keyboard_arrow_right
Deontologie

Beroepsgeheim in geval van niet-naleving van de probatievoorwaarden

De Provinciale Raad van Oost-Vlaanderen doet de Nationale Raad een adviesaanvraag geworden van de voorzitter van de probatiecommissie te Gent van de dienst Maatschappelijk Werk Strafrechtstoepassing van het ministerie van Justitie. Deze stelt dat er zich meer en meer problemen voordoen enerzijds in verband met het doorgeven van inlichtingen door de probant aan de behandelende persoon (arts, psycholoog, centrum ...) en anderzijds in verband met het bekomen van inlichtingen van de behandelende persoon om na te gaan of de opgelegde probatievoorwaarden wel nageleefd worden.

Concreet worden drie problemen voorgelegd waarop de Nationale Raad als volgt antwoordt:

Bij het eerste probleem wordt ervan uitgegaan dat de behandelaar niet over voldoende gegevens beschikt aangaande de voorgeschiedenis van de probant. De Nationale Raad is van mening dat slechts tot de behandeling van een probant kan besloten worden na kennisname van alle elementen die essentieel zijn voor een behandeling. De werkwijze dient te zijn dat de Probatiecommissie dit met de probant bespreekt en voorafgaandelijk aan de behandeling de nodige gegevens aan de behandelaar verstrekt.

Het tweede probleem betreft het overmaken van informatie over het verloop van de behandeling door de behandelaar aan zijn opdrachtgever. Analoog met eerder uitgebrachte adviezen is de Nationale Raad van oordeel dat de behandelaar het bevoegde rechterlijk gezag in kennis mag stellen van de stopzetting van de behandeling of van het zo slordig naleven van de gemaakte afspraken dat er geen sprake meer kan zijn van een werkelijke behandeling. Het is essentieel dat de behandelaar de probant voorafgaandelijk van deze mogelijkheid in kennis stelt. De behandelaar mag aan de probant op zijn vraag attesten afleveren waarin hij verklaart dat de patiënt alle afspraken naleeft.
Over de inhoudelijke aspecten van een lopende behandeling kan de behandelaar niets meedelen aan derden daar dit de vertrouwensrelatie tussen probant en behandelaar ernstig zou schaden. Ook bij herhaling van de feiten of bij het risico op herhaling van de feiten dient de behandelaar het beroepsgeheim te respecteren. Hij kan echter wel spreken wanneer hij van oordeel is dat het om een noodsituatie gaat. Het voorstel om verslagen betreffende het verloop van de behandeling over te maken is niet aanvaardbaar zelfs niet na akkoord van de probant.

Het derde probleem betreft de als probatievoorwaarde opgelegde urinecontrole. De oplossing zou erin kunnen bestaan van voorafgaandelijk te bepalen aan welke instantie de resultaten van de urinecontrole dienen overgemaakt te worden. Het ligt voor de hand dat ook de behandelaar van deze resultaten kennis hoort te krijgen. Wat de advocaat van de probant betreft is het voorzichtig hem als een derde te beschouwen waaraan enkel toelichting over het verslag van de urinecontrole wordt verstrekt mits akkoord van de probant.

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren hoopt door dit advies de gevraagde verduidelijking te brengen.