Medische controle - Beroepsgeheim
Een provinciale raad verzoekt de Nationale Raad om advies aangaande een interpretatieverschil tussen de Raad van beroep en hemzelf betreffende het beroepsgeheim inzake controlegeneeskunde.
Zich baserend op het advies van de Nationale Raad van 20 juni 1992, heeft de provinciale raad een controlearts veroordeeld wegens schending van het beroepsgeheim door het meedelen van zijn medische bevindingen in het medisch rapport ten behoeve van de hoofdgeneesheer van de controleorganiserende maatschappij.
De veroordeelde arts heeft beroep aangetekend.
De Raad van beroep heeft de veroordeelde arts ontslagen van de tuchtvervolging en hem vrijgesproken, rekening houdend met het feit dat de controlearts en de hoofdgeneesheer voor dezelfde controleorganiserende maatschappij werkten, dat de hoofdgeeesheer ertoe gerechtigd is na te gaan of de opdrachten van de controlearts goed uitgevoerd worden, dat de hoofdgeneesheer zelf controles dient uit te voeren en dat de hoofdgeneesheer gehouden is tot de strikte naleving van het beroepsgeheim wanneer hij kennis neemt van dossiers.
Advies van de Nationale Raad:
In zijn vergadering van 19 maart 1994 heeft de Nationale Raad de deontologische relatie tussen controlegeneesheer en hoofdgeneesheer van een controleorganiserende maatschappij in het kader van de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978 opnieuw in overweging genomen.
Het komt de Nationale Raad voor dat de taak en functie van deze hoofdgeneesheer, taak en functie die trouwens door geen enkel wettelijk statuut worden bepaald, in de praktijk neerkomen op volgende deelelementen:
- het, in opdracht van de maatschappij, administratief organiseren van de medische controle die autonoom wordt uitgevoerd door de controleartsen;
- de controle over de contractuele conformiteit van de uitgevoerde controleopdrachten;
- de administratieve opvolging van de medische beslissingen van de controleartsen, genomen in uitvoering van art. 31 van de wet van 3 juli 1978;
- de medische inbreng bij de statistische verwerking van de bekomen controlegegevens ter attentie van de werkgever met het oog op het opstellen van een absenteïsmebeleid.
Overwegende dat
- de hoofdgeneesheer uitsluitend optreedt in opdracht en in het belang van de controleorganiserende maatschappij en bijgevolg steeds als tegenpartij van de gecontroleerde werknemer fungeert;
- de hoofdgeneesheer geen enkele inspraak heeft noch bij de beslissing van de controlearts, die volledig autonoom optreedt, noch bij de behandeling van de werknemer, die uitsluitend bij de behandelende arts berust;
- de hoofdgeneesheer een administratieve taak en functie uitoefent in het kader van een louter commercieel optredende maatschappij ten dienste van de werkgever; .
- de hoofdgeneesheer elke statistische verwerking omtrent het absenteïsme ter informatie van de werkgever kan invullen op basis van niet-gepersonifieerde medische gegevens, verstrekt door de controleartsen, en dat de daarvan gescheiden louter administratieve elementen hem toelaten controle uit te oefenen over de contractuele conformiteit van de uitgevoerde controleopdrachten;
blijft de Nationale Raad bij zijn advies van 20 juni 1992 waarin werd gestipuleerd dat mededeling van door het medisch geheim gedekte gegevens door een controlearts aan de hoofdgeneesheer van de controledienst verboden is aangezien hij tegenover die hoofdgeneesheer door het beroepsgeheim is gebonden.
Een kopie van dit advies werd bezorgd aan de Raad van beroep en aan de provinciale raden:
Ik doe u hierbij, te uwer informatie, kopie geworden van de brief die op 23 maart 1994 aan een Provinciale Raad van de Orde der geneesheren werd toegezonden in verband met de deontologische relatie tussen de controlegeneesheer en de hoofdgeneesheer van een controleorganiserende maatschappij in het kader van de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978.