keyboard_arrow_right
Deontologie

Tuchtzaken - Plaatsopneming door het Parket

Tuchtzaken ‑ Plaatsopneming door het Parket

Naar aanleiding van een plaatsopneming door het Parket in de kantoren van een provinciale raad, wordt de vraag gesteld naar de regelmatigheid van bandopnamen van verhoren en de bewaring ervan.

De Nationale Raad besprak deze aangelegenheid op zijn vergadering van 15 november 1986.
Een arts had bij het Parket klacht ingediend omdat het verslag van zijn verhoor voor de raad van de Orde volgens hem niet strookte met de bandopname ervan. Bij de plaatsopneming wenste het Parket de betwiste bandopnamen in beslag te nemen. De bandopnamen waren evenwel reeds uitgewist. Deze niet‑verplichte opnamen worden namelijk slechts voor de duur van de behandeling van de zaak bewaard.

Advies van de Nationale Raad:

De Nationale Raad is de mening toegedaan dat een plaatsopneming door het Parket in de kantoren van de provinciale raad slechts kan gebeuren voor zover de betrokken voorzitter er voorafgaandelijk van in kennis wordt gesteld dat het Parket een huiszoeking zal uitvoeren. Bij elke plaatsopneming hoort de provinciale raad te wijzen op de principes die ter zake moeten worden nageleefd.

Voor wat betreft de verzegeling van het persoonlijk dossier van de in uw brief vermelde arts, komt het U toe om de onderzoeksrechter te vragen in uw aanwezigheid de zegels te lichten.

Voor wat ten slotte de bandopname van verhoren aangaat, meent de Nationale Raad dat aangezien deze opnamen niet verplicht zijn, het aan de provinciale raad toekomt te oordelen of de cassettes al dan niet moeten worden bewaard of op een gegeven ogenblik moeten worden uitgewist.