keyboard_arrow_right
Deontologie

Beroepsgeheim - Rijkswacht

De rijkswacht verzoekt een geneesheer haar de identiteit mede te delen van de laatste patiënt die hij op een welbepaalde dag tijdens zijn spreekuur ontvangen heeft.
De patiënte die de geneesheer onmiddellijk voor de laatste patiënt geraadpleegd heeft, heeft namelijk aan de rijkswacht verklaard een kostbaar halssnoer verloren te hebben in de wachtzaal van de geneesheer.
De ondervraagde geneesheer meent dat hij gebonden is door het beroepsgeheim en de naam van zijn patiënt niet mag mededelen. Hij wint het advies van zijn provinciale raad in, die op zijn beurt de Nationale Raad om advies verzoekt. De provinciale raad meent dat de geneesheer de naam niet mag mededelen aan de rijkswacht, maar dat de situatie geheel anders zou zijn indien de zaak toevertrouwd was aan een onderzoeksrechter.

De Nationale Raad is het eens met het standpunt van de provinciale raad:

De Nationale Raad heeft in zijn zitting van 14 september 1991 kennis genomen van uw brief van 1 juli 1991 met betrekking tot een vraag van Dr. X aangaande de mededeling van de naam van een patiënt aan de rijkswacht.

De Nationale Raad hecht zijn goedkeuring aan uw ontwerp-antwoord na schrapping van de eerste paragraaf van bladzijde 2, aangezien deze een tegenstelling bevat (Dit voorschrift vervalt...)

De Nationale Raad verbaast zich echter over de briefwisseling die gevoerd werd tussen Dr. X en uw magistraat bijzitter.

(Advies PR: zie "Adviezen van Provinciale Raden", blz 45)