Opvragen van gegevens door de arts van het CLB aan de behandelende arts van een leerling
Wanneer een arts van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB) het nuttig acht om medische gegevens op te vragen bij de behandelende arts van een leerling, dient hij dit te doen met de goedkeuring van de betrokken persoon (art. 109 van de Code van geneeskundige plichtenleer).
De Coördinator van de Permanente ondersteuningscel voor de CLB's van het Gemeenschapsonderwijs vraagt welke leeftijd de leerling dient bereikt te hebben om zelf zijn toestemming te kunnen geven en op welke manier dit dient te gebeuren.
Advies van de Nationale Raad :
De Nationale Raad besprak in zijn vergadering van 14 december 2002 uw brief van 29 maart 2002 betreffende het opvragen van gegevens door de arts van het CLB (Centrum voor leerlingenbegeleiding) aan de behandelende arts van een leerling.
Meer concreet wordt hierin de vraag gesteld of de CLB-arts en het CLB-team de "betrokken persoon" die zijn toestemming dient te geven, mogen interpreteren als zijnde de leerling zelf, zo deze 14 jaar of ouder is, of als de ouder of voogd in de andere gevallen.
Tevens wordt de vraag gesteld op welke manier de betrokken persoon zijn goedkeuring dient te geven : volstaat de afwezigheid van verzet voor CLB-begeleiding of dient de instemming te gebeuren via de medische vragenlijst of expliciet, mondeling of schriftelijk, bij elke probleemstelling ?
Hierbij is belangrijk dat de Code van geneeskundige plichtenleer in zijn artikel 107 bepaalt dat geneesheren werkzaam in centra of instellingen voor preventieve geneeskunde gebonden zijn door de bepalingen van de Code. Het artikel 105 bepaalt dat binnen de in de artikels 55 tot 70 vastgelegde grenzen van het beroepsgeheim de behandelende arts in het belang van zijn patiënten actief moet samenwerken met zijn collega's die aan preventieve geneeskunde doen en hun medewerkers. Het artikel 106 bepaalt dat de behandelende arts, met toestemming van de betrokkene, aan de arts van het medisch schooltoezicht (CLB) gegevens mag verstrekken die hij voor de patiënt nuttig acht, terwijl artikel 108 bepaalt dat de arts werkzaam in een centrum voor preventieve geneeskunde alle nuttige resultaten moet overhandigen aan de arts aangeduid door de betrokkene en, wanneer het een kind of een onbekwaam persoon betreft, aan de arts aangeduid door de wettelijke vertegenwoordiger(s).
Wat de vraag betreft op welke leeftijd een leerling als betrokken persoon kan worden aangezien, herinnert de Nationale Raad aan zijn advies van 20 september 1997 (Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 79, maart 1998, p. 21). Op de vraag of een veertienjarige alleen kan beslissen en toestemming geven, dus als betrokken persoon kan worden beschouwd, kan geen algemeen geldend antwoord worden gegeven.
In de rechtsleer wordt een belangrijk onderscheid gemaakt tussen de minderjarige die niet en de minderjarige die wel "tot de jaren van verstand is gekomen".
Ook de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt zegt in artikel 12, §2, dat een minderjarige bij de uitoefening van zijn rechten wordt betrokken rekening houdend met zijn leeftijd en maturiteit. De in de Wet Patiëntenrechten opgesomde rechten kunnen door een minderjarige patiënt die tot een redelijke beoordeling van zijn belangen in staat kan worden geacht, zelfstandig worden uitgeoefend.
De CLB-arts zal met zijn team, met voorzichtigheid en in geweten, moeten oordelen, rekening houdend met alle nuttige factoren zoals de persoonlijkheid van het kind, de aard van de medische prestatie, de familiale en sociale omstandigheden en te dezen de schoolse prestaties en schoolervaringen (zie het reeds vermelde advies van de Nationale Raad van 20 september 1997).
Zo geoordeeld wordt dat de leerling niet tot de jaren van verstand is gekomen, zal/zullen de wettelijke vertegenwoordiger(s) als betrokken perso(o)n(en) worden beschouwd, zoals ook in de wet betreffende de rechten van de patiënt in artikel 12, §1, wordt voorzien. De leerling dient echter steeds bij het overleg betrokken te worden "rekening houdend met zijn leeftijd en maturiteit" (artikel 12, §2, wet patiëntenrechten).
Ten aanzien van de minderjarige die geoordeeld wordt tot de jaren van verstand te zijn gekomen, is de arts in principe gebonden door het beroepsgeheim ten opzichte van de wettelijke vertegenwoordiger(s) en dient de leerling zelf als betrokken persoon te worden aangezien.
Omtrent de vraag op welke manier de betrokken persoon zijn goedkeuring moet geven, kan de afwezigheid van verzet niet als instemming gelden.
De uitdrukkelijke toestemming kan evenwel om praktische redenen via een medische vragenlijst gebeuren, die dan door de "betrokken persoon" wordt ingevuld nadat deze voorafgaandelijk en tijdig, duidelijk en volledig werd geïnformeerd over de mogelijke vraag naar medische gegevens bij de behandelende arts, voor zover deze vraag gerechtvaardigd wordt. In specifieke omstandigheden met een delicaat karakter zal de betrokken CLB-arts oordelen over de opportuniteit van een bevestiging van de toestemming.
De Nationale Raad vestigt er de aandacht op dat het opvragen van medische persoonsgegevens een gedeeld medisch geheim impliceert en onder het toezicht en de verantwoordelijkheid van de geneesheer (CLB-arts) valt (wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens).
De CLB-arts zal autonoom oordelen welke medische gegevens al dan niet kunnen worden opgenomen in het multidisciplinair CLB-dossier (advies van de Nationale Raad van 14 november 1998, Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 83, maart 1999, p. 13 en advies van de Nationale Raad van 16 december 2000, Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 91, maart 2001, p. 8).