keyboard_arrow_right
Deontologie

Medisch geheim en de maatschappij

De eerbied voor het beroepsgeheim is een teken van eerbied voor de menselijke persoon.

Het beroepsgeheim van de arts is een criterium van de houding die een maatschappij aanneemt ten opzichte van het individu.

Ingevolge de sociale en politieke evolutie wordt dit «archaïsche» geheim nu in vraag gesteld. Het beroepsgeheim zou zogezegd de toepassing van de sociale wetten in de weg staan, aanleiding geven tot oplichterij bij de verzekering, vertraging veroorzaken bij de administratieve maatregelen en het opstellen van statistieken zo goed als onmogelijk maken...

Het wordt inderdaad steeds moeilijker een evenwicht te handhaven tussen enerzijds, de rechten van de menselijke persoon en anderzijds, de eisen van de sociale wetten en de voordelen die zij het individu kunnen bieden.

Maar is het niet even moeilijk om in vrijheid, in een democratie te leven en terzelfdertijd de wetten te doen eerbiedigen, zonder in een dictatuur te vervallen ?

En alhoewel in bepaalde democratische landen een laksere houding wordt aangenomen in verband met het geheim dan in andere, is het zo dat in dictatoriale regimes het geheim helemaal niet wordt geëerbiedigd.

Sommigen vinden de Orde van Geneesheren met zijn verdediging van het geheim van openbare orde en van de absolute zwijgplicht, en met zijn eed van Geneva, die van de Eed van Hippocrates werd afgeleid, een verouderde, voorbijgestreefde en reaktionnaire Orde. Het medisch geheim vindt inderdaad zijn oorsprong in de verre oudheid en heeft enkel, dank zij de wil van de artsen en in weerwil van politieke regimes en revoluties, de eeuwen getrotseerd.

De eerbied voor de persoonlijke privacy is de morele grondslag van het geheim en is trouwens heel wat ouder dan het wettelijk fondament. Het feit dat het medisch geheim tot op heden heeft standgehouden en officiële erkenning vond in de Code Napoleon, na de ideëenexplosie van de 18e eeuw en de revolutie van 1789, wijst erop dat het werkelijk onmiskenbaar verbonden is met de eerbied voor de menselijke persoon.

Door de wet is het tot een begrip van openbare orde verheven. In de wet in kwestie, werd nergens de mogelijkheid voorzien voor de betrokkene om de arts van zijn zwijgplicht te ontslaan, behoudens dan de gevallen voorzien bij andere wetten en de afwijking in verband met de getuigenis in rechte.

Het beroepsgeheim werd niet zozeer voorgeschreven ten gunste van het individu, de zieke of de arts, maar ten bate van allen, opdat elkeen, van de misdadiger tot de eerlijkste mens, van de revolutionnair tot de meest conventionele burger, op om het even welke arts beroep zou kunnen doen, om het even waar en in alle omstandigheden, zonder te moeten vrezen dat zijn geheim, zijn verzoek of zijn privacy, zouden worden geschonden.

Het medisch geheim behoort in feite niet het individu. Het behoort de gemeenschap. Niemand kan bijgevolg het geheim schenden of de houder van zijn zwijgplicht ontslaan.

De maatschappij is ontegensprekelijk veranderd sinds Hippocrates en de Code Napoleon en het geheim geeft aanleiding tot moeilijkheden. Moet de wet daarom echter worden gewijzigd ?

Wij mogen niet zonder meer de fundamentele wetten verbreken zonder eerst alle gevolgen van een eventuele afschaffing te hebben afgewogen.

Gaat de materiële en technische vooruitgang van onze beschaafde wereld wel gepaard met een morele aanpassing waardoor de menselijke waarden gewaarborgd blijven ? Slechts eigenzinnige optimisten gaan daar niet aan twijfelen.

Onze oude wetten ter bescherming van onze vrijheden mogen zeker een gelukkige wetenschappelijke en sociale vooruitgang waarop wij fier mogen zijn, niet verhinderen. Maar in een leefbare maatschappij moet het toch voor iedereen mogelijk zijn zich te laten verzorgen en van de sociale vooruitgang te genieten zonder schrik voor indiscreties die het beoogde doel in de weg zouden kunnen staan.

Zou de maatschappij er baat bij vinden indien het beroepsgeheim van de advokaat werd opgeheven ? De taak van de politie zou er nogal wat op vergemakkelijken indien zij op de hoogte zou worden gehouden van de vertrouwelijke mededelingen van de verdachte aan diens verdediger !

En waarom niet in die lijn doordenken en de priester ertoe verplichten een nominatief dossier bij te houden van zijn biechtelingen ? Getourmenteerde misdadigers verlaten zich toch dikwijls op de vertegenwoordigers van God ? De dossiers zouden ter beschikking kunnen worden gelegd van het Gerecht.

En zou, door het ruchtbaarmaken van allerhande dossiers zoals: prenatale raadplegingen, raadplegingen voor zuigelingen, medisch schooltoezicht, PMS Centra en arbeidsgeneeskunde, de taak van de werkgevers, de verzekeringen, de administratie e.d., niet aanzienlijk worden vereenvoudigd ?

Door het op computer brengen van al deze dossiers zou het inderdaad mogelijk worden een administratief perfekte maatschappij te creëren.

Maar zou het een gelukkige, rechtvaardige en bevrijdende maatschappij zijn ?

***

De artsen zijn zich bewust van de moeilijkheden die soms rijzen ingevolge de wettelijk en deontologisch opgelegde geheimhouding.

Het zoeken naar een juiste harmonie tussen de morele, wettelijke en deontologische plichten van de arts en de sociale eisen, hebben tot het begrip «gedeeld geheim» geleid.

Door gedeeld geheim wordt verstaan het geheim dat de arts deelt met elke daartoe bevoegde persoon die tevens op zijn beurt gebonden is door de zwijgplicht.

Het gedeeld geheim mag echter niet het geheim van Jan en Alleman worden. De arts moet bepaalde regels en omstandigheden in acht nemen.

Diegene met wie hij het geheim deelt moet er, op grond van zijn studies, vorming en funktie, toe bevoegd zijn; hij moet tevens op zijn beurt gebonden zijn door het beroepsgeheim en deze plicht moet echt en geloofwaardig zijn; de bekendmaking moet gemotiveerd zijn door een algemeen of sociaal belang dat opweegt tegen het algemeen belang dat ten grondslag ligt van het geheim; bovendien moet de bekendmaking vereist zijn en het geheim mag nooit zonder gegronde reden, zelfs niet aan een andere arts, worden vrijgegeven; tevens is het akkoord vereist van de betrokkene en moet deze laatste de mogelijkheid krijgen om te oordelen over diegene die het geheim zal delen.

In de Code van Plichtenleer werd rekening gehouden met de sociale eisen en de voorwaarden vereist voor een gedeeld geheim en de Code is bijgevolg een nuttige gids voor de arts.

De medische deontologie mag niet vastgeroest zijn. Er moet kunnen worden ingehaakt op de sociale evolutie zonder evenwel de onmisbare principes ter bescherming van de mens aan te tasten.

Het medisch geheim is niet verouderd. Het is integendeel, aktueler dan ooit, nu het individu aan zoveel agressies is blootgesteld.

Dr. J. BACQUELAINE