keyboard_arrow_right
Deontologie

Toegang tot het medisch dossier van de overleden patiënt in geval van een testamentaire betwisting

De nationale raad van de Orde der artsen heeft de vraag onderzocht van de toegang tot het medisch dossier van de overleden patiënt in geval van een testamentaire betwisting.

Advies van de nationale raad :

In zijn vergadering van 17 december 2016 heeft de nationale raad van de Orde der artsen de vraag onderzocht van de toegang tot het medisch dossier van de overleden patiënt in geval van een testamentaire betwisting.

1°/ De toegang van de erfgenamen tot persoonsgegevens betreffende de gezondheid van een overleden persoon wordt geregeld door artikel 9, §4, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, die aan de naasten(1) een onrechtstreeks recht op inzage geeft, onder bepaalde voorwaarden:

- de patiënt heeft zich tijdens zijn leven niet verzet tegen dergelijke inzage,
- de vraag dient uit te gaan van een naaste bedoeld in de wet,
- de vraag dient voldoende gemotiveerd en gespecificeerd te zijn,
- de toegang is onrechtstreeks, via een door de verzoeker aangewezen beroepsbeoefenaar.

Wanneer de patiënt aan de arts zijn verzet te kennen geeft tegen de raadpleging van een deel of het geheel van zijn medisch dossier na zijn overlijden, dient deze laatste dit te noteren in het medisch dossier met aanwijzing van de datum. De patiënt kan zich slechts geldig verzet hebben tegen de post mortem raadpleging als hij op het ogenblik van het verzet nog bekwaam was zijn patiëntenrechten uit te oefenen.

In geval van toegang tot het dossier van de overleden patiënt is deze beperkt tot de elementen van het dossier die relevant zijn met het oog op de door de verzoekers gegeven motivering(2). De gegevens die betrekking hebben op een derde zijn uitgesloten van inzage.

Dit recht op inzage laat niet toe kopie van de elementen van het medisch dossier te verkrijgen.

De nationale raad is van mening dat de arts aangeduid door de naaste om het dossier te raadplegen zelf overtuigd moet zijn dat de aanvraag tot raadpleging "voldoende gemotiveerd en gespecificeerd" is en dat hij over de nodige bekwaamheid beschikt om aan de verzoeker juiste informatie te geven.

Volgens het advies van de federale commissie "Rechten van de patiënt" moet de beroepsbeoefenaar(3) aangeduid door de verzoeker niet noodzakelijk een arts zijn(4). De verzoeker mag niet aanwezig zijn tijdens de uitoefening van het onrechtstreekse inzagerecht door de door hem aangeduide beroepsbeoefenaar(5).

2°/ Terwijl de andere voorwaarden objectief zijn, vereist de voorwaarde dat de vraag voldoende gemotiveerd moet zijn, dat degene die de vraag krijgt de betrokken belangen van eensdeels de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de overleden patiënt, anderdeels de gewettigde belangen van de verzoeker afweegt.

Dit systeem van afweging van de belangen onder de verantwoordelijkheid van de beroepsbeoefenaar is een antwoord van de wetgever op het initiatiefadvies van de commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer(6), die oordeelde dat de systemen die een onbeperkt recht van toegang geven of integendeel geen enkel recht van toegang waarborgen onbillijk zijn.

In geval van testamentaire betwisting is het belang van de verzoeker patrimoniaal, wat op zich de inzage niet uitsluit. De federale commissie "Rechten van de patiënt" vermeldt als voorbeeld van een gewettigd belang een patrimoniaal belang, zoals het zoeken naar de juiste oorzaak van het overlijden om de uitkering van een verzekering te genieten(7).

De afweging door de beroepsbeoefenaar gebeurt geval per geval door het belang van de overleden patiënt naast dat van de verzoeker te leggen om te bepalen welk belang eerst moet beschermd worden

3°/ In zijn advies van 1 september 2007 met als titel ‘Beroepsgeheim en testamentaire betwistingen', tijdschrift van de nationale raad nr. 118, p. 3, raadt de nationale raad elke arts aan overleg te plegen met het bureau van zijn provinciale raad alvorens inzage van het medisch dossier van een overleden patiënt toe te staan in geval van een betwisting van het testament.

De nationale raad handhaaft deze aanbeveling. Ze heeft tot doel de arts te helpen bij zijn beslissing. Alleen de betrokken arts kan beslissen; de provinciale raad heeft niet de bevoegdheid de inzage al dan niet toe te laten.

Deze hulp kan ook nuttig verstrekt worden door elke andere persoon die over een bijzondere bekwaamheid op dit gebied beschikt, met eerbiediging van het medisch geheim (anonimiteit).

4°/ Binnen een ziekenhuisinstelling rijst de vraag of het al dan niet aan de hoofdarts toekomt de inzage in het dossier toe te staan of te weigeren.

In tegenstelling tot zijn voornoemde advies van 1 september 2007, is de nationale raad van mening dat de hoofdarts, gezien zijn verantwoordelijkheden(8), deze beslissing mag nemen na overlegd te hebben met de arts die het dossier opgesteld heeft, althans indien deze laatste nog altijd werkzaam is in de instelling.

5°/ Dit advies vervangt de vroegere adviezen van de nationale raad betreffende dezelfde problematiek.

1.Overeenkomstig artikel 9, § 4, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, zijn de naasten de echtgenoot, de wettelijk samenwonende partner, de partner en de bloedverwanten tot en met de tweede graad van de patiënt.
2.Parl. St., Kamer, 1999-2003, doc. 50K1642/001, p. 35
3.In de zin van artikel 2, 3°, van de wet van 22 augustus betreffende de rechten van de patiënt moet verstaan worden onder beroepsbeoefenaar, de beoefenaar bedoeld in het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen alsmede de beroepsbeoefenaar van een niet-conventionele praktijk bedoeld in de wet van 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen.
4.De nationale raad verwijst ook naar zijn advies van 25 november 2006 met als titel ‘Inzage van het medisch dossier van een overledene door de raadgevende arts van een verzekeringsmaatschappij', tijdschrift van de nationale raad nr. 115, p. 3.
5.Advies van 21 juni 2013 met betrekking tot de modaliteiten voor het onrechtstreekse inzagerecht in het dossier van de overleden patiënt.
6.Advies uit eigen beweging aangaande het toegangsrecht tot medische gegevens van de overledene door nabestaanden (nr. 18/1000 van 25 juni 2000).
7.Advies van 23 juni 2006 betreffende de toegang tot het patiëntendossier door de nabestaanden van een overleden patiënt.
8.Artikel 25 van de wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008