keyboard_arrow_right
Deontologie

Landverzekeringsovereenkomst

ln de Tijdschriften nrs. 58 en 59 heeft de Nationale Raad reeds advies en bericht verstrekt aangaande de Wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst.
In deze vergadering neemt de Raad kennis van de ontwerp‑ omzendbrief die opgesteld werd door de Commissie "Medische ethiek" en bestemd is voor alle geneesheren. De gehele vergadering wordt aan dit probleem gewijd. De Raad legt de laatste hand aan de omzendbrief; die door de provinciale raden naar al de op hun lijst ingeschreven geneesheren gestuurd zal worden.

Omzendbrief betreffende de landverzekeringsovereenkomst:

Artikel 95 van de Wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst (Belgisch Staatsblad van 20.08.92) is in werking getreden op 21 september 1992 (Belgisch Staatsblad van 11.09.1992).

Omwille van de deontologische gevolgen van voornoemd artikel, herinnert de Nationale Raad aan de beginselen die aan het medisch geheim ten grondslag liggen en stelt hij vast welke regels in acht genomen dienen te worden in het raam van de landverzekeringsovereenkomst.

1. Het medisch beroepsgeheim is van openbare orde, zoals onderstreept in artikel 55 van de Code van geneeskundige Plichtenleer.

Van openbare orde is datgene wat de essentiële belangen van de Staat of van de gehele gemeenschap raakt, of wat de fundamentele juridische beginselen bepaalt waarop de economische of morele orde van een samenleving gegrondvest is (H. De Page, Traité élémentaire du droit civil belge, 1962, 3de uitgave, t.I, nr 91, p. 111; P. Lambert, Le secret professionnel, 1985,p.29).

Artikel 458 van het Strafwetboek bepaalt: "De geneesheren, heelmeesters, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen, die door staat of beroep, bewaarder zijn van de hun toevertrouwde geheimen, en ze openbaren buiten het geval dat zij geroepen worden om in rechten getuigenis af te leggen alsook buiten het geval dat de wet hen verplicht die geheimen bekend te maken, worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van honderd frank tot vijfhonderd frank".

2. Artikel 95 van de Wet op de landverzekeringsovereenkomst bepaalt: "De door de verzekerde gekozen arts geeft de verzekerde, die erom verzoekt de geneeskundige verklaringen af die voor het sluiten of het uitvoeren van de overeenkomst nodig zijn. Het medisch onderzoek, noodzakelijk voor het sluiten en uitvoeren van de overeenkomst, kan slechts steunen op de voorgeschiedenis van de huidige gezondheidstoestand van de kandidaat‑verzekerde en niet op technieken van genetisch onderzoek die dienen om de toekomstige gezondheidstoestand te bepalen.

Mits de verzekeraar aantoont de voorafgaande toestemming van de verzekerde te bezitten, geeft de arts van de verzekerde aan de adviserend arts van de verzekeraar een verklaring af over de doodsoorzaak."

In de memorie van toelichting wordt omtrent artikel 95, o.m. het volgende geschreven: "Het medisch geheim heeft geen ander doel dan de zieke te beschermen tegen onduldbare indiscretie. Het is dus de zieke die meester moet zijn over de geheimhouding.
In het onderhavige ontwerp wordt het begrip 'volstrekte geheimhouding' vervangen door het begrip 'geheimhouding, zaak van de zieke'. Het is wel verstaan dat de invoering van artikel 95 geen afbreuk doet aan de verantwoordelijkheid van de verzekeraars op het gebied van de verplichting tot geheimhouding. Zij moeten, op straffe van gerechtelijke vervolging, ervoor waken dat hun medische diensten op zodanige wijze zijn georganiseerd, dat de verkregen inlichtingen strikt vertrouwelijk blijven. De verzekerde moet de zekerheid hebben dat de verzekeraar het geheim zal bewaren, dat niets zal uitlekken of zal worden bekendgemaakt."

3. Uit wat voorafgaat blijkt dat het medisch beroepsgeheim van openbare orde is. Behoudens in door de wetgever uitdrukkelijk bepaalde gevallen zal de bekendmaking door de geneesheer van hem toevertrouwde geheimen een schending van het medisch beroepsgeheim opleveren.

Artikel 58 van de Code van geneeskundige Plichtenleer somt de meeste van deze wettelijke uitzonderingsgevallen op.

In de memorie van toelichting wordt verwezen naar de verplichtingen van de medische diensten van de verzekeraars.
Het essentiële kenmerk van een medische dienst is dat hij daadwerkelijk door een geneesheer, in casu de adviserend arts van de verzekeraar, wordt geleid (zie sub 5, de medische dienst van de verzekeraar).

4. In de landverzekeringsovereenkomst dient een onderscheid gemaakt tussen twee soorten medische verrichtingen:

4.1. het geneeskundig onderzoek van de kandidaat‑ verzekerde met het oog op het sluiten van de verzekeringsovereenkomst;

4.2. de medische informatie nodig voor het uitvoeren van de verzekeringsovereenkomst, wanneer zich een in deze overeenkomst bepaald risico heeft voorgedaan:

4.2.1. een ziekte of letsel
4.2.2. een overlijden.

ad 4.1. Dat artikel 95, 1ste alinea, spreekt over "de door de kandidaat‑verzekerde gekozen arts" impliceert niet dat deze arts daadwerkelijk aan deze keuze gevolg moet geven. De term "gekozen arts" kan betekenen dat de kandidaat‑verzekerde kan kiezen tussen enkele artsen, gevestigd in zijn streek en waarvan de verzekeraar hem naam en adres mededeelt. Hij kan eveneens betekenen dat het de kandidaat‑verzekerde vrij staat zelf een keurende arts te kiezen.

ln beide gevallen is de taak van de gekozen arts vergelijkbaar met die van een deskundige. Deze taak kan niet vervuld worden door de behandelende geneesheer, die gebonden blijft door het beroepsgeheim. De behandelende geneesheer wordt dan immers voor de onmogelijke keuze geplaatst om ofwel het beroepsgeheim te schenden, ofwel de waarheid te verdoezelen.

