Dienst 900
Van bij zijn oprichting heeft de Dienst 900 problemen doen oprijzen in verband met het beroepsgeheim en meer bepaald bij een gelijktijdige tussenkomst van de 900 en de politie.
***
Op 11 mei 1978 vond, onder het voorzitterschap van de Directeurgeneraal van het Ministerie van Volksgezondheid en Leefmilieu, een contactvergadering plaats tussen afgevaardigden van het Ministerie van Justitie, Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid aangaande de werking van de Dienst 900.
Beide ondervoorzitters van de Nationale raad van de Orde, Drs. Uyttendaele en Farber, woonden deze vergadering bij.
Op deze vergadering is duidelijk gebleken dat een scherpe tegenstelling bestaat tussen het standpunt van het Parket, vertegenwoordigd door de Procureurgeneraal van Brussel en de zienswijze van de Raad van de Orde.
De verantwoordelijken bij de Dienst 900 zijn, ingevolge speciale omstandigheden van economische aard, brandweerlieden, dus ambtenaren. Zij zijn bijgevolg zowel verplicht artikel 458 van het Strafwetboek na te leven waarin wordt bepaald dat het beroepsgeheim moet worden geëerbiedigd, als artikel 29 van het Wetboek voor Strafvordering waardoor zij gehouden zijn «van een misdaad of een wanbedrijf waarvan zij in de uitoefening van hun ambt kennis krijgen, dadelijk bericht te geven aan de bevoegde instanties».
Na het verslag van de Ondervoorzitters, besliste de Nationale raad aan de Directeurgeneraal van het Ministerie van Volksgezondheid een brief te richten om zijn standpunt te bevestigen en om een «medicalisatie» van de Dienst 900 voor te stellen waardoor een einde zou kunnen worden gemaakt aan dit conflict van tegenstrijdige verplichtingen.
Brief van de Nationale raad:
Op 11 mei 1978 had onder Uw voorzitterschap een contactvergadering plaats tussen afgevaardigden van het Ministerie van Justitie, Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid aangaande de werking van de dienst 900. Naast een delegatie van de Koninklijke Academie van Geneeskunde namen Dokters Farber en Uyttendaele, Ondervoorzitters van de Nationale raad van de Orde der geneesheren, aan deze vergadering deel.
De Ondervoorzitters brachten verslag uit over deze vergadering en naar aanleiding daarvan, wenst de Nationale raad twee deontologische aspekten van de werking van de dienst 900 te benadrukken.
Wanneer men beroep doet op de dienst voor dringende medische hulp, dient deze hulp niet alleen dringend te zijn, maar tevens te beantwoorden aan alle voorwaarden die essentieel zijn voor medische hulp. Dringend houdt in eerste instantie een korrekte beoordeling van de oproep in en de vraag kan gesteld, in hoever de goodwill van een brandweerman voldoende waarborgen biedt. Bij de overwogen medicalisatie van de dienst 900 zou hiermee rekening moeten worden gehouden.
Vervolgens meent de Nationale raad er nogmaals op te moeten wijzen, dat het beroepsgeheim dient te worden gerespecteerd. Regelmatig wordt nog gesignaleerd dat rijkswacht en politie verwittigd worden.
Het beroepsgeheim is van openbare orde omdat men het als essentieel beschouwt voor een goede uitoefening van de geneeskunde. Het is even essentieel voor de goede werking van een dienst voor dringende medische hulpverlening. Wanneer de dienst 900 het beroepsgeheim niet volledig respecteert, zal dit meebrengen dat men in bepaalde gevallen zal aarzelen er beroep op te doen, waardoor deze dienst in zijn wezenlijke taak te kort schiet en zijn eigen bestaan in vraag stelt. Wanneer de dienst 900 meent dat bepaalde oproepen toch dienen te worden doorgegeven aan rijkswacht of politie, moet men dit klaar en duidelijk aan het publiek durven zeggen; daar heeft de potentiële hulpvrager zeker recht op.
Wanneer de geneesheer weet dat de dienst 900 bepaalde oproepen doorgeeft, maakt het deontologisch voor hem geen enkel verschil uit of hij persoonlijk de rijkswacht verwittigt of beroep doet op de dienst 900 voor deze gevallen.
Wanneer de medicalisatie van de dienst 900 mocht meebrengen dat de oproepen rechtstreeks bij een geneesheer zouden terecht komen, zou dit niet enkel een snellere adekwate beoordeling van de oproep meebrengen, maat ook de garanties van de dienst wat het beroepsgeheim betreft, duidelijk vergroten.
De Nationale raad van de Orde der geneesheren hoopt dat dit schrijven moge bijdragen tot een verdere perfectionering van een dienst die een belangrijke bijdrage leverde in de verbetering van de dringende medische hulpverlening.