Inspectie van de zorgplannen door de inspecteurs van de Vlaamse Gemeenschap
Brief van de Nationale Raad aan een arts, voorzitter van een vzw die o.m actief is op het gebied van de coördinatie en ondersteuning van de thuisverzorging.
Advies van de Nationale Raad :
In zijn vergadering van 4 juli 2009 heeft de Nationale Raad de bespreking van uw schrijven van 9 juni 2008 aan de Provinciale Raad van Limburg beëindigd, waarin u vraagt of de werkwijze van de Inspectie van de zorgplannen door de inspecteurs van de Vlaamse Gemeenschap strookt met de medische deontologie.
Vooreerst dient gezegd dat deze inspecteurs geen artsen zijn. Zij zijn ambtenaren-inspecteurs van de Vlaamse Gemeenschap.
Enerzijds is er de vraag of de wens van de inspecteurs dat de zorgplannen en de communicatieschriften van de patiënten, documenten die al dan niet medische vertrouwelijke informatie bevatten en normaal bij de patiënt thuis liggen, op voorhand worden opgehaald om aan de inspectie te worden voorgelegd.
Anderzijds is er de vraag of het inzage verlenen van al deze documenten van een patiënt, ook deze die vertrouwelijke informatie bevatten, deontologisch mag, en wel op de eerder beschreven wijze.
De Nationale Raad verwijst naar de bij wet vastgelegde opdracht tot het inspecteren van zorgplannen door de ambtenaren van de Vlaamse Gemeenschap in artikel 18, §§ 1 en 2, van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 3 maart 2004 betreffende de eerstelijnsgezondheidszorg en de samenwerking tussen de zorgaanbieders (BS, 20 april 2004). Volgens deze bepaling organiseert de Vlaamse Gemeenschap het toezicht en de controle op de naleving van dit decreet en hebben de ambtenaren van de Vlaamse Gemeenschap die belast zijn met toezicht, het recht de in § 1 bedoelde samenwerkingsverbanden op het niveau van de praktijkvoering, samenwerkingsinitiatieven eerstelijnsgezondheidszorg en partnerorganisaties te bezoeken en ter plaatse zelf kennis te nemen van alle stukken en bescheiden die noodzakelijk en relevant zijn voor de uitoefening van hun ambt.
Omtrent de documenten die zich thuis bij de patiënt bevinden dient opgemerkt dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen de eigenlijke administratieve documenten en de specifieke individuele, al dan niet medische, dossiergegevens die soms heel vertrouwelijke informatie kunnen bevatten en niet relevant zijn voor de inspectie.
Betreffende de eerste vraag meent de Nationale Raad dat het deontologisch onaanvaardbaar is dat de zorgplannen en de communicatieschriften waarvan sprake gedurende meerdere dagen tot een week bij de patiënt worden weggehaald en worden gecentraliseerd ten behoeve van de inspectie, terwijl ze continu nodig zijn bij de patiënt opdat alle zorgverleners een optimale continuïteit van zorg zouden kunnen verlenen. Derhalve dient de inspectie van de zorgplannen, zoals de wet het voorschrijft, "ter plaatse" bij de patiënt thuis te geschieden.
Wat betreft de tweede vraag of de inspecteur niet-geneesheer al dan niet inzagerecht heeft van alle documenten, inbegrepen de persoonlijke en medische gegevens van de betrokkene, stelt de wet dat de ambtenaren-inspecteurs van de Vlaamse Gemeenschap het recht hebben zelf kennis te nemen van alle stukken en bescheiden die noodzakelijk en relevant zijn voor de uitoefening van hun ambt.
Hieruit volgt dat deze ambtenaren-inspecteurs, niet-artsen, dienen na te gaan, net als de inspecteurs-artsen die controle uitoefenen in rusthuizen en RVT's, of alle stukken en bescheiden voorhanden zijn die noodzakelijk en relevant zijn voor de betreffende erkenning en eventuele subsidiëring door de Vlaamse Gemeenschap.
Hiertoe behoren de administratieve gegevens uit het dossier van de patiënt.
De Nationale Raad stelt dat inzage van de vertrouwelijke, al dan niet medische, gegevens die zich ook in het dossier bevinden, onaanvaardbaar is, vermits deze niet behoren tot die stukken en bescheiden die noodzakelijk en relevant zijn.
Een inspecteur, niet-arts, is uit hoofde van zijn statuut van ambtenaar gehouden aan de discretieplicht voor het geval hij vertrouwelijke individuele gegevens van de patiënt zou vernemen ter gelegenheid van zijn inspectieopdracht.
De Nationale Raad beveelt in deze heel sterk aan dat de regelgever, in casu de Vlaamse Gemeenschap, per sector, afzonderlijk de taken van de inspectie duidelijk(er) zou omschrijven en aangeven in welke mate de uitvoering van deze taken noopt tot inzage van de individuele patiëntgegevens. Een aanpassing van de dossiersamenstelling lijkt dan ook noodzakelijk opdat er een duidelijke scheiding zou kunnen worden gemaakt tussen de diverse gegevens in een dossier.