Opname in een psychiatrisch ziekenhuis - Mededeling aan politie of procureur des Konings
Een provinciale raad maakt de Nationale Raad volgende vragen over van de hoofdgeneesheer van een psychiatrisch ziekenhuis:
mag een geneesheer aan de politie of de procureur des Konings antwoorden of iemand al dan niet opgenomen is in een psychiatrische kliniek?
Maakt het dan een verschil of het gaat over een gedwongen opname, of het gaat om een minderjarige, of het volgens de politie gaat om een onrustwekkende verdwijning?is er bij het opstellen van de ministeriële richtlijn d.d. 22 juli 1997 met betrekking tot de opsporing van vermiste personen door het ministerie van Justitie advies gevraagd van de Orde der geneesheren?
Indien dit niet het geval was, laat deze ministeriële richtlijn de overheid dan toe eventueel inlichtingen op te vragen en onder welke modaliteiten?indien het niet zo is dat de ministeriële richtlijn de overheid toelaat deze zaken op te vragen, is het vragen van de politie en de overheid dan niet te beschouwen als een aanzetten tot het schenden van het beroepsgeheim?
Antwoord van de Nationale Raad:
In zijn vergadering van 24 april onderzocht de Nationale raad van de Orde der geneesheren uw vraag om advies d.d. 11 maart 1999 betreffende de medewerking van ziekenhuisartsen aan de opsporing van vermiste personen wat formeel strijdig is met het beroepsgeheim en eerder uitgebrachte adviezen van de Nationale Raad van de Orde der geneesheren. Als bijlage bij uw vraag om advies werd een afschrift ingesloten van een aan uw Provinciale Raad overgemaakte brief van een hoofdgeneesheer van een psychiatrisch ziekenhuis. Uit de voorgelegde situatieschetsen blijkt dat de gestelde vraag zich niet beperkt tot de artsen verbonden aan psychiatrische ziekenhuizen maar betrekking heeft op alle ziekenhuisartsen.
Aanleiding tot de vraag zijn de opdrachten voor de gerechtelijke overheid en de politie vervat in de ministeriële richtlijn van 22 juli 1997 met betrekking tot opsporing van vermiste personen. Hieruit blijkt dat onder de "initiële reacties" bij de aangifte van een verdwijning o.m. het uitvoeren van een algemene controle valt met contactname van andere politiediensten en verificatie van de stations, de ziekenhuizen en de gevangenissen.
Opvallend in de ministeriële richtlijn is dat de ziekenhuizen op één lijn worden geplaatst met de stations en de gevangenissen - daar waar bv. van hotels geen sprake is - en dat de verificatie dient te gebeuren vóór de bevoegde dienstdoende officier van de gerechtelijke politie of de dienstdoende parketmagistraat de verdwijning als onrustwekkend heeft getaxeerd. (Uit de overgemaakte stukken blijkt dat niet steeds een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen het vermist zijn van een persoon en een onrustwekkende verdwijning).
Deze ministeriële richtlijn van 22 juli 1997 is bestemd voor magistraten en politiediensten. Zij kan in geen geval wat de artsen betreft worden gelijkgesteld met een van de negen wettelijke uitzonderingen op het beroepsgeheim zoals voorzien in artikel 58 van de Code van geneeskundige Plichtenleer. Daarnaast stelde de Nationale Raad herhaaldelijk dat "een opname in een ziekenhuis strikt genomen onder het beroepsgeheim valt" (adviezen van 13 juni 1981, 12 februari 1983 en 24 augustus 1991).
Dit principe verder handhaven kan overkomen als een zuiver theoretische stelling die in de praktijk dode letter geworden is. Dit neemt echter niet weg dat er patiënten zijn die erop staan dat hun opname geheim gehouden wordt en in uitzonderlijke gevallen slechts onder die voorwaarde akkoord gaan met een klinische observatie en/of behandeling. Om dezelfde reden zullen artsen bij voorkeur ontwenningskuren volgen buiten hun regio en zullen VIPS daarvoor naar het buitenland gaan. Bij opneming dient een patiënt de kans te krijgen zijn wil in dit vlak kenbaar te maken en het behoort desgevallend tot de taak van de arts de nodige maatregelen te treffen om de hospitalisatie voor de buitenwereld geheim te houden. Bijzondere voorzorgsmaatregelen, waar een minimum aan creativiteit voor volstaat, zullen meestal noodzakelijk zijn om te voorkomen dat het ziekenhuispersoneel de wensen van de gehospitaliseerde niet respecteert.
Concrete problemen rijzen wanneer patiënten hun hospitalisatie voor hun omgeving willen geheim houden, de omgeving hen als vermist opgeeft, de politie de aanmelding ernstig neemt en in uitvoering van de ministeriële richtlijn de ziekenhuizen contacteert. De Nationale Raad is van oordeel dat het recht van de zieke op geheimhouding moet gerespecteerd worden maar dat de behandelende arts anderzijds dient te voorkomen dat de opsporing verder gaat. In overleg met de procureur des Konings moet het mogelijk zijn tot een formule te komen die beide doelstellingen realiseert. Wanneer dit overleg (nog) niet plaatsvond lijkt het aangewezen dat de behandelende arts een tussenpersoon contacteert bv. de voorzitter van de Provinciale Raad van de Orde der geneesheren die de bevoegde parketmagistraat kan meedelen dat er geen redenen voorhanden zijn om de verdwijning als verontrustend te beschouwen.
In dit advies werd een zin toegevoegd : cf. advies a137028 (TNR nr 137).