Medische registratie - Nieuwe richtlijnen
Medische registratie
Ingevolge de herhaalde verzoeken om advies die de Nationale Raad van verschillende kanten ontving in verband met het vermelden van medische gegevens in dossiers die volgens de nieuwe richtlijnen bestemd zijn voor de medische registratie, heeft de Nationale Raad een commissie belast met het onderzoek van deze aangelegenheid.
Nadat in de vergadering van 11 mei 1985, het rapport van de commissie uitgebreid werd besproken, heeft de Nationale Raad onderstaand commentaar gericht aan Minister DEHAENE van Sociale Zaken.
De Nationale Raad van de Orde der geneesheren wordt vanuit verschillende hoeken van het land, bij herhaling om advies verzocht naar aanleiding van de problemen die de artsen ondervinden bij het vermelden van medische gegevens in dossiers bestemd voor een verdere rationalisatie en algemene organisatie van de zorgenverlening in ons land.
Uit de aan de Nationale Raad voorgelegde vragen die verband houden met de manier waarop medische informatie wordt samengebracht, blijkt dat een gevaarlijke vermenging dreigt te ontstaan tussen de "medische" en de "administratieve" gegevens. Door een onvoldoende scheiding tussen beide, is het mogelijk via administratieve gegevens toegang te krijgen tot medische informatie die onder het beroepsgeheim valt.
Bij nadere lezing van onderstaande ontwerpen van koninklijke besluiten, lijkt nog meer reden tot ongerustheid te bestaan in verband met een aantal problemen van medisch beroepsgeheim.
1. Krachtens het ontwerp van koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 5, lid 2, en van artikel 8, lid 1, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, wordt o.m. aan vijf landsbonden toegang verleend tot de informatie van bedoeld Rijksregister.
Verder worden bij dit ontwerp tevens verschillende natuurlijke‑ en rechtspersonen (o.a. Iandsbonden, ziekenfondsen, verzorgingsinstellingen, tarificatiediensten) gemachtigd gebruik te maken van het identificatienummer van het Rijksregister onder welbepaalde voorwaarden en binnen bepaalde perken.
2. Het ontwerp van koninklijk besluit houdende uitvoering van artikelen 6 en 7 van diezelfde wet van 8 augustus 1983 regelt o.a. de verplichting voor de gemeenten om (in sommige gevallen kosteloos) de door de openbare overheid en de organismen met toegang tot het Rijksregister gevraagde gegevens, te verstrekken.
Vanaf het ogenblik dat de vermelde instellingen het recht hebben het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken voor de administratieve gegevens van hun aangeslotenen, wordt de kans zeer groot dat zij dat nummer ook zullen gebruiken voor de registratie van de medische en sociale gegevens waarover zij beschikken.
Daarnaast meent de Nationale Raad te weten dat in verschillende ziekenhuizen het identificatienummer van het Rijksregister voor het opslaan van de medische gegevens van de patiënten reeds wordt gebruikt of zal worden gebruikt.
Onder artikel 7, derde lid, van het ontwerp van koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 5, tweede lid en van artikel 8, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, staat verder:
"Zijn geen derden voor de toepassing van het tweede lid: 3° de personen aan dewelke de kennisgeving van die informatie is opgelegd of noodzakelijk gemaakt voor de uitvoering van de verplichtingen die hun zijn toegewezen door of krachtens een wettelijke of reglementaire bepaling."
De Nationale Raad is ten zeerste verontrust over de voor de hand liggende koppeling van de administratieve en medische gegevens van de patiënt in databanken die, via het identificatienummer, zeer gemakkelijk en snel voor een uitgebreid aantal organismen toegankelijk kunnen zijn.
Het is zonder meer duidelijk dat deze handelwijze de bescherming van de privacy, een essentieel kenmerk van onze samenleving, in het gedrang brengt en dit des te meer daar de wetgeving op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer nog steeds in voorbereiding is. Hogervermelde ontwerpen van koninklijke besluiten bieden onvoldoende waarborgen tegen misbruiken en eventuele "lekken" die uiteraard neerkomen op een schending van het medisch geheim.
Uit de aan de Nationale Raad voorgelegde vragen in verband met het opslaan van de medische informatie in de ziekenhuizen, blijkt dat een gevaarlijk amalgaam dreigt te ontstaan tussen de "medische" en de "administratieve" gegevens. Indien geen duidelijkere scheiding komt tussen beide, zal het mogelijk zijn via administratieve gegevens toegang te krijgen tot medische informatie die onder het beroepsgeheim valt.
Het is bovendien niet ondenkbaar dat deze gegevens door bepaalde instellingen van openbaar nut tegen de wil in en buiten het weten om, ten nadele van de patiënt worden aangewend.
Zoals reeds opgemerkt in zijn brief van 20 juni 1984, is de Nationale Raad altijd voorstander geweest van een doorgedreven medisch‑wetenschappelijke kennis en de bevordering van een betere zorgenverlening door middel van adequate statistieken.
In dat schrijven wees de Nationale Raad er reeds op dat "zowel volgens de wet, de constante jurisprudentie van onze hoven en rechtbanken als volgens de principes van de Code van geneeskundige Plichtenleer van 1975, gegevens betreffende zieken slechts worden verstrekt met de goedkeuring van deze laatsten en voor zover de gegevens bestemd zijn voor een andere arts belast met de voortzetting van de diagnosestelling of de behandeling, of in het kader van een medisch‑sociaal consult. Zelfs in genoemde omstandigheden blijft de mededeling strikt beperkt tot de onmisbare gegevens".
De Nationale Raad wenst eens te meer Uw aandacht te vestigen op het feit dat, om de geest van de wet op het beroepsgeheim te vrijwaren, de medische gegevens die onder het beroepsgeheim vallen, zorgvuldig van de administratieve gegevens gescheiden moeten blijven. De controle op de conformiteit tussen deze anonieme gegevens en de realiteit kan zonder problemen worden toevertrouwd aan artsen die met deze specifieke opdracht zijn belast en op hun beurt door het beroepsgeheim zijn gebonden.
De Nationale Raad meent dat de bescherming van de privacy een essentieel kenmerk is van onze samenleving en voorrang heeft op elke andere overweging.
De toegang tot en het gebruik van het nationaal identificatienummer door een uitgebreid aantal organismen vormen, in de huidige omstandigheden een reëel gevaar voor de schending van de privacy en het medisch geheim.
Deze opmerkingen lijken ons des te meer gegrond gelet op de talrijke voorbeelden van schending van het geheim in de diverse domeinen waar informatieverwerking systematisch wordt toegepast niettegenstaande de zogezegde degelijk ingebouwde beveiligingen.