keyboard_arrow_right
Deontologie

Eerbiediging van het medisch geheim wanneer de arts verneemt dat zijn patiënt het slachtoffer was van een misdrijf

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren heeft de vraag onderzocht of de arts de procureur des Konings moet inlichten over feiten waarvan zijn patiënt het slachtoffer was, aangezien de rechtspraak stelt dat het geheim zich niet uitstrekt tot de feiten waarvan de patiënt het slachtoffer was.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 4 juli 2015 heeft de Nationale Raad van de Orde der geneesheren de vraag onderzocht of de arts de procureur des Konings moet inlichten over feiten waarvan zijn patiënt het slachtoffer was, aangezien de rechtspraak stelt dat het geheim zich niet uitstrekt tot de feiten waarvan de patiënt het slachtoffer was(1) .

1° Het medisch geheim heeft tot doel de vertrouwensrelatie tussen de arts en de patiënt te beschermen.

Iedere beoefenaar die door een patiënt wordt geraadpleegd of die een patiënt dient te verzorgen of raad te geven, is tot dit geheim gehouden in gelijk welke omstandigheid. Het beroepsgeheim van de arts omvat alles wat de arts heeft gezien, gehoord, vernomen, vastgesteld, ontdekt of opgevangen bij of ter gelegenheid van de uitoefening van zijn beroep(2) . De gegevens van het medisch dossier zijn altijd gedekt door het beroepsgeheim, ongeacht de situatie.

Het beroepsgeheim waartoe de arts is gehouden, is van openbare orde aangezien het ertoe strekt het vertrouwen van de burger in het gezondheidssysteem te vrijwaren, waardoor de toegang van iedereen tot de zorg wordt in de hand gewerkt. Daarnaast is het gericht op een privébelang, namelijk het belang om de patiënt te beschermen tegen inbreuken op zijn persoonlijke levenssfeer.

Het medisch geheim is niet absoluut(3) . Naast de wettelijke uitzonderingen en de getuigenis in rechte en voor een parlementaire onderzoekscommissie, kunnen andere waarden in concurrentie treden met het medisch geheim(4) .

Bovendien kan het medisch geheim alleen worden tegengeworpen aan derden; het kan geenszins worden tegengeworpen aan de patiënt. Dit zou strijdig zijn met het informatierecht van de patiënt (artikel 7 van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt).

2° De patiënt die het slachtoffer is van een misdrijf, heeft, net als om het even welke patiënt, recht op een vertrouwensrelatie met zijn arts. Het beroepsgeheim strekt zich uit tot alle geheimen die zijn toevertrouwd door het slachtoffer, met inbegrip van deze welke betrekking hebben op strafrechtelijke feiten waarvan hij het slachtoffer werd.

Indien de situatie van slachtoffer-zijn op zich elke geheimhoudingsplicht zou opheffen, dreigt het gevaar dat sommige patiënten (slachtoffer) niet wensen te worden verzorgd uit vrees dat de feiten zullen worden aangegeven(5) .

3° Het is noodzakelijk het toepassingsgebied van het medisch geheim, dat in herinnering werd gebracht in punt 2°, en de voorwaarden waaronder van het medisch geheim in geval van een patiënt/slachtoffer, kan worden afgeweken, van elkaar te onderscheiden.

3.1. In de veronderstelling dat de patiënt minderjarig is of zich in een kwetsbare toestand bevindt door zijn leeftijd, zwangerschap, partnergeweld, een ziekte, een handicap of een lichamelijk of geestelijk gebrek, verwijst de Nationale Raad naar artikel 61 van de Code van geneeskundige plichtenleer en naar zijn advies van 14 september 2013(6) . Dit laatste bevat de memorie van toelichting bij de wijziging van het voornoemde artikel 61 ingevolge de wijziging van artikel 458bis van het Strafwetboek.

3.2. In de hypothese waarin de patiënt (slachtoffer) volledig oordeelsbekwaam is en zelf zijn belangen kan verdedigen, zal de arts met hem de actiemogelijkheden bespreken opdat hij zelf, indien gewenst, de nodige stappen kan ondernemen.

De vrije wilsbeschikking, waarop de nadruk wordt gelegd in de Patiëntenrechtenwet, dient te worden geëerbiedigd. De arts verleent hulp aan de patiënt op medisch gebied, zowel fysiek als psychisch; indien nodig verwijst hij de patiënt naar een speciaal daartoe opgerichte multidisciplinaire structuur om zijn probleem te behandelen.

Enkel wanneer de arts meent dat teneinde hulp te verlenen aan een persoon in groot gevaar (artikel 422bis van het Strafwetboek), ongeacht of deze persoon in gevaar de patiënt of een derde is, hij deze persoon slechts kan helpen door zijn beroepsgeheim te schenden, kan de arts op basis van de noodtoestand oordelen dat hij de procureur des Konings zelf in kennis dient te stellen van de feiten waarvan zijn patiënt het slachtoffer was(7) .Het komt aan de arts zelf toe de afweging te maken tussen het beroepsgeheim en de wettelijke hulpverleningsplicht.

Het Strafwetboek bevat geen verplichting aangifte te doen bij de procureur des Konings. De aangifte gebeurt slechts indien de arts niet in staat is om alleen of met de hulp van derden de integriteit van de patiënt (slachtoffer) te beschermen (subsidiariteitsbeginsel).

+++

Tot besluit herinnert de Nationale Raad eraan dat het medisch geheim van toepassing is op alle patiënten zonder onderscheid.

In verband met de omstandigheden waarin kan worden afgeweken van deze geheimhouding meent de Nationale Raad dat er geen verplichting of zelfs geen recht bestaat om de procureur des Konings op de hoogte te brengen telkens wanneer de bewaarder van het geheim verneemt dat de persoon die hem in vertrouwen heeft genomen het slachtoffer was van een strafmisdrijf.

Elke situatie waarin het beroepsgeheim in vraag wordt gesteld, dient door de bewaarder van het geheim te worden beoordeeld op grond van de wettelijke uitzonderingen, in het bijzonder artikel 458bis van het Strafwetboek en van de noodtoestand.

De noodzaak tot bestraffing heeft geen onvoorwaardelijke voorrang op het medisch geheim. Indien de arts wordt geconfronteerd met een moeilijk te beoordelen situatie, kan hij steeds het advies inwinnen van de provinciale raad van de Orde van geneesheren waartoe hij behoort.

1.Hof van Cassatie, 18 juni 2010, 22.05.2012 en 31.10.2012
2.Artikelen 55, 56 en 57 van de Code van geneeskundige plichtenleer
3.Artikel 458 van het Strafwetboek : Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd, en deze bekendmaken buiten het geval dat zij geroepen worden om in rechte of voor een parlementaire onderzoekscommissie getuigenis af te leggen en buiten het geval dat de wet hen verplicht die geheimen bekend te maken, worden gestraft (...).
4.De noodtoestand wordt gedefinieerd als een uitzonderlijke situatie waarin de schending van strafbepalingen (in casu artikel 458 van het Strafwetboek) en van strafrechtelijk beschermde waarden en juridische bepalingen de enige weg is om andere hogere waarden en juridische belangen te beschermen.
5.Benoît Dejemeppe, Uittreksel uit "Paroles de médecins - paroles de juristes", 2013 -
Medisch geheim en justitie, Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 144
6.Tijdschrift van de Nationale Raad, nr. 143
7.Benoît Dejemeppe, Uittreksel uit "Paroles de médecins - paroles de juristes", 2013 -
Medisch geheim en justitie, Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 144