keyboard_arrow_right
Deontologie

Registratie van de telefoongesprekken op de dienst spoedgevallen van een ziekenhuis

Een provinciale raad vraagt het advies van de Nationale Raad betreffende het registreren van alle communicaties op de dienst spoedgevallen van een ziekenhuis.

Advies van de Nationale Raad :

In 1985 werd door het Antigifcentrum een gelijkaardige vraag gesteld. In zijn vergadering van 11 mei 1985 werd door de Nationale Raad geen gunstig advies verleend in verband met de opname van telefoonoproepen omdat vanuit deontologisch standpunt dergelijke opnamen slechts kunnen gebeuren met de voorafgaande toestemming van de oproeper. De vraag kan gesteld worden of er nieuwe elementen kunnen aangebracht worden die aanleiding kunnen zijn om dit advies te wijzigen.

De Nationale Raad onderzocht de wetgeving terzake en meer in het bijzonder de Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Uit dit onderzoek blijkt dat er geen specifieke regelgeving bestaat betreffende het op band opnemen van telefoongesprekken met de dienst spoedgevallen.

In zijn vergadering van 18 juni 2005 besliste de Nationale Raad het advies in te winnen van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

De voorzitter van deze commissie antwoordde op 10 mei 2006 dat de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie (hierna “WEC”) van toepassing is, meer bepaald het artikel 125 :
§ 1. De bepalingen van artikel 124 van deze wet en de artikelen 259bis en 314bis van het strafwetboek zijn niet van toepassing : … 3° wanneer de handelingen worden gesteld om de interventie van hulp- en nooddiensten mogelijk te maken die antwoorden op aan hen gerichte verzoeken om hulp; …
§ 2. De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van het Instituut (Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie), bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels en de middelen die moeten worden ingezet om het identificeren, het opsporen, lokaliseren, afluisteren, kennisnemen en opnemen van elektronische communicatie mogelijk te maken.

Tot op heden blijkt de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer nog niet door de bevoegde overheid te zijn geconsulteerd.

De conclusie is dan ook dat, in afwachting van de door de WEC voorziene uitvoeringsbesluiten, er vooralsnog geen wettelijke mogelijkheid bestaat om tot opname van het telefoongesprek over te gaan door een hulp- en nooddienst.

De Nationale Raad handhaaft derhalve zijn advies van 11 mei 1985.