzakelijk zijn voor de beste zorg mogelijk worden gemaakt.

In voorkomend geval, meer bepaald bij twijfel omtrent de suïcidale aard van een gebeurtenis, dient de arts zich te inspireren op artikel 61, §2, van de Code van geneeskundige plichtenleer (1).

(1) Art. 61, § 2 :
Als een geneesheer vermoedt dat een door ziekte, handicap of leeftijd weerloze patiënt wordt mishandeld, misbruikt of ernstig wordt verwaarloosd zal hij, indien de verstandelijke mogelijkheden van de patiënt dit toelaten, zijn bevindingen met de patiënt bespreken. De geneesheer zal de patiënt ertoe aansporen zelf de nodige initiatieven te nemen, zoals onder meer het informeren van zijn naaste verwanten.
Indien deze bespreking met de patiënt niet mogelijk is, kan de behandelend geneesheer met een terzake bevoegde collega overleggen aangaande diagnostiek en benadering van de problematiek.
Indien de patiënt in ernstig gevaar verkeert en er geen andere middelen zijn om hem te beschermen, kan de geneesheer de procureur des Konings in kennis stellen van zijn bevindingen.
De geneesheer zal de naaste verwanten in kennis stellen van zijn bevindingen en de initiatieven die hij wenst te nemen om de patiënt te beschermen indien dit de belangen van deze laatste niet schaadt.