Deelneming van geneesheren-officieren aan de werkzaamheden van het militaire gerecht
Na vergelijking van de Franse en de Nederlandse versie van het advies van de Nationale Raad van 12 december 1998 (Tijdschrift Nationale Raad, nr. 84 p. 15) meent de stafchef van de medische dienst van de Belgische Krijgsmacht dat volgende passage verwarring zou kunnen stichten en een bron van geschillen zou kunnen vormen :
"De Nederlandse tekst luidt als volgt : ... "Zo zal hij zich, ..., spontaan moeten onthouden als de verdachte of beklaagde zijn patiënt is of was of wanneer hij als arts feiten of omstandigheden te weten kwam die de verdachte of beklaagde betreffen." ...
De Franse tekst is als volgt verwoord : ... "Ainsi, ..., il devra spontanément s'abstenir lorsque l'inculpé ou le prévenu sera ou aura été son patient ou lorsqu'en qualité de médecin, il aura eu connaissance de faits ou de circonstances concernant l'inculpé ou le prévenu." ...
De stafchef verzoekt na te gaan of de Franse versie niet geschikter is, gezien de niet-geringe kans voor om het even welke geneesheer-officier een later therapeutisch contact te hebben met iemand waarover hij zich zal hebben moeten uitspreken in het kader van het militaire gerecht. Hij besluit zijn brief met de vraag of een geneesheer-officier er zich niet in alle omstandigheden moet van onthouden deel te nemen aan de werkzaamheden van het militaire gerecht.
Advies van de Nationale Raad :
De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 25 maart 2000 het onderzoek van voornoemde kwestie verdergezet en beëindigd.
Zijn conclusie was dat de juiste formulering van het standpunt van de Nationale Raad verwoord in het advies van 12 december 1998 (Tijdschrift nr. 84, p. 15) die was van de Nederlandse tekst van dit advies.
Bijgevolg heeft de Nationale Raad in zijn vergadering van 25 maart 2000 beslist dat in de Franse versie van dit advies de term “sera” vervangen moet worden door “est” : “…il devra spontanément s’abstenir lorsque l’inculpé ou le prévenu est ou aura été son patient …”.
Voor het overige wordt het advies van 12 december 1998 bevestigd. Deontologisch bestaat er geen bezwaar tegen het feit dat een geneesheer-officier, die ooit meebeslist heeft in een gerechtszaak, deze persoon later op zijn aanvraag als patiënt behandelt : elke patiënt –militair of niet- kiest vrij zijn arts en de gekozen arts dient elke patiënt gewetensvol te verzorgen, ongeacht met name de reputatie van de patiënt of zijn persoonlijke gevoelens tegenover de patiënt (artikel 5 van de Code van geneeskundige Plichtenleer).