keyboard_arrow_right
Deontologie

Vluchtelingen – Genitale verminking – Beroepsgeheim

Voor de toekenning van het statuut van vluchteling verzoekt men artsen een modelformulier in te vullen waarop gevoelige informatie staat en dat aan de administratie van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen dient te worden bezorgd.
Aan de Nationale Raad wordt gevraagd de deontologische plichten betreffende deze en soortgelijke vragen uit te klaren.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 5 juni 2010 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren de procedure onderzocht die het, krachtens de bepalingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, mogelijk maakt dat het statuut van vluchteling wordt toegekend aan personen die daden van vervolging van "genderspecifieke aard" ondergaan of het risico lopen deze te ondergaan.

Zoals vermeld in de memorie van toelichting kan hieronder ook de genitale verminking worden bedoeld.

Sinds 2007 wordt, zeker voor bepaalde nationaliteiten, een belangrijk aantal asielaanvragen gemotiveerd door een dreigende genitale verminking in het land van herkomst. De ervaring heeft echter geleerd dat de toekenning van het statuut van vluchteling niet automatisch uitsluit dat het meisje alsnog een genitale verminking zou ondergaan op het Europese grondgebied of nog tijdens een verblijf in het land van herkomst.

Aan het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) werd de bevoegdheid toegekend na te gaan of de omstandigheden die geleid hebben tot de toekenning van het statuut van vluchteling pertinent blijven.

Hiervoor heeft het CGVS een controleprocedure uitgewerkt, waarbij de fysieke integriteit wordt opgevolgd van vluchtelingen die asiel bekomen hebben wegens dreigende genitale verminking. Deze asielhoudsters worden jaarlijks uitgenodigd een geneeskundig onderzoek te ondergaan. Een niet-restrictieve lijst van artsen die vertrouwd zijn met deze problematiek wordt aangeboden. De zo geraadpleegde arts vult een voorgedrukt medisch certificaat in waaruit de afwezigheid van of het type genitale verminking blijkt, en ondertekent dit. Dit document dient door de vluchtelinge aan de administratie van het CGVS te worden overgemaakt. Hier wordt het dossier behandeld door een persoon die vertrouwd is met de betreffende problematiek en die op basis van de overhandigde stukken oordeelt of letsels van verminking afwezig zijn en of het statuut van vluchtelinge kan worden verlengd. De stukken worden aan het asieldossier van de ouder(s) toegevoegd.

***

De Nationale Raad meent dat het doorgeven van deze gevoelige gegevens aan een niet-arts van de administratie niet kan en evenmin nodig is. Het medisch dossier, de schetsen of de fotografische documentatie dienen onder de verantwoordelijkheid van de in deze procedure geraadpleegde artsen te worden bewaard. Deze artsen hoeven aan het CGVS niet meer mee te delen dan wat voor het doel van dit medisch onderzoek strikt noodzakelijk is, namelijk de loutere gevolgtrekking dat aan de voorwaarde voor verder asiel al dan niet is voldaan. Nadere informatie kan alleen worden gegeven indien en voor zover dat absoluut noodzakelijk is om de conclusie voor de administratie begrijpelijk en hanteerbaar te maken.

De Nationale Raad wijst er ook op dat het inzagerecht van het medisch dossier in deze context delicaat kan zijn en, rekening houdend met artikel 15, § 1, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, een specifieke regeling vergt.

De Nationale Raad meent verder dat het nuttig is de criteria te bepalen waarop "artsen vertrouwd met de problematiek van genitale verminking" worden geselecteerd, aan deze artsen een statuut te geven en een lijst op te maken van artsen die voldoende keuze geeft aan de patiënt en zijn familie.