De behandelend geneesheer moet daarom een medisch keuringsonderzoek weigeren wanneer zijn patiënt zich als kandidaat‑verzekerde bij hem aanbiedt.

Men kan in dit opzicht verwijzen naar de jurisprudentie i.v.m. het klinisch formulier bij de bloedproef bij vermoeden van alcoholintoxicatie bij het besturen van een voertuig.

Het is wenselijk dat de geneesheer die het onderzoek doet, de verklaring aan de kandidaat‑verzekerde bezorgt met de aanbeveling die verklaring enkel te bezorgen aan de met naam genoemde adviserend geneesheer van de verzekeringsmaatschappij.

ad 4.2. Uitvoering van de overeenkomst

4.2.1. De verzekerde is in leven.

De verzekerde maakt aanspraak op een uitkering door de verzekeraar: De daartoe door de verzekerde gekozen arts ‑ desgevallend de behandelende geneesheer ‑ kan de verklaringen die nodig zijn voor de uitvoering van de overeenkomst overhandigen aan de verzekerde, met eerbiediging van de bepalingen van artikel 102 van de Code van geneeskundige Plichtenleer.

De verklaringen worden opgesteld op basis van de objectieve en relevante gegevens van het dossier.

Mits toestemming van de verzekerde worden die documenten door de gekozen arts rechtstreeks bezorgd aan de met naam genoemde adviserend arts van de verzekeraar.

4.2.2. De verzekerde is overleden.

Mits de verzekeraar, overeenkomstig artikel 95 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst, aantoont de voorafgaande toestemming van de verzekerde te bezitten, wordt de doodsoorzaak medegedeeld aan de met name aangewezen adviserend arts van de verzekeraar.

Artikel 68 van de Code van geneeskundige Plichtenleer zal binnenkort herzien worden.

De arts moet zich beperken tot het mededelen van de doodsoorzaak.

De door de wet gebruikte termen "arts van de verzekerde" laten niet toe uit te maken welke geneesheer wordt bedoeld; het best geplaatst lijkt de geneesheer die de dood heeft vastgesteld.

5. Deontologische richtlijnen met betrekking tot de adviserend arts van de verzekeraar in het kader van de door de wet van 25.06.92 bepaalde landverzekeringsovereenkomsten.

5.1. De medische dienst van de verzekeraar wordt geleid door de adviserend arts die verantwoordelijk is voor de goede organisatie ervan. Hij kan hiervoor bijgestaan worden door andere adviserende artsen, op wie deze richtlijnen eveneens toepasselijk zijn.

5.2. De adviserend arts van de verzekeraar is ingeschreven op de Lijst van de Orde der geneesheren en moet de bepalingen van de Code van geneeskundige Plichtenleer naleven.

5.3. De adviserend arts van de verzekeraar organiseert de medische dienst zodanig dat alle medische informatie, afkomstig van de arts gekozen door de kandidaat‑verzekerde of verzekerde, persoonlijk aan hem wordt toevertrouwd.

5.4. De adviserend arts, die de wettelijke en deontologische verplichtingen in verband met het medisch beroepsgeheim dient na te leven, is verantwoordelijk voor de bewaring en de geheimhouding van alle medische informatie nopens kandidaat‑verzekerden en verzekerden.

De adviserend arts is gemachtigd om, binnen de grenzen van zijn opdracht, aan de verzekeraar de medische gegevens mede te delen die strikt nodig zijn voor de beoordeling van het afsluiten of de uitvoering van het contract.

5.5. Bij voorkeur zal de adviserend arts de verzekerde persoonlijk onderzoeken, onverminderd de mogelijkheid, zo nodig, inlichtingen in te winnen bij de door de verzekerde gekozen arts.

5.6. Om zijn taak te vervullen, beschikt de adviserend arts over een adequaat medisch kabinet.

5.7. De adviserend arts licht de kandidaat‑verzekerde en de door deze laatste aangeduide arts nauwkeurig in nopens alle beperkende voorwaarden van medische aard van de voorgestelde verzekeringsovereenkomst.

5.8. De adviserend arts mag als dusdanig niet optreden tegenover een kandidaat‑verzekerde of verzekerde, van wie hij de behandelend arts is of was. Evenmin mag een adviserend arts, nadat hij als dusdanig is opgetreden tegenover een kandidaat‑ verzekerde of verzekerde, behandelend arts van de betrokkene worden.

5.9. De adviserend arts heeft met de verzekeraar een schriftelijke overeenkomst, waarvan de bepalingen de naleving van de deontologische richtlijnen waarborgen. De voorgenomen overeenkomst zal hij ter goedkeuring aan zijn provinciale raad voorleggen.

6. Deontologische richtlijnen betreffende de keurende arts.

De keurende arts treedt op als deskundige en zal ten behoeve van zijn opdrachtgever, de adviserend arts van de verzekeraar, slechts de feiten bekend maken, die rechtstreeks betrekking hebben op zijn opdracht en die ter gelegenheid van zijn deskundig onderzoek werden vastgesteld. Overigens dient hij de wettelijke en deontologische verplichtingen in verband met het medisch beroepsgeheim na te leven.

De hierboven sub nummer 5 vermelde richtlijnen zijn mutatis mutandis ook toepasselijk op de keurende arts.