Toxicomanie - Beroepsgeheim
Toxicomanie ‑ Beroepsgeheim
De Nationale Raad heeft op 24 maart 1990 (Tijdschrift nr. 48, blz. 30) een advies uitgebracht aangaande een omzendbrief van een Provinciale geneeskundige commissie. Laatste verzocht de geneesheren die regelmatig aan een patiënt verdovende of psychotropische middelen voorschrijven, om de Provinciale geneeskundige commissie schriftelijk de namen en adressen te bezorgen van de begunstigden van deze voorschriften. De Nationale Raad heeft geoordeeld dat dit initiatief "niet strookt met de deontologie inzake het beroepsgeheim".
De Provinciale Raad die de Nationale Raad om advies verzocht had, zendt hem een nota die uitgaat van de juridische dienst van het Ministerie van Volksgezondheid en Leefmilieu. De betrokken Provinciale geneeskundige commissie had deze dienst eerder om advies verzocht.
Nadat de wetgeving betreffende de verdovende en psychotropische middelen in herinnering gebracht wordt, luidt het slot van de nota als volgt: "Het behoort derhalve tot de opdracht van de afgevaardigde geneesheer ‑ en dus niet van de geneeskundige commissie als dusdanig ‑ met bijstand van de inspekteur der apotheken, de gevallen van onverantwoord voorschrijven of aankopen van de bedoelde middelen en stoffen op te sporen. De mededeling van namen en adressen van patiënten lijkt onontbeerlijk om het door de wet voorziene toezicht mogelijk te maken. In de mate dat de identiteit wordt doorgegeven aan personen die eveneens tot (medische) geheimhouding verplicht zijn kan er bezwaarlijk sprake zijn van een schending van het beroepsgeheim".
Nadat de raadsleden kennis genomen hebben van deze nota en van een nota van de Studiedienst van de Raad, ontstaat er een gedachtenwisseling.
Er wordt opgemerkt dat de inspekteurs der apotheken het razend druk hebben en moeilijkheden ondervinden bij de vervulling van hun taken. Het probleem met betrekking tot de behandeling van de verslaafden is niet opgelost. Het beroepsgeheim mag echter alleen tussen geneesheren gedeeld worden voor zover de zorgen dit vergen.
De Raad stelt voor een brief te zenden naar de Minister van Volksgezondheid om hem te wijzen op de omstandigheden waarin de kontrole op het gebruik van verdovende middelen uitgevoerd wordt. Voorts zal hij in die brief zijn voeger advies betreffende de eerbiediging van het beroepsgeheim, bevestigen.
Brief aan Minister BUSQUIN:
De Nationale Raad werd herhaaldelijk verzocht zijn advies uit te brengen aangaande het voorstel dat zekere Provinciale geneeskundige commissies aan de geneesheren gedaan hebben. Dit voorstel bestaat erin de identiteit mede te delen van de personen aan wie zij verdovende of psychotropische geneesmiddelen voorschrijven.
Dit voorstel voldoet niet aan de eisen van de medische deontologie inzake het beroepsgeheim.
De Nationale Raad is zich echter bewust van de ernstige moeilijkheden waarmee de Provinciale geneeskundige commissies gekonfronteerd worden bij de uitvoering van hun opdracht.
Uit de wetgeving betreffende de verdovende en psychotropische geneesmiddelen blijkt dat "buiten de officieren van de gerechtelijke politie, de inspecteurs der apotheken en de afgevaardigden van de Provinciale geneeskundige commissie moeten waken over de toepassing van de bepalingen van de wet van 24 februari 1921 en van de voor dezer uitvoering genomen besluiten".
Deze kontrole blijkt onvoldoende te zijn, gelet op het ontoereikend aantal inspecteurs der apotheken.
Advies van de Nationale Raad:
De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 15 september 1990 kennis genomen van de brief van de Provinciale Geneeskundige Commissie van West-Vlaanderen met betrekking tot haar omzendbrief in verband met verslaving aan verdovende middelen en bepaalde psychotropische geneesmiddelen.
U zal, als bijlage, een kopie vinden van de briefwisseling.
De Nationale Raad blijft bij zijn standpunt dat uiteengezet werd in de brief van 28 maart 1990.
De mededeling aan de afgevaardigde geneesheer of de inspekteur van de apotheken van de Provinciale geneeskundige commissie, zoals voorzien in de laatste zin van het advies van de juridische dienst van het Ministerie van Volksgezondheid is in strijd met het beroepsgeheim.
Mag ik U vragen ons standpunt aan de Provinciale geneeskundige commissie over te maken ?