Vermelding van de diagnose op de voorschriften
Vermelding van de diagnose op voorschriften
In zijn vergadering van 16 maart 1991 heeft de Nationale Raad kennis genomen van het protest dat enkele geneesheren geuit hadden omdat zij verplicht werden de diagnose van de aandoening te vermelden op de voorschriften opdat bepaalde geneesmiddelen (Zovirax) terugbetaald zouden worden.
De Nationale Raad heeft de algemeen directeur van het RIZIV erop gewezen dat die verplichting een schending van het medisch beroepsgeheim uitmaakt.
In zijn antwoord op de protestbrief van de Nationale Raad heeft de algemeen directeur van het RIZIV de Nationale Raad medegedeeld welke wijzigingen aan deze reglementering aangebracht zullen worden en hem verzocht eventuele voorstellen te formuleren. Naar aanleiding van dit antwoord heeft de Raad een Commissie opgesteld die gelast werd dit probleem te bestuderen.
De heer CLAPUYT, apotheker‑directeur van de farmaceutische afdeling van het RIZIV, heeft een zeer opbouwend gesprek gevoerd met de bovenvermelde commissie.
Ter afronding van de werkzaamheden van de Commissie heeft het Bureau een ontwerpantwoord aan het RIZIV opgesteld. Dit ontwerp, waarin verschillende voorstellen geformuleerd worden, wordt goedgekeurd door de Raad.
Brief aan de heer Apotheker CLAPUYT van het RIZIV:
Wij wensen u hartelijk te danken voor uw bereidwillige medewerking aan de werkzaamheden van onze Commissie die binnen de Nationale Raad van de Orde der geneesheren opgericht werd aangaande de regels die uitgewerkt dienen te worden in verband met de terugbetalingsmodaliteiten van de farmaceutische verstrekkingen.
De Nationale Raad werd initieel belast met enkele klachten aangaande de niet‑eerbiediging van het medisch geheim bij het voorschrijven van bepaalde vormen van Zovirax en bij de terugbetalingsmodaliteiten ervan.
Zoals ons door u duidelijk uiteengezet werd, dient bij dit probleem rekening gehouden te worden met verschillende gegevens:
- de geneesmiddelen worden alsmaar duurder;
- het budget van de Sociale Zekerheid is beperkt, waardoor men medische voorwaarden moet vaststellen voor een tegemoetkoming in de kosten van bepaalde geneesmiddelen;
- door de hoge prijs van bepaalde geneesmiddelen is de patiënt niet in staat de gehele som vooruit te betalen en te wachten op de terugbetaling door de verzekeringsinstelling overeenkomstig de vastgestelde medische voorwaarden;
- in een aantal gevallen rechtvaardigt het medisch spoedeisend karakter dat het geneesmiddel onverwijld verkregen en verstrekt wordt en dus niet langs het huidig "administratief circuit" kan gaan;
- de adviserende geneesheren van de verzekeringsinstellingen inzake de ziekte‑en invaliditeitsverzekering moeten de mogelijkheid hebben na te gaan en te controleren of de criteria voor de terugbetaling van de geneesmiddelen geëerbiedigd werden;
- de apotheker die het geneesmiddel verstrekt moet weten welk bedrag hij aan de patiënt moet vragen.
Het huidige systeem verplicht de patiënt in spoedgevallen de totale prijs te betalen en te wachten op de terugbetaling van de som die de verzekeringsinstelling voor haar rekening neemt. Hierdoor wordt hij vaak verplicht "mee te werken" aan het administratieve verloop.
In de niet‑dringende gevallen moet hij zijn verzekeringsinstelling voorafgaandelijk om toestemming verzoeken.
De Technische raad voor farmaceutische specialiteiten stelt voor om voor de geneesmiddelen die opgenomen zijn in hoofdstuk IV van bijlage I bij het Koninklijk Besluit van 1 september 1980 een versoepeling in te voeren die zou leiden tot de veralgemeende toepassing van het systeem van de derde betaler. De voorschrijvende geneesheer zou hiertoe op het voorschrift dat bestemd is voor de apotheker het nomenclatuurnummer dienen in te vullen dat overeenstemt met de diagnose of een therapeutische indicatie. Op die manier zou de apotheker weten of de terugbetaling toegestaan is.
Deze nomenclatuur zou niet alle grote diagnostische klassen bevatten maar zou toch in bepaalde gevallen specifiek genoeg moeten zijn. De tussenpersonen zouden aldus de diagnose niet "officieel" kennen terwijl de apotheker wel in staat zou zijn om ze te bepalen aan de hand van de nomenclatuur.
De Commissie van de Nationale Raad vindt deze zienswijze niet adequaat om de volgende redenen:
1‑ het medisch geheim, waardoor de geneesheer gebonden is, is van openbare orde; noch de verklaring van de patiënt noch zijn overlijden kunnen de geneesheer ontslaan van zijn verplichting.
2‑ De geneesheer mag het geheim enkel delen met de geneesheren die actief betrokken zijn bij de diagnose en de behandeling van de patiënt.
De geneesheer moet een effectief gezag uitoefenen over het personeel van zijn dienst (of de assistent) op medisch gebied, in het bijzonder teneinde hen te verplichten het medisch geheim waarvan hij de houder en de verantwoordelijke is, na te leven.
3‑ De "wettelijke en deontologische uitzonderingen" bepalen, in het kader van de wetgeving op de ziekte‑ en invaliditeitsverzekering, dat aan de geneesheren‑inspecteurs van de dienst voor geneeskundige controle van het RIZIV en aan de geneesheren‑adviseurs van verzekeringsinstellingen tegen ziekte en invaliditeit inlichtingen en gegevens betreffende de patiënt verstrekt mogen worden, in zoverre zij binnen de perken van hun controleopdrachten blijven.
Deze geneesheren zijn gebonden door het beroepsgeheim en zijn ingeschreven bij de Orde; dit feit wordt duidelijk bepaald in hun contract (zij delen enkel hun beslissing mede en niet de beweegredenen); dit verklaart de huidige werking van de relaties behandelende geneesheren/geneesheren‑adviseurs van de ziekenfondsen en geneesheren‑inspecteurs van het RIZIV). De naleving van het medisch geheim wordt reeds heel wat jaren unaniem erkend.
4‑ De apotheker en zijn assistenten zijn niet gebonden door het medisch geheim en mogen het niet delen aangezien zij niet actief betrokken zijn bij de diagnose en behandeling van de patiënt. De apothekers hebben zeker een beroepsgeheim, maar het is specifiek.
Indien de apotheker door een "logische deductie", aan de hand van het geneesmiddel bijvoorbeeld, achterhaalt om welke diagnose het gaat, moet hij deze geheim houden op grond van zijn hoedanigheid, maar het medisch geheim deelt hij niet. Een nomenclatuur die ook maar een beetje gedetailleerd of specifiek is (zie ZOVIRAX bijvoorbeeld) zal tot gevolg hebben dat het nomenclatuurnummer onmiddellijk met een bepaalde diagnose geassocieerd wordt.
Ons baserend op de documenten voor de aangifte van overlijden, stellen wij de volgende oplossing voor:
‑ het voorschrift zou uit twee aan elkaar gehechte delen bestaan:
- het klassieke voorschrift voor de apotheker;
- een donker gedeelte (zwart vlak), gesloten en verwijderbaar, waarop het volgende vermeld zou worden:
aan de buitenkant: de naam van de patiënt en zijn gegevens met betrekking tot de sociale verzekering, de naam van de voorschrijvende geneesheer, adres en nummer van het RIZIV en het adres van de geneesheeradviseur voor wie dit gedeelte van het document bestemd is. Dit gedeelte zou tevens ingedeeld kunnen worden in verschillende vakjes (A, B, C) overeenkomstig de verschillende door de voorschrijvende geneesheer vast te stellen modaliteiten voor de terugbetaling van het geneesmiddel.
aan de binnenkant: alle medische gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van het terugbetalingstarief van het geneesmiddel, met inbegrip van de datum en het overzicht van de nodige technische handelingen.
Op die manier zou de apotheker weten welke soort terugbetaling hij dient toe te passen voor het geneesmiddel en dit zonder het medisch geheim te delen (doch nog steeds gebonden door zijn eigen beroepsgeheim, met inbegrip van wat hij verneemt door zijn intelligente deducties); de patiënt zou onmiddellijk en zonder verwijl een beroep kunnen doen op het systeem van de derde betaler en de geneesheer‑adviseur zou dadelijk beschikken over de gegevens die hij nodig heeft om het terugbetalingstarief vast te stellen en om een controle te kunnen uitoefenen.
Deze handelwijze zou het medisch geheim eerbiedigen en valt volgens ons goed te realiseren.
De eerste bekommernis van de Nationale Raad van de Orde der geneesheren is steeds de verdediging van de geneeskundige plichtenleer en van haar principes, teneinde de patiënt een absolute eerbiediging van de menselijke persoon en een kwalitatieve geneeskunde te waarborgen, hierbij oog hebbend voor het belang van de inspanningen van de ganse gemeenschap.
Het zou ons ten zeerste verheugen indien u ons op uw beurt in kennis zou willen stellen van uw adviezen en beslissingen.