keyboard_arrow_right
Deontologie

Toxicomanie - Provinciale geneeskundige commissie - Beroepsgeheim

Toxicomanie ‑ Provinciale geneeskundige commissie
Beroepsgeheim

De Nationale Raad, die hierom verzocht werd door een Provinciale Raad, heeft in zijn zittingen van januari en februari de discussie op gang gebracht in verband met een omzendbrief van een Provinciale geneeskundige commissie.

Laatste spoorde de geneesheren die regelmatig aan een patiënt verdovende of psychotropische middelen voorschrijven aan, om de Provinciale geneeskundige commissie schriftelijk de namen en de adressen te doen geworden van de begunstigden van deze voorschriften (zie hierboven pag. 21).

De Provinciale Raad van de Orde meent dat het beroepsgeheim geschonden dreigt te worden.
De leden van de Raad hebben kennis genomen van de wetsteksten, van de voorgaande adviezen van de Provinciale Raden van de Orde en van de Nationale Raad, alsmede van de studie die een raadsheer aan het probleem gewijd heeft.

De discussie binnen de Raad heeft vooral betrekking op de eerbiediging van het beroepsgeheim en op de gevaren voor een alleenstaande arts die de behandeling van een toxicomaan op zich neemt.

Advies van de Nationale Raad:

De Nationale Raad heeft in zijn vergaderingen van 20 januari, 17 februari en 24 maart 1990 kennis genomen van uw brief van 29 november 1989 met betrekking tot de eventuele schending van het beroepsgeheim door de omzendbrief van de Provinciale geneeskundige commissie van september 1989.

De Nationale Raad kan zich aansluiten bij uw mening dat het voorstel aan alle geneesheren van West‑Vlaanderen om de identificatie mee te delen van de personen aan wie ze verdovende of psychotropische geneesmiddelen voorschrijven, niet strookt met de deontologie inzake het beroepsgeheim.

De Nationale Raad acht het nuttig te verwijzen naar de circulaire van de Provinciale Raad van Henegouwen welke hij op 18 oktober 1986 heeft goedgekeurd, alsook naar zijn advies van 16 januari 1988 over toxicomanie.