keyboard_arrow_right
Deontologie

Statistiek

Het ontwerp van wet 1281 tot machtiging van de Regering tot het houden van statistische en andere onderzoekingen betreffende de demografische, economische en sociale toestand van het land, werd door de Nationale Raad grondig onderzocht vanuit het oogpunt van de medische professie.

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 14 december 1985 besloten volgende nota te richten aan de heren Eerste Minister, Minister van Economische Zaken waaronder het Nationaal Instituut voor Statistiek ressorteert en Minister van Sociale Zaken:

De Nationale Raad heeft kennis genomen van de beschikkingen van de wet van 1 augustus 1985 (Belgisch Staatsblad van 6 augustus 1985) waarbij onder Hoofdstuk V een reeks artikelen van de wet van 4 juli 1962 betreffende de openbare statistiek (Ministerie van Economische Zaken) worden gewijzigd.

Door artikel 4 van de wet van 1962 werd een wettelijke uitzondering gesteld op de beschikkingen van artikel 458 van het Strafwetboek. In bedoeld artikel wordt met name aan de geneesheren verboden het beroepsgeheim in te roepen "om te weigeren inlichtingen te verstrekken waarvan zij houder zijn door hun staat of beroep, wanneer deze hen ter uitvoering van de artikelen 1 en 3 van deze wet gevraagd worden met het oog op het opmaken van gezondheidsstatistieken".

De Nationale Raad stelt vast dat bij zijn weten nooit een uitvoeringsbesluit werd genomen met de nodige maatregelen om de anonimiteit van deze inlichtingen te waarborgen, terwijl dergelijk besluit vereist is voor de tenuitvoerlegging van de wet van 1962. Er bestaat overigens een tegenspraak tussen de verplichte schending van het beroepsgeheim door de arts en de maatregelen ter bescherming van de anonimiteit van de aldus bekomen informatie.

De Nationale Raad is van oordeel dat een dusdanig belangrijke uitondering op het algemeen beginsel van de medische zwijgplicht die in ons land van openbare orde is, noch op wetenschappelijke gronden, noch omwille van het openbaar belang, verantwoord is. Statistieken kunnen evengoed worden opgesteld aan de hand van anonieme gegevens wanneer op exacte wijze het kader van het onderzoek wordt vastgelegd.

De wet van 1 augustus 1985 betekent een bedreiging voor de privacy van elke burger die zich toeverlaat op een arts van zijn keuze in de vaste overtuiging dat een arts die informatie nooit aan derden zal vrijgeven en dat niet alleen door het vaag karakter ervan maar vooral door de grote uitbreidingsmogelijkheden zoals o.a. de mogelijkheid voor derden om tegen betaling onderzoekingen en studies te laten uitvoeren door het Nationaal Instituut voor de Statistiek.

De Nationale Raad betreurt dat de Hoge Raad voor de Statistiek opgericht in het kader van het Nationaal Instituut voor de Statistiek, uitsluitend is samengesteld uit ambtenaren die de verbruikers vertegenwoordigen en geen enkele afgevaardigde telt van diegenen die het voorwerp uitmaken van de verzoeken om inlichtingen of diegenen die deze inlichtingen moeten geven.

Artikel 24 quinquies van Hoofdstuk Vll bis van de wet van 1 augustus 1985 preciseert dat de statistische onderzoekingen en studies in geen geval betrekking mogen hebben op de persoonlijke levenssfeer, onder meer op het sexueel gedrag, de overtuiging of activiteiten op politiek, levensbeschouwelijk of godsdienstig gebied, het ras of de etnische afstamming.

Aangezien medische dossiers meestal inlichtingen van deze aard bevatten, moet daaruit worden afgeleid dat het intrekken van de medische zwijgplicht beperkt is tot de inlichtingen omtrent de gezondheidstoestand van de patiënten. In dat geval en gelet op de mogelijke brede verspreiding van de informatie ingewonnen door het N.l.S., is de Nationale Raad van oordeel:

  1. dat geen enkele band mag mogelijk zijn tussen de medische gegevens enerzijds, en de met naam genoemde patiënt anderzijds;
  2. dat het statistisch onderzoek moet gebeuren aan de hand van formulieren waarvan de tekst voorafgaandelijk voor advies aan de Raad van de Orde werd voorgelegd.

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren zou overigens telkens een deontologisch advies moeten uitbrengen aangaande de opportuniteit van statistische onderzoekingen die de gezondheid en het gezondheidsbeleid raken en waarvoor aan de artsen om informatie over hun patiënten wordt gevraagd.

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren die eens te meer zijn steun toezegt aan de organisatie van statistische onderzoekingen en studies in het vlak van de gezondheidsproblematiek, wenst ten slotte te herinneren aan de talrijke adviezen die reeds werden uitgebracht in verband met de bescherming van het medisch beroepsgeheim. Hij kan onder geen beding aanvaarden dat omwille van de statistiek, het medisch beroepsgeheim van de arts wordt geschonden aangezien dit ten grondslag ligt van de geneeskunde praktijk in elke democratische samenleving.