Beroepsgeheim - Verzekeringsmaatschappijen
Beroepsgeheim ‑ Verzekeringsmaatschappijen
Een Provinciale Raad zendt de Nationale Raad de "Vragenlijst Diabetes" die naar de kandidaatverzekerden gestuurd wordt. Hij spreekt voorts de wens uit dat de Nationale Raad bij de bevoegde instanties zou tussenbeide komen opdat:
dergelijke vragenlijsten vergezeld zouden worden van een brief waarin verwezen wordt naar art.67 van de Code;
de inlichtingen, die door kandidaat‑verzekerden teruggestuurd worden aan de maatschappij, zouden gericht worden aan de geneesheer‑adviseur, onder medisch geheim;
een einde zou gesteld worden aan het gebruik van vragenlijsten waarin naar een diagnose gevraagd wordt.
In het begin van de discussie wordt eraan herinnerd dat er twee jaar geleden onderhandelingen plaatsgevonden hebben met de advizerende geneesheren van de verzekeringsmaatschappijen.
Deze waren niet gebonden aan het beroepsgeheim ten opzichte van hun werkgever. Er werd geen enkele oplossing gevonden.
Na een gedachtenwisseling keurt de Nationale Raad het hieronder vermeld advies goed.
1. Wat de verwijzing naar art. 67 van de Code betreft menen wij dat het artikel eerder gebruikt wordt als drukkingsmiddel op de patiënt en de arts dan als richtlijn voor wat de arts mag doen.
2. De zekerheid dat de gegevens bestemd zijn voor de geneesheer‑adviseur van de verzekeringsmaatschappij komt uit het formulier niet zeker tot uiting. Men vermeldt als adres "Bureau Risicoselectie" in plaats van de geneesheer‑raadgever met de vermelding "Medisch Geheim".
3. Het ware o.i. de beste oplossing dat de maatschappij zelf een geneesheer aanstelt die de nodige onderzoeken op haar kosten uitvoert. Dan kan het beroepsgeheim van de behandelende arts veel minder of niet in het gedrang komen.