Bloedinzameling – Controle door apotheker-inspecteur van de FOD Volksgezondheid
Een apotheker-inspecteur van de FOD Volksgezondheid, meldt zich aan bij een bloedtransfusiecentrum (Rode Kruis) teneinde na te gaan of alle wettelijke bepalingen aangaande bloedinzameling worden nageleefd.
Hij vraagt ook inzage van de medische vragenlijsten waarin de donoren in hun antwoorden persoonlijke medische gegevens mededelen.
Een provinciale raad stelt de vraag of die apotheker-inspecteur recht op inzage heeft van die persoonlijke medische gegevens.
Advies van de Nationale Raad :
In zijn vergadering van 4 juli 2009 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw brief van 13 mei jl. besproken, waarin volgende vraag wordt gesteld: is een apotheker-inspecteur van de FOD Volksgezondheid, gelast met de controle op de naleving van de wettelijke bepalingen inzake bloedinzameling, gemachtigd inzage te hebben van medische persoonsgegevens die de donoren verschaffen als antwoord op de medische vragenlijsten ?
De Nationale Raad is van oordeel dat voornoemde medische persoonsgegevens onder de toepassing vallen van de wettelijke en deontologische bepalingen met betrekking tot het beroepsgeheim alsook onder de toepassing van de wettelijke bepalingen met betrekking tot de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
Dat de apotheker-inspecteur inzagerecht zou hebben van de vermelde medische persoonsgegevens kan volgens de Nationale Raad slechts op twee manieren verantwoord worden:
Ofwel is er inzagerecht in het kader van het gedeeld beroepsgeheim .
De apotheker-inspecteur vervult echter niet alle voorwaarden om een beroep te kunnen doen op het gedeeld beroepsgeheim.
Dat hij zelf gebonden is door het beroepsgeheim, één van de voorwaarden, is op zich niet voldoende.
Ofwel is er inzagerecht krachtens een wet.
De referentiewet in deze aangelegenheid is de wet van 5 juli 1994 betreffende bloed en bloedderivaten van menselijke oorsprong.
Artikel 21 van deze wet verleent de apotheker-inspecteur machtiging controle uit te voeren op de naleving van de wettelijke bepalingen betreffende de bloedinzameling.
Artikel 5 van diezelfde wet bepaalt: "[...] Behalve in geval van uiterste medische noodzaak, mag de identiteit van de donor en van de ontvanger niet worden medegedeeld, met dien verstande dat de opspoorbaarheid van de producten gewaarborgd moet zijn en dat de identiteit van de donor en/of van de ontvanger kan worden medegedeeld onder de bescherming van de medische geheimhouding wanneer deze mededeling door omstandigheden noodzakelijk is [...]".
De Nationale Raad meent te mogen besluiten dat de apotheker-inspecteur zich voor routinecontroles niet kan beroepen op het doorbreken van de anonimiteit van de donoren bij ontstentenis van omstandigheden wijzende op een uiterste medische noodzaak en dat hij derhalve in dit geval geen inzagerecht heeft van de medische persoonsgegevens vermeld op de hoger geciteerde vragenlijsten.
Ten slotte is de Nationale Raad van oordeel dat dergelijke routinecontroles perfect kunnen geschieden op basis van geanonimiseerde gegevens, hetgeen dan ook in overeenstemming is met de vereisten van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.