keyboard_arrow_right
Deontologie

Kindermishandeling - Beroepsgeheim

Kindermishandeling ‑ Beroepsgeheim

Ingevolge een adviesaanvraag van de Procureur‑generaal van Gent aangaande de eerbiediging van het beroepsgeheim bij de procedures voor de bescherming van mishandelde kinderen, had de Raad een commissie gelast dit probleem te bestuderen. De infrastructuur waarover de Franse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschap beschikken, blijkt niet identiek dezelfde te zijn.

Advies van de Nationale Raad ( 14 december 1991):

A. Wanneer de arts, optredend als gezinsarts, tekenen van mishandeling of verwaarlozing bij een minderjarig kind vaststelt, legt het beginsel, vervat in Art. 61 van de Code van geneeskundige Plichtenleer, aan die arts de deontologische plicht op de ouders, voogd of gerechtelijke overheid hiervan in kennis te stellen.

Aangezien dergelijke situaties kaderen in het geheel van een gegeven gezinsproblematiek, zal bij voorkeur samen met de ouders naar een oplossing worden gestreefd. Hierbij kan de hulp worden ingeroepen van daartoe opgerichte vertrouwensartsencentra.

Dergelijke handelwijze zal zich vooral opdringen in het geval van lichte vormen van mishandeling of verwaarlozing.

Wanneer deze pogingen mislukken en de wanbehandeling voortduurt, dient de arts te overwegen de gerechtelijke overheid hiervan in kennis te stellen.

Wanneer de gezondheid of het leven van het kind echter duidelijk in gevaar wordt gebracht zal de arts in eerste instantie het kind voor verder onheil dienen te behoeden (Art. 422 bis van het SWB).

Dit kan het best geschieden via hospitalisatie, waarvoor de instemming van de ouders vereist is.
Wanneer het kind gehospitaliseerd wordt dient de ziekenhuisarts, die op dat ogenblik niet als behandelend arts van de ouders fungeert, de gerechtelijke overheid in kennis te stellen.

Ingeval de hospitalisatie door de ouders wordt geweigerd, dient de gezinsarts de zorg om de gezondheid van het kind te laten primeren boven zijn beroepsgeheim t.a.v. de ouders en dient hij de bevoegde overheid van de bestaande situatie in kennis te stellen en daarvan mededeling te doen aan de ouders.

B. Wanneer het minderjarig kind de arts uitdrukkelijk verzoekt de mishandeling op zijn persoon gepleegd onder geen beding aan iemand ter kennis te brengen, dient de arts zich te laten leiden door zijn appreciatie over het feit of het kind al dan niet tot rationele oordeelsvorming in staat is.

Is dit wel het geval, dan dient de arts deze wilsuiting te eerbiedigen en blijft hij gebonden door het medisch geheim.

Is dit niet het geval, dan dient hij te handelen zoals geschetst onder A.