Inbeslagname van een tuchtdossier door een onderzoeksrechter
Advies van de Nationale Raad :
In zijn vergadering van 14 september 2013 onderzocht de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw brief van 12 juli 2013 betreffende de inbeslagneming van een tuchtdossier door een onderzoeksrechter in de lokalen van een provinciale raad van de Orde van geneesheren.
Alle stukken die in een tuchtdossier zitten, vallen onder het beroepsgeheim (artikel 30 van het koninklijk besluit nr. 79 van 10 november 1967 betreffende de Orde der geneesheren).
Tot deze stukken behoren de verklaringen van de betrokken arts.
In tegenstelling tot het gemeenrecht heeft de arts in het tuchtrecht een plicht tot oprechtheid en de plicht om mee te werken aan het onderzoek.
Om die reden zou de mededeling van het tuchtdossier of van de tekst van de beslissing aan de strafrechter of aan de burgerlijke rechter de rechten van de verdediging schenden.
De inbeslagneming van het tuchtdossier zou bijgevolg een schending uitmaken van het beroepsgeheim bedoeld bij artikel 30 van het voornoemde koninklijk besluit nr. 79 en van de rechten van verdediging van de betrokken arts.
Indien de onderzoeksrechter, ondanks het verzet van de provinciale raad, toch meent dat het tuchtdossier in beslag dient te worden genomen, moet de voorzitter of een lid van de provinciale raad aanwezig zijn bij de inbeslagneming en moet akte worden genomen van zijn bezwaren.
Het voorgaande is geenszins in tegenspraak met het advies van de Nationale Raad van 25 mei 2002, met als titel Gebruik van stukken uit het disciplinair dossier, Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 97, p. 5, in zoverre dit het volgende bepaalt met betrekking tot het gebruik van stukken uit het disciplinair dossier door de betrokken arts voor zijn verdediging in rechte in een geschil :
Algemeen wordt aanvaard dat een arts stukken van het medisch dossier, ook wanneer die onder het beroepsgeheim vallen, voor de rechtbank kan gebruiken wanneer dit voor zijn verdediging strikt noodzakelijk is. Naar analogie kan worden gezegd dat dit ook geldt voor het gebruik door de betrokken arts van alle hem dienstige stukken uit het disciplinair dossier.
De arts die tuchtrechtelijk wordt vervolgd, ontvangt een afschrift van zijn verklaringen, van de stukken uit het dossier waarom hij verzoekt en van de gewezen beslissing.
In de veronderstelling dat hij daarna voor dezelfde feiten wordt vervolgd voor de gewone rechtbanken, kan de arts gebruik maken van zijn recht om zich te verdedigen door op eigen initiatief de hem betreffende tuchtbeslissing en de stukken uit het tuchtdossier die strikt noodzakelijk zijn voor zijn verdediging, voor te leggen.