Protocols voor minnelijke medische schatting voorgesteld door een verzekeringsmaatschappij
De Nationale Raad werd in maart 1997 door een provinciale raad geadieerd van een klacht van dokter X bij de procureur des Konings te Brussel wegens schending van het medisch geheim in de door een verzekeringsmaatschappij aangeboden protocols voor minnelijke medische schatting.
De gewraakte alinea uit de protocols luidt als volgt: "De gegevens die ons meegedeeld zijn, mogen door onze maatschappij verwerkt worden met het oog op cliëntenservice, de aanvaarding van risico's, het beheer van contracten en schadegevallen. De ondertekenaar(s) verleent (verlenen) zijn (hun) bijzondere toestemming voor de verwerking van de medische gegevens die op hem (hen) betrekking hebben. De betrokken personen mogen deze gegevens kennen en laten verbeteren. Zij kunnen bijkomende inlichtingen verkrijgen bij de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (Wet van de 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer)."
Na onderzoek van deze aangelegenheid in zijn vergadering van 5 juli 1997, heeft de Nationale Raad op 6 augustus 1997 het advies gevraagd van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer omtrent de al dan niet strijdigheid van deze clausule met de wettelijke bepalingen en beginselen inzake bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Op 6 januari 1998 heeft de Commissie laten weten dat zij van mening is dat de betwiste clausule onaanvaardbaar is, met name voor zover deze de verkrijging van de toestemming tot de verwerking van medische gegevens met het oog op de klantenservice, de aanvaarding van risico's en het beheer van contracten en schadegevallen verbindt aan een expertiseprocedure in der minne.
De Commissie herinnert in dit opzicht aan artikel 39 van de wet van 8 december 1992, zoals gewijzigd door artikel 24 van de wet op het centraal strafregister, dat bepaalt dat met een geldboete van honderd frank tot honderdduizend frank wordt gestraft: (...) 6° hij die om een persoon te dwingen hem inlichtingen mede te delen verkregen door de uitoefening van het recht omschreven in artikel 10, §1, of om zijn instemming te geven met de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens, jegens hem gebruik maakt van feitelijkheden, geweld of bedreigingen, van giften of beloftes.
De Nationale Raad beslist dit advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer over te maken aan de provinciale raad en aan de subsituut-procureur des Konings te Brussel